35 884 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021 (Negende incidentele suppletoire begroting)

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 19 oktober 2021

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 23 september 2021 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 15 oktober 2021 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Krijger

Vraag 1:

Geldt het beroep op artikel 2.27 Comptabiliteitswet voor alle in de Negende incidentele suppletoire begroting opgenomen maatregelen? Zo nee, voor welke maatregelen wel?

Antwoord:

Ja, voor alle genoemde maatregelen in de Negende incidentele suppletoire begroting (ISB9) is een beroep gedaan op artikel 2.27 lid 2 Comptabiliteitswet (CW). Het Kabinet acht het ten aanzien van het coronabeleid noodzakelijk nieuw beleid te kunnen inzetten nadat het parlement is geïnformeerd, maar kan niet worden gewacht tot autorisatie. Over de afzonderlijke uitgaven wordt u geïnformeerd via een ISB en ook door middel van de Stand van zaken brieven. Voor de Negende incidentele suppletoire begroting gaat het om de Stand van zaken brief COVID-19 van 11 mei 2021 (Kamerstukken II, 2020/21, 25 295, nr. 1179), de Stand van zaken brief COVID-19 van 18 juni 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1241) en de Stand van zaken brief COVID-19 van 6 juli 2021 met kenmerk 3221455-1012165-PDC. In die brieven is ook de spoedeisendheid van de maatregelen aangegeven in die zin dat de maatregelen moeten worden gestart alvorens beide Kamers in de gelegenheid zijn om de desbetreffende uitgaven te autoriseren.

Vraag 2:

Vanwege het spoedeisende karakter van de maatregelen wordt een beroep gedaan op de uitzondering uit artikel 2.27 Comptabiliteitswet, geldt deze uitzondering voor alle maatregelen in de begroting?

Antwoord:

Zie mijn antwoord op vraag 1.

Vraag 3:

Kunt u de spoedeisendheid van de niet-covid gerelateerde maatregelen uit de Negende incidentele suppletoire begroting nader toelichten, in het licht van het beroep op artikel 2.27 Comptabiliteitswet?

Antwoord:

De niet covid gerelateerde maatregelen zijn opgenomen omdat het Rijk zich genoodzaakt ziet om voor deze maatregelen reeds verplichtingen aan te gaan nadat het parlement vooraf is geïnformeerd, maar niet gewacht wordt voor autorisatie vanuit het parlement. Het betreft activiteiten die vóór het najaar 2021 tot uitvoering moesten komen. Het betreft bijvoorbeeld het verstrekken van een opdracht aan ZonMW om onderzoek te doen naar de corona pandemie (mutatie gezondheidsonderzoek rampen). Dit gelet op dat de uitvoering al voor het najaar 2021 moest plaatvinden. Het betreft hier de volgende posten:

Mutatie

Bedrag 2021

Bedrag 2022

Bedrag 2023

Bedrag 2024

Bedrag 2025

Subsidiering Grozzerdammen Health-Holland

1.200

0

0

0

0

Opdrachten digivaardig en andere kleine opdrachten, continuering van beleid

100

0

0

0

0

Overlopende verplichtingen IenZ uit 2020 (niet meegenomen bij EJM)

400

0

0

0

0

Uitvoering lerende evaluatie programma IenZ

90

0

0

0

0

Invulling motie Diertens: vaccinatiegegevens in PGO

50

0

0

0

0

Transactiegerichte GDI-voorzieningen 2020 en 2021 (DigiD)

2.421

0

0

0

0

Opdrachten t.a.v. identificatie en authenticatie in de zorg

1.600

0

0

0

0

Externe inhuur

163

0

0

0

0

Personeel NC-19

270

0

0

0

0

Bijdrage SSO's: kosten overhead, ondersteuning nav parlemetaire enquete via Doc-direct

887

0

0

0

0

Overig materieel: NSOB, onderzoeken nav 2de, 3de golf

1.584

0

0

0

0

Informatiehuishouding VWS

4.605

0

0

0

0

ICT ondersteuning

1.028

0

0

0

0

Leasekosten, Biocheck en verlening inzet HSK hulplijn

70

0

0

0

0

Gegevensuitwisseling

2.100

0

0

0

0

Cyber bewustwording

1.000

500

500

0

0

DICIO medewerkers Wetenschappelijk Onderzoek Covid-19

520

0

0

0

0

SVB pgb uitvoering

943

0

0

0

0

Gezondheidsonderzoek rampen

1.493

8.635

5.266

3.670

2.044

Ijklijn

         

dekking Activiteiten preventie zorgverzekeringsstelsel

– 900

0

0

0

0

Activiteiten preventie zorgverzekeringsstelsel

900

0

0

0

0

           

Totaal

20.524

9.135

5.766

3.670

2.044

           

Dekking

         

Totaal dekking uit prijsbijstelling

– 15.899

– 15.109

-9.735

-396

0

Vraag 4:

Kunt u de spoedeisendheid van de niet-covid gerelateerde maatregelen uit deze Negen Negende incidentele suppletoire begroting nader toelichten?

Antwoord:

Zie mijn antwoord op vraag 3.

Vraag 5:

Waarom is ook bij de niet-corona gerelateerde uitgaven een beroep gedaan op artikel 2.27 Comptabiliteitswet? Waarom is hier sprake van spoedeisendheid?

Antwoord:

Zie mijn antwoord op vraag 3.

Vraag 6:

Was de verlenging van het Landelijk Coördinatiepunt Patiëntenspreiding (LCPS) al een half jaar geleden te verwachten? Zo ja, waarom is bij deze uitgaven dan een beroep gedaan op artikel 2.27 Comptabiliteitswet?

Antwoord:

De ontwikkeling van de covid crisis is onvoorspelbaar. Een half jaar geleden was nog niet volledig duidelijk of het LCPS nog nodig zou zijn voor het verspreiden van patiënten. Er is daarom besloten om een overeenkomst te sluiten voor een half jaar. De financiering voor het LCPS was daarmee tot en met de zomer van 2021 geregeld. Om ervoor te zorgen dat het LCPS haar activiteiten kan doorzetten en gegeven dat er nog steeds noodzaak hiervoor was, was een incidentele suppletoire begroting noodzakelijk om de overeenkomst tijdig te verlengen. Om aansluitend ook de uitvoering te kunnen laten beginnen heb ik besloten hierbij een beroep te doen op artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet.

Vraag 7:

Kunt u uiteenzetten op welke onderdelen van deze incidentele suppletoire begroting u gebruikt maakt van artikel 2.27 Comptabiliteitswet? Indien u gebruik maakt van alle artikelen, kunt u dan nader toelichten waarom alle uitgaven spoedeisend van karakter zijn?

Antwoord:

Zie mijn antwoord op vragen 1 en 3. In aanvulling op de gegeven antwoorden daar, worden in de ISB op diverse artikelen mutaties aangekondigd. Dit hangt samen met de vormgeving van de begrotingsstukken en indeling naar de verschillende artikelen. Het Ministerie van VWS heeft er niet voor gekozen om een apart artikel te maken voor covid, maar binnen de huidige artikelen in de financiële administratie een onderscheid te maken tussen covid en non covid. Dit maakt dat u ziet dat er voor meerdere artikelen, vanuit de beheersing van corona, mutaties worden gedaan onder verwijzing naar artikel 2.27, tweede lid, CW.

Vraag 8:

Wat heeft u de afgelopen periode naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer over de verantwoording over 2020 geleerd over de inzet van artikel 2.27 Comptabiliteitswet?1 Bent u terughoudender geworden?

Antwoord:

Aan het rapport van de Algemene Rekenkamer heb ik gevolg gegeven door uw Kamer en ook de Eerste Kamer telkens tijdig te informeren over nieuw beleid. Dit om begrotingsonrechtmatigheden te voorkomen en aansluit bij het informatie- en budgetrecht van het parlement. Dit sluit aan bij artikel 2.27 CW. In dit artikel is ook de mogelijkheid opgenomen, onder het tweede lid, om vooruitlopend op autorisatie vanuit het Rijk verplichtingen aan te kunnen gaan. Dit vraagt evenwel een zorgvuldige afweging. Voor corona speelt echter ook dat niet altijd gewacht kan worden op autorisatie van het parlement, juist omdat de inzet is om het virus te beheersen. Gelet op het budgetrecht wordt uw Kamer hierover vooruitlopend op het aangaan van een verplichting, geïnformeerd door middel van een incidentele suppletoire begroting.

Vraag 9:

Kunt u toelichten hoe en wanneer de garantieregelingen voor analysecapaciteit en voor testmateriaal zullen worden geëvalueerd, nu het einde van deze garantieregelingen in zicht komt?

Antwoord:

De garantieregeling verloopt inderdaad 31 december 2021. Echter afwikkeling van de garantieovereenkomsten voor PCR-gebruiksartikelen heeft voor het grootste deel reeds plaatsgevonden. Met de aanbesteding van NAAT-analysecapaciteit zal ook hier niet langer sprake zijn van garantieovereenkomsten. Evaluatie van deze overeenkomsten vindt plaats binnen een bredere beschouwing van de test- en traceerketen die thans loopt.

Vraag 10:

Kunt u nader toelichten waarom u de Stichting open Nederland geen premie vraagt voor de garantstelling van het Ministerie van VWS, die immers vergelijkbaar en aanvullend is op een normale bestuursaansprakelijkheidsverzekering?

Antwoord:

De garantstelling voor Stichting Open Nederland volgt uit de opdracht die het Ministerie van VWS haar heeft gegeven. Indien een premie gevraagd zou worden, zou dit betaald worden vanuit de middelen van de opdracht waarmee VWS in feite de premie aan zichzelf zou betalen. Stichting Open Nederland heeft een normale bestuursaansprakelijkheidsverzekering afgesloten waarvoor zij een premie betaald. De garantstelling is in aanvulling hierop afgegeven.

Vraag 11:

U verlengt garantieregelingen voor testmaterialen en analysecapaciteit, en stelt zich deels garant voor bestuursaansprakelijkheid van de Stichting open Nederland, wanneer worden deze geëvalueerd?

Antwoord:

Afwikkeling van de garantieovereenkomsten voor PCR-gebruiksartikelen heeft voor het grootste deel reeds plaatsgevonden. Met de aanbesteding van NAAT-analysecapaciteit zal ook hier niet langer sprake zijn van garantieovereenkomsten. Evaluatie van deze overeenkomsten vindt plaats binnen een bredere beschouwing van de test- en traceerketen die thans loopt, in voorbereiding op de volgende fase van de bestrijding van het coronavirus. Er bestaan voorlopig nog geen plannen om de garantieregeling voor de bestuursaansprakelijkheid van de Stichting Open Nederland te evalueren.

Vraag 12:

Waarom kon deze begrotingswijziging niet eerder naar de Kamer worden gestuurd, maar pas net aan het begin van het zomerreces?

Antwoord:

Deze begrotingswijziging bevat besluiten die in de ministerraad van 9 juli zijn geformaliseerd.

Vraag 13:

Welke van de uitgaven binnen deze incidentele suppletoire begroting waren reeds een half jaar geleden voorzien of reeds te verwachten?

Antwoord:

De incidentele begrotingen zijn primair bedoelt voor de uitgaven die niet eerder voorzien hadden kunnen worden. Wanneer de uitgaven voorzien waren geweest hadden deze kunnen landen in een regulier begrotingsstuk (respectievelijk de ontwerpbegroting, en eerste en tweede suppletoire begrotingen). In de voorliggende incidentele begroting zijn drie categorieën uitgaven te onderscheiden: (1) nieuw beleid wat niet eerder voorzien was, (2) uitgaven die al in beeld waren maar waarvan de uitvoeringsopties en de hoogte nog niet bekend waren, en (3) lopende zaken waar veranderingen in optreden en die bij constatering aan uw Kamer gemeld worden.

  • (1) Nieuw beleid: testen spoor 2a, brede inzet zelftesten, Suriname, toetsingskader bestuurlijke aansprakelijkheid Stichting Open Nederland;

  • (2) Bekend maar uitvoering en hoogte benodigde middelen pas bekend voor de ISB en afhankelijk van de ontwikkeling van het virus: GGD-GHOR, testen COVID-19, testen niet GGD-teststraten, kiemsurveillance;

  • (3) Lopend beleid met verandering: Kasschuif innovatieve behandeling, BTW intravacc, garantstellingen Analysecapaciteit en Testmaterialen, verlenging C-support.

Vraag 14:

Kunt u nader toelichten wat de uitgaven «Afrekening Corona DigiD tikken» betreffen en uiteenzetten waar deze uit bestaan?

Antwoord:

De beheer- en exploitatiekosten voor het gebruik van DigiD worden sinds 2018 doorbelast aan de gebruiker. Het Ministerie van VWS als gebruiker financiert deze kosten centraal voor de zorg. Het gebruik van DigiD was in 2020 hoger dan voorzien. Dit als gevolg van de coronapandemie. Zo wordt DigiD gebruikt voor het maken van afspraken om burgers te laten testen op corona, het inzien door burgers van uitslagen van deze testen en het maken van vaccinatieafspraken. In 2020 heeft de GGD GHOR als uitvoerende partij namens VWS in totaal van 28,5 miljoen corona-gerelateerde tikken gebruik gemaakt en deze worden afgerekend tegen € 0,138 per tik (tarief 2020). De eindafrekening van het DigiD-gebruik uit 2020 vindt in 2021 plaats.

Vraag 15:

Waarom is de «Afrekening Corona DigiD tikken» van zodanige spoedeisendheid dat deze onder artikel 2.27 Comptabiliteitswet dient te vallen?

Antwoord:

Het gebruik van DigiD was in 2020 hoger dan voorzien, als gevolg van de coronapandemie. Het Ministerie van VWS financiert de kosten en moest de hogere uitgaven betalen. Daarom heb ik het noodzakelijk geacht om deze hogere uitgaven mee te laten lopen met de ISB en zo uw Kamer hier tijdig over te informeren.

Vraag 16:

Hoe zijn de garantieregelingen veranderd na het onderzoek van de Algemene Rekenkamer eind 2020, waarin zij kritisch was over de informatievoorziening over de kostendekkendheid van de regelingen?

Antwoord:

Bij de drie garantieregelingen die in deze 9e incidentele suppletoire begroting zijn opgenomen, worden geen premies gevraagd. Er wordt aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer wel bezien of garanties noodzakelijk zijn. Voor testmaterialen en testen worden daarom ook de garanties niet verlengd.

Vraag 17:

Wat is de rol van de Minister van Financiën op deze garantieregelingen, omdat hij heeft toegezegd ambtsgenoten erop te wijzen dat garantieregelingen die samenhangen met de coronacrisis geëvalueerd behoren te worden?

Antwoord:

Het Ministerie van Financiën is voorafgaand aan het verlenen van de garantieregelingen betrokken en beoordelen de garantieregelingen en de toetsingskaders. Bij deze beoordeling is ook aan bod gekomen of en hoe de garantieregeling geëvalueerd dienen te worden. Voor de toetsingskaders Analysematerialen en Testcapaciteit geldt dat nog nader bepaald dient te worden hoe de evaluatie van de noodmaatregelen in de COVID-19 crisis vorm krijgt. Het toetsingskader aangaande de garantieregeling voor de bestuursaansprakelijkheid van de Stichting Open Nederland wordt middels de reguliere verantwoordingscyclus van VWS geëvalueerd.

Vraag 18:

Kunt u nader specificeren – hoofdstuk, paragraaf en/of paginanummer – waar in de drie Kamerbrieven, waarnaar in de aanbiedingsbrief bij de Negende incidentele suppletoire begroting wordt verwezen, de Kamer is geïnformeerd over de in deze Negende incidentele suppletoire begroting opgenomen maatregelen?

Antwoord:

Maatregelen

Pag. brief 11 mei

Pag. brief 18 juni

Pagina brief 6 juli

GGD-GHOR

41

 

33

Testen COVD-19

35 e.v.

63 e.v.

4–5, 12–13

Testen niet GGD-teststraten

25–26

10 en 26

Testen spoor 2a

25 e.v.

65–68

23–26; 33–34

Brede inzet zelftesten

3, 5, 27–33

63–64, 67–69

9–10, 23–26

Kiemsurveillance

34–36

38, 41

10–13

Informatiebeleid

81–82

28–32

24, 32–35

Zorg en Welzijn Caribisch Nederland

89–90

100–101

32

Personele uitgaven

461

X Noot
1

Nader toegelicht in mijn brief van 21 juli 2021, met kenmerk 3233572-1013191-WJZ.

Vraag 19:

Het plafond van de garantstelling bij het testen is in de Elfde incidentele suppletoire begroting bijgesteld, wat is hiervan het gevolg voor de onderhavige incidentele suppletoire begroting?

Antwoord:

Het plafond dat in de 11e incidentele suppletoire begroting is bijgesteld overschrijft de bijstelling die in de onderhavige (9e) incidentele suppletoire begroting is gemeld. Het plafond zoals gemeld in de 11e incidentele suppletoire begroting wordt dus gehanteerd en is het huidige totaalplafond.

Vraag 20:

Hoe is te beoordelen dat de 20 miljoen euro die is uitgegeven aan de zelftestcampagne doelmatig is uitgegeven?

Antwoord:

De doelstelling vooraf was om met de beschikbare middelen de meerwaarde van zelftesten breed onder de aandacht te brengen. Vanuit doelmatigheid is ervoor gekozen om de zelftesten gericht uit te delen aan inkomende reizigers en voor bredere verspreiding een bestelportaal in te richten, zodat de zelftesten alleen verspreid worden naar mensen die er ook behoefte aan hebben.

Vraag 21:

Bent u van mening dat de 20 miljoen euro die is uitgegeven aan de zelftestcampagne doelmatig is uitgegeven?

Antwoord:

Ja, het kabinet is van mening dat deze middelen doelmatig zijn uitgegeven.

Vraag 22:

Kan de Kamer een evaluatie van deze zelftestcampagne verwachten? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze verwachten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

In de stand van zakenbrief Covid-19 van 14 september jl. (Kamerstukken 2020/21, 25 295, nr. 1422). heb ik uw Kamer een uitgebreide update gegeven over het zomeroffensief waar deze drie acties onderdeel van uitmaken. In mijn volgende stand zaken brief Covid-19 zal ik uw Kamer over de eindresultaten informeren.

Vraag 23:

Waarom is er eerder geen rekening gehouden met het feit dat Intravacc BTW-plichtig is? Welke adviezen zijn daar vooraf over gevraagd? Als er geen adviezen zijn gevraagd, waarom niet? Is er dan überhaupt nooit nagedacht over BTW-plichtigheid?

Antwoord:

Over het al dan niet BTW plichtig zijn is advies uit gebracht door Meijburg/KPMG belastingadviseurs. Verkend is of Intravacc, als beleidsdeelneming, op grond van economische, organisatorische en financiële verwevenheid een fiscale eenheid kan vormen met VWS. Het vormen van een fiscale eenheid zou als gevolg hebben dat over de opdrachten van VWS geen BTW hoeft worden berekend. Hierover heeft overleg met de Belastingdienst plaatsgevonden. Omdat er in Nederland geen gevallen bekend zijn van een fiscale eenheid tussen een departement en een staatsdeelneming/BV zou dit een novum zijn. Het zou lange tijd duren om over deze casuïstiek in btw-technische zin overeenstemming te bereiken. Aangezien het bij Intravacc Bv in beginsel om een tijdelijke deelneming gaat is dit geen begaanbare wege gebleken. Met het Ministerie van Financiën is overeenstemming bereikt over compensatie van de af te dragen BTW.

Vraag 24:

In de tweede helft van 2021 is 546 miljoen euro nodig voor de GGD-GHOR, kan er al inzicht gegeven worden in de behoefte in 2022, 2023 en verder? Hoe wordt hier wel aan gewerkt om de toekomstige financiële behoefte van GGD-GHOR in kaart te brengen?

Antwoord:

De financiële behoefte van de GGD-GHOR komt voort uit de werkzaamheden die zij uitvoert in opdracht van het Ministerie van VWS in het kader van de COVID-19 crisis. De werkzaamheden in 2022 worden momenteel in beeld gebracht, waarover u ook reeds in de 11e incidentele suppletoire begroting bent geïnformeerd. Voor de jaren 2023 en verder is het nog niet mogelijk een inschatting te maken omdat dit sterk afhankelijk is van de ontwikkeling van de COVID-19 crisis.

Vraag 25:

Waarom worden de budgetten voor Suriname niet ten laste gebracht van de begrotingen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en/of Buitenlandse Zaken?

Antwoord:

De aanvullende middelen zijn opgenomen op de begroting van VWS aangezien VWS het voortouw heeft genomen voor aanvullende hulp aan Suriname bij de Covid-bestrijding. Een belangrijk onderdeel van de aanvullende hulp is de donatie van Covid vaccins en medische hulpmiddelen. Naast de kosten die hiermee gemoeid zijn heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de transportkosten van de twee zuurstofcontainers en de vliegticketkosten van de Nederlandse medische professionals die ter plekke ondersteuning leveren gedekt vanuit haar begroting. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het afgelopen jaar tevens al eerder twee grote steunpakketten ter waarde van € 6,5 miljoen naar Suriname gestuurd, onder andere bestaande uit persoonlijke beschermingsmiddelen, ventilatoren en medicatie. De hulp aan Suriname is aldus een gezamenlijke inzet van de Ministeries van VWS en BZ.

Vraag 26:

Waaraan worden de middelen voor de COVID-19-gerelateerde zorg binnen het Caribische deel van het Koninkrijk exact uitgegeven, kan hier een nadere precisering van gegeven worden?

Antwoord:

Als gevolg van het aantal besmettingen in het Caribische deel van het Koninkrijk is de inzet van VWS op de ondersteuning van COVID-19-zorg uitgebreid. De middelen a € 27,4 miljoen zijn bestemd voor: 1) de inzet van medische uitzendbureaus van personeel ten behoeve van de COVID IC-capaciteit in de ziekenhuizen (€ 18,5 miljoen), 2) extra zorgkosten van ziekenhuizen voor onder meer geneesmiddelen, testen, spoedvervoer via air-ambulance en voor het onderbrengen van enkele bewoners van de verpleegafdeling van het ziekenhuis op Bonaire in een zorghotel (€ 2,5 miljoen), 3) vervoer van medische uitzendingen naar ziekenhuizen in de regio, logistieke kosten voor persoonlijke beschermingsmiddelen en apparatuur (€ 5,1 miljoen) en 4) financiële ondersteuning van de GGD-en van Bonaire, Saba en Sint Eustatius (BES) bij bron- en contactonderzoek, vaccinatiecampagne en testen (€ 1,3 miljoen).

Vraag 27:

Hoe kan het dat er zo’n grote onderbesteding is (14 miljoen euro) bij de steunmaatregelen voor de sportsector? Is er een analyse gemaakt van de oorzaken (Was het niet nodig? Was het te ingewikkeld? Sloot de regeling niet aan bij de behoefte? Waren de criteria te streng?) en kan die analyse naar de Kamer gestuurd worden? Welke (types) sportvereniging en verhuurders van sportaccommodaties hebben wel gebruik gemaakt van de steun?

Antwoord:

De steunmaatregelen voor de sportsector, die lopen van maart 2020 tot 1 juli 2021, zijn ingericht om mee te ademen met het niveau van beperkende maatregelen en daaruit volgende financiële schade in de sector. Door versoepelingen in de beperkende maatregelen is er door minder instellingen voor lagere bedragen aan steun aangevraagd dan er aan budget beschikbaar is gesteld. De beschikbare budgetten zijn juist ruimer ingericht, om zoveel mogelijk te voorkomen dat bij overvraging van de regelingen de sector minder steun zou krijgen dan nodig. Daardoor ontstaat er een onderbesteding.

Het steunpakket voor de sportsector is benut door een zeer diverse groep aan amateursportorganisaties, van binnen- tot buitensport en van zeer grote tot zeer kleine verenigingen. Ook hebben, voor de Tegemoetkoming Verhuurders Sportaccommodaties Q4 2020, 264 gemeenten, 217 gemeentelijke sportbedrijven en 590 particuliere verhuurders een tegemoetkoming aangevraagd om huur kwijt te schelden aan een groot aantal amateursportorganisaties.

Signalen vanuit de sector en de monitoring door het Mulier Instituut (Monitor Sport en Corona III, 2021) geven een eerste indicatie dat de steunmaatregelen passend waren bij de behoefte vanuit de sector en er zeer goed in zijn geslaagd om de ontstane financiële schade bij amateursportorganisaties en verhuurders van accommodaties te compenseren. In lijn daarmee lijkt de onderbesteding te zijn ontstaan doordat er minder schade ontstond, en dus minder noodzaak was voor financiële steun. In de komende maand start een externe evaluatie van het steunpakket voor de sportsector, waarbij ook de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regelingen wordt betrokken. De uitkomsten van die evaluatie worden medio 2022 met uw Kamer gedeeld. Daarnaast zal de nieuwe Monitor Sport en Corona IV vóór het Wetgevingsoverleg Sport 2021 aan de Kamer worden gestuurd. In die monitor wordt ook ingegaan op het steunpakket.

Vraag 28:

Is het extra geld voor de afhandeling van Wob-verzoeken voldoende om aan de wettelijke verplichtingen van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) te voldoen?

Antwoord:

Met het extra geld kunnen vijftig extra Wob-juristen worden ingezet. Tevens kunnen hiermee dertig reeds werkzame Wob-juristen ook in 2021 en 2022 worden ingezet. Daarnaast heb ik ook mijn collega’s van andere departementen benaderd om te helpen bij deze immense klus. Dat heeft geresulteerd in hulp van twee extra juristen tot december 2021.

Naast de extra personele inzet wordt ook onderzocht of het mogelijk is om verbeteringen in het beoordelingssysteem aan te brengen. Onderzocht wordt of het mogelijk is daarin aanpassingen te doen waardoor de beoordeling van de documenten automatischer verloopt. In dat geval zouden er minder documenten door de juristen beoordeeld hoeven worden, waardoor het tempo van openbaarmaking eveneens verhoogd wordt.

Verder heb ik mijn beleid in die zin gewijzigd dat ik geen zienswijze meer vraag aan belanghebbenden voorafgaand aan het besluit. Ik heb ervoor gekozen belanghebbenden na vaststelling van het besluit gelegenheid te geven bezwaar te maken tegen openbaarmaking van de documenten, die ik door middel van uitgestelde verstrekking na vier weken verstrek. Ook hiermee kan het tempo van openbaarmaking worden verhoogd

Met de inzet van deze extra juristen en de bovenstaande maatregelen kan een flinke versnelling in de afhandeling van Wob-verzoeken corona worden gerealiseerd.

Echter, bij termijnoverschrijding van de termijnen die gelden op grond van de Wob, kan de rechter bij een beslissing op een gegrond beroep een redelijke termijn vaststellen waarbinnen op het verzoek alsnog moet worden beslist. Op dit moment ben ik in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waardoor duidelijk zal worden wat hierbij als een redelijke termijn kan gelden. Duidelijk wordt daarmee binnen welke termijn in dat geval alsnog een besluit genomen moet worden op het Wob-verzoek. Het zal mede van deze uitspraak afhangen of de inzet van de extra juristen voldoende zal zijn om aan de wettelijke verplichtingen van de Wob te voldoen.

Vraag 29:

Voor de afhandeling van corona-gerelateerde Wob-verzoeken wordt in 2021 2,1 miljoen euro en in 2022, 5 miljoen euro beschikbaar gesteld, waarom wordt er in 2021 niet meer geld beschikbaar gesteld, zodat Wob-verzoeken sneller afgehandeld kunnen worden? In hoeverre kunnen met de nu beschikbaar gestelde middelen alle Wob-verzoeken tijdig worden afgehandeld?

Antwoord:

In totaal wordt € 3,1 miljoen beschikbaar gesteld in 2021. Gezien het overgrote deel van de Wob-juristen halverwege 2021 is geworven, vallen de personeelskosten in 2021 lager uit.

Of met deze extra middelen en aanpassingen alle Wob-verzoeken tijdig kunnen worden afgehandeld, hangt af van het bovengenoemde oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen welke termijn ik alsnog een besluit moet nemen op verzoeken waartegen gegrond beroep is ingediend wegens het niet tijdig beslissen op die verzoeken. Voorts verwijs ik voor het antwoord op deze vraag naar het gegeven antwoord op vraag 28.

Vraag 30:

Hoe wordt door het Ministerie van VWS gecontroleerd of de aantallen testen op de facturen van laboratoria kloppen?

Antwoord:

Laboratoria leggen de aantallen tests vast in CoronIT, het ICT-systeem dat GGD’en en laboratoria gebruiken voor de registratie, planning en uitvoering van de coronatesten en voor de rapportage van de testresultaten. Hiernaast wordt laboratoria gevraagd om een accountants- of bestuursverklaring te leveren bij facturatie.

Vraag 31:

Hoe wordt door het Ministerie van VWS vastgesteld of de laboratoria de gevraagde capaciteit aan materiaal, apparatuur en personeel beschikbaar hebben?

Antwoord:

Op dit moment handelt de Dienst Testen, de uitvoeringseenheid van VWS belast met regie op het test- en traceerlandschap, op signalen die binnenkomen dat de beschikbare capaciteit niet in lijn is met contractuele afspraken. Hiernaast kunnen steekproefsgewijze controles worden uitgevoerd.

Vraag 32:

Hoe wordt door het Ministerie van VWS vastgesteld of de laboratoria de gevraagde capaciteit aan materiaal, apparatuur en personeel daadwerkelijk beschikbaar hebben?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 31.


X Noot
1

Algemene Rekenkamer, Rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bijlage bij Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 2.

Naar boven