35 828 Goedkeuring en uitvoering van de op 7 juli 2020 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen de regering van de Franse Republiek, de regering van het Koninkrijk België, de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot wijziging en aanvulling van de Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België, de regering van de Franse Republiek en de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland met betrekking tot het treinverkeer tussen België en het Verenigd Koninkrijk via de vaste kanaalverbinding met protocol, gedaan te Brussel op 15 december 1993 (Trb. 2020, 67, Trb. 2020, 107 en Trb. 2020, 128);Goedkeuring en uitvoering van de op 10 juli 2020 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot grenscontroles op het treinverkeer tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk via de vaste kanaalverbinding (Trb. 2020, 69 en Trb. 2021, 62)

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 5 juli 2021

De regering dankt de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid voor haar verslag. In deze nota ga ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, graag in op de vragen die in het verslag zijn gesteld.

A. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie onderschrijven het beoogde doel en hebben slechts één vraag aan de regering. Gezien het feit dat het Vierlandenverdrag (enkele bepalingen uitgezonderd) en het bilaterale verdrag met het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK) voorlopig reeds in werking zijn getreden, vragen deze leden of de verdragen goed in de praktijk uitgevoerd kunnen worden. De leden van de CDA-fractie vragen of er uitvoeringsknelpunten zijn aan te wijzen die middels onderhavig wetsvoorstel opgelost zouden kunnen worden?

De regering antwoordt hierop als volgt. Mede naar aanleiding van de motie Ziengs en Kröger1 heeft het Koninkrijk der Nederlanden met de overige landen afgesproken dat Nederland de verdragen, in afwachting van de uiteindelijke inwerkingtreding, voorlopig zal toepassen – met dien verstande dat de bepalingen van de verdragen waarvoor uitvoeringswetgeving nodig is van de voorlopige toepassing zijn uitgesloten. Sinds 26 oktober 2020 worden de controles door de Nederlandse (Koninklijke Marechaussee (KMar)) en Britse grensautoriteiten (UK Border Force (UKBF)) uitgevoerd op de stations in Amsterdam en Rotterdam. De zogenaamde juxtaposed controls verlopen goed. Op de aangewezen doorlaatposten Amsterdam-Centraal en Rotterdam-Centraal voert de KMar uitreiscontroles uit, waarna de UK Border Force de inreiscontrole uitvoert ten aanzien van de passagiers. Daarnaast zijn er aanvullende operationele afspraken gemaakt over de uitvoering, zoals over de controlezone. Verder is afgesproken dat na een grensweigering door de UKBF op Amsterdam-Centraal en Rotterdam-Centraal weer een inreiscontrole van de passagier door de KMar plaats moet vinden. Zoals eerder aangegeven kunnen de Britse grensautoriteiten nog niet zelfstandig personen aanhouden, omdat de daarvoor benodigde uitvoeringswetgeving – die is opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel – nog niet in werking is getreden. Indien de Britse grensautoriteiten aanleiding zien tot aanhouding van een passagier zullen zij de KMar vragen om de betrokken persoon «over te nemen», dat wil zeggen dat de KMar deze persoon kan aanhouden. Verder zijn er geen uitvoeringsknelpunten die door middel van het onderhavige wetsvoorstel moeten worden opgelost. Het wetsvoorstel biedt een juridisch kader voor de grenscontroles, waarbinnen de grensautoriteiten dienen te werken. Als zich uitvoeringsproblemen voordoen dan lossen de autoriteiten deze in onderling overleg op.

Overigens verloopt de onderlinge samenwerking tussen de ambtenaren van de betrokken Britse en Nederlandse ministeries eveneens goed.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Wijzigingsovereenkomst van 2020

Deel II – Wijzigingen van de Overeenkomst van 1993

Artikel 5 – Controle aan boord van de trein

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat ambtenaren van alle verdragspartijen aan boord van de trein grenscontroles kunnen uitvoeren op het grondgebied van een andere verdragspartij, indien die staat hiervan tevoren mee heeft ingestemd. Deze leden vragen de regering te verduidelijken of bijvoorbeeld Nederland per keer moet instemmen met een controleactie van een ander land op ons grondgebied, of dat de ratificering van dit verdrag betekent dat er vooraf toestemming is verleend voor zulke controles.

Indien een verdragspartij grenscontroles aan boord van een trein wil uitvoeren op het grondgebied van een andere partij, dan zal zij dat eenmalig kenbaar moeten maken, opdat in een memorandum van overeenstemming (MoU) de controlezone nader wordt gespecifieerd. Vooralsnog hebben de verdragspartijen aangegeven hier geen gebruik van te willen maken.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstukken II, 2017/2018, 29 984, nr. 776.

Naar boven