Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35757 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35757 nr. 3 |
Het voorliggende wetsvoorstel wijzigt de Drinkwaterwet. Dit omvat twee onderdelen:
(1) wijziging van de looptijd van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet en van het maximale toegestane aandeel eigen vermogen in het totale vermogen van twee naar drie jaar, met een verbeterde regeling voor compensatie van te veel betaald tarief, en
(2) technische verduidelijking van de regels voor signaleringsparameters voor drinkwater en voor oppervlaktewater waarmee drinkwater wordt bereid.
Verder bevat het voorstel enkele wetstechnische aanpassingen.
Hierna wordt ingegaan op de inhoud van het voorstel, de effecten ervan en de voorbereidingsprocedure. In de artikelsgewijze toelichting wordt verdere uitleg gegeven per artikel.
Artikel 11 van de Drinkwaterwet (hierna: Dww) regelt de tarieven. Deze worden door de eigenaren van drinkwaterbedrijven vastgesteld en moeten kostendekkend, transparant en niet discriminerend zijn. Bij de bepaling van de vermogenskosten die in het tarief mogen worden doorberekend hanteert de eigenaar ten hoogste de geldende gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet, zoals geregeld in artikel 10 van de Dww1. Deze dient (in samenhang met het maximaal toegestane aandeel eigen vermogen in het totale vermogen) om een teveel aan vermogensvorming bij drinkwaterbedrijven en te hoge tarieven te voorkomen en wordt tweejaarlijks door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de Minister) vastgesteld.
Op basis van artikel 60 van de Dww is in 2017 een evaluatie uitgevoerd naar de doeltreffendheid en de effecten van hoofdstuk V van de Dww. Dit betreft de doelmatigheid van de openbare drinkwatervoorziening in de praktijk, waaronder de financiële aspecten. Eind 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten daarvan2. In deze kamerbrief is aangegeven dat de Minister de aanbevelingen over de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet voor drinkwaterbedrijven nader wil onderzoeken. Uit dit kwalitatieve onderzoek volgen de wijzigingen zoals opgenomen in het wetsvoorstel3.
De voorgestelde wijzigingen houden in een verlenging van de looptijd van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet en van het maximale toegestane aandeel eigen vermogen in het totale vermogen van twee naar drie jaar. Verder wordt in de wettekst verduidelijkt dat een in verband daarmee te hoog gebleken tarief voor afnemers reeds direct in het daaropvolgende jaar kan worden gecompenseerd aan afnemers (en niet een jaar later).
De looptijd van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet (of «weighted average cost of capital, WACC») is vastgelegd in artikel 10, derde lid, van de Dww en bedraagt momenteel twee jaar. Dit is een (te) korte looptijd gebleken. Voor andere sectoren, zoals gas- en elektriciteitsnetbeheerders wordt een termijn van 3 tot 5 jaar gehanteerd. Een korte looptijd van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet kan leiden tot schokken in de tarieven. Een langere termijn heeft als voordeel dat voor meer jaren zekerheid ontstaat. Nadelen van een langere termijn zijn: meer kans op inschattingsfouten vooraf als de marktomstandigheden wijzigen duurt het langer voordat dit tot uitdrukking komt in de vermogenskostenvoet en de tarieven. Elke looptijd heeft dus zijn voor- en nadelen. Er is gekeken naar looptijden tot en met vijf jaar en ook naar een flexibele looptijd, bijvoorbeeld tussen de drie en vijf jaar. Bij een flexibele looptijd zou de Minister elke periode de best passende looptijd kunnen kiezen binnen de randvoorwaarden van de wet. De drinkwaterbedrijven geven de voorkeur aan 3 jaar; dit is voor hen de beste balans tussen de genoemde voor- en nadelen. Een flexibele periode geeft extra onzekerheid en is daarom niet wenselijk. De looptijd van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet wordt met het wetsvoorstel verlengd naar drie jaar. Nu wordt voorgesteld de looptijd van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet aan te passen, ligt het in de rede om ook de looptijd van het maximaal toegestane aandeel van het eigen vermogen in het totale vermogen te wijzigen van twee naar drie jaar (artikel 10, tweede lid, van de Dww). De Minister stelt beide parameters tegelijk vast.
Verder verduidelijkt de voorgestelde wijziging wanneer een mogelijke overschrijding van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet kan worden gecompenseerd in de drinkwatertarieven. De hoogte van een eventuele overschrijding van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet kan pas met zekerheid worden vastgesteld na afloop van een jaar. Echter, er kan al eerder een schatting worden gemaakt van de hoogte van de overschrijding. Drinkwaterbedrijven geven aan graag zo snel mogelijk te willen compenseren om tariefschokken te voorkomen. Door in artikel 12, derde lid, van de Dww te bepalen dat dit «uiterlijk» het daaropvolgende kalenderjaar moet gebeuren, wordt het drinkwaterbedrijven expliciet mogelijk gemaakt om te compenseren direct in het jaar aansluitend op de overschrijding (t+1) en niet te hoeven wachten tot het daaropvolgende jaar (t+2). Het risico van te veel of te weinig compenseren ligt bij het drinkwaterbedrijf. Dit betekent dat als het drinkwaterbedrijf de overschrijding te hoog inschat en te veel compenseert dit voor risico van het drinkwaterbedrijf is; het teveel gecompenseerde mag niet meer worden verrekend in de tarieven. Schat het drinkwaterbedrijf de overschrijding te laag in, dan moet het verschil tussen de realisatie en de schatting alsnog worden gecompenseerd in de toekomstige tarieven.
Bij motie Dik-Faber c.s. van 8 december 20204 wordt de regering verzocht «om in overleg te treden met drinkwaterbedrijven en aandeelhouders/ overheden om te komen tot een tijdige herziening van de WACC (ingaande 2022) teneinde continuïteit van de drinkwaterbedrijven en hun kerntaken te kunnen waarborgen». In dit verband wordt gewezen op de inbreng van VEWIN en IPO bij de consultatie van het wetsvoorstel zoals vermeld in paragraaf 3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting en het «position paper» van VEWIN voor het Wetgevingsoverleg Water en Wadden van 11 november 2020. Het overleg met de drinkwaterbedrijven heeft daarbij duidelijk gemaakt dat (voor de korte termijn) de nieuwe WACC niet lager zou mogen worden en dat de huidige bij voorkeur wordt «bevroren». Voor de lange termijn wordt om verdergaande oplossingen gevraagd. Dit heeft tot twee verdere acties geleid:
1) via onderdeel C van de nota van wijziging op het wetsvoorstel tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2020)5 wordt in artikel 10, derde lid, van de Dww een bevoegdheid voor de Minister opgenomen tot (eenmalige) verlenging van de looptijd van een vastgestelde WACC, met ten hoogste twee kalenderjaren, waardoor de totale looptijd van die WACC maximaal vier jaar kan worden. De voorgestelde verlengingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast indien noodzakelijk met het oog op de continuïteit of de veiligheid van de openbare drinkwatervoorziening. Hierbij dient te worden gedacht aan omstandigheden, waarbij het verlengen en daarmee langere tijd stabiel houden van de WACC noodzakelijk is met het oog op de financiële gezondheid van drinkwaterbedrijven zodat deze in staat blijven om hun wettelijke taken adequaat uit te voeren en voldoende vermogen kunnen aantrekken en vormen om de daarmee gemoeide investeringen en overige kosten op een adequate wijze te kunnen financieren. De wijziging strekt ertoe om op korte termijn uitvoering te kunnen geven aan de motie Dik-Faber c.s. De wijziging maakt het mogelijk de bestaande WACC6 met ten hoogste twee jaar te verlengen en daartoe voor 1 november 2021 te besluiten bij tijdige inwerkingtreding van de voorgestelde wetswijziging. Dit is conform het verzoek van de sector7 en daarmee kan een verdere verlaging van de WACC voor de korte termijn worden voorkomen. De termijn van twee jaar sluit aan bij de huidige geldigheidsduur van de WACC.
2) Voor de langere termijn wordt een kader opgesteld voor de financiële gezondheid van drinkwaterbedrijven, om te voorkomen dat de huidige financieringsproblematiek zich in de toekomst herhaalt. Hiermee kunnen de verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen worden vastgelegd. Voorstel is om samen met de sector onderzoek te doen naar een robuuste financiering die toekomstbestendig is. De aanbevelingen van onderzoek dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft gedaan naar de investeringsbehoefte van drinkwaterbedrijven in relatie tot de WACC bieden een goede basis voor de uitwerking van het kader. In het onderzoek is geconcludeerd dat de WACC sinds 2012 niet te laag is vastgesteld. Daarin komt verder naar voren dat een aantal drinkwaterbedrijven te weinig eigen vermogen heeft om alle noodzakelijke investeringen de komende jaren te financieren. Banken stellen namelijk eisen m.b.t. een minimum eigen vermogen. In de periode 2020–2030 verwachten de drinkwaterbedrijven jaarlijks meer te investeren dan zij de afgelopen jaren hebben gedaan. Het balanstotaal stijgt naar verwachting met 50% de komende 10 jaar. De debt-ratio, die de banken hanteren vormt daarbij een belemmering voor de benodigde investeringen. In overleg met de sector zal dit nader worden bekeken. Bij het onderzoek dat samen met de sector zal worden gedaan naar een robuuste financiering die toekomstbestendig is zal ook de in andere regelgeving en voor andere beleidsterreinen geregelde WACC, de flexibiliteit en berekeningswijze daarvan worden betrokken. De verkenning start medio 2021. De Staten-Generaal zullen hieromtrent nog nader worden geïnformeerd.
De regering is voorts voornemens het Drinkwaterbesluit en de Drinkwaterregeling op enkele punten te wijzigen en brengt deze in het voorjaar van 2021 in procedure. In bijlage C van het Drinkwaterbesluit staat de formule waarmee de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet wordt berekend en in artikel 5 van de Drinkwaterregeling staan de uitgangspunten die moeten worden gehanteerd bij de berekening. De voorgenomen wijzigingen zijn als volgt:
– Het splitsen van de risicovrije rente in een risico vrije rente voor eigen vermogen en een risico vrije rente voor vreemd vermogen. Elk met een eigen berekeningswijze;
– Het schrappen van het uitgangspunt dat de renteopslag wordt gebaseerd op een index.
Deze wijzigingen zorgen voor een betere aansluiting tussen de berekende kostenvoet vreemd vermogen en de werkelijke financieringskosten die drinkwaterbedrijven maken. Ook sluit dit aan bij de huidige inzichten van ACM. De ACM gebruikt voor andere sectoren ook twee verschillende risicovrije rentes en er is nu geen bestaande index die goed aansluit bij drinkwaterbedrijven.
De wijzigingen kunnen bij tijdige inwerkingtreding worden gehanteerd bij de vaststelling van een nieuwe WACC voor 2022 e.v. indien dat de voorkeur zou hebben boven verlenging van de bestaande WACC.
Het tweede element van het wetsvoorstel omvat een (technische) verduidelijking en uitwerking van de regels voor signaleringsparameters. Signaleringsparameters zijn waarden voor indicatoren, bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreiniging. Deze zijn van toepassing voor zowel drinkwater (zoals dat uit de kraan komt) als voor oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater door de drinkwaterbedrijven. Het wetsvoorstel leidt tot verduidelijking van de betekenis en functie van eisen voor de signaleringsparameters, de regels bij overschrijding van die waarden en de delegatiegrondslagen in de wet voor de uitwerking bij lagere regelgeving.
Aanleiding voor de voorstellen zijn de in de praktijk gerezen onduidelijkheden en vragen over de betekenis en functie van de signaleringsparameters in de praktijk van uitvoering en handhaving. Dit betrof in eerste instantie vooral de signaleringsparameters voor oppervlaktewater waarmee drinkwater wordt bereid, geregeld in de Drinkwaterregeling. Daarnaast zijn er vergelijkbare vragen en onduidelijkheden over de signaleringsparameters voor drinkwater, geregeld in het Drinkwaterbesluit. Het is wenselijk gebleken de regelgeving te verduidelijken om de onzekerheden in de uitvoering en handhaving weg te nemen en om eventuele juridische complicaties te voorkomen. Voor de signaleringsparameters voor drinkwater wordt daarbij nauw aangesloten bij de desbetreffende bepalingen van de EU-Drinkwaterrichtlijn8. De wijzigingen zijn van technische aard. Er zijn geen gevolgen voor de implementatie of bestaande verplichtingen, noch voor het vigerende beleid.
Hierna wordt eerst ingegaan op de wijzigingen van de regelgeving voor signaleringsparameters voor oppervlaktewater dat gebruikt wordt voor de bereiding van drinkwater, gevolgd door de wijzigingen voor signaleringsparameters voor drinkwater.
Artikel 22 van de Dww regelt de eisen aan oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater. Het tweede lid bevat een verbod om drinkwater te produceren van oppervlaktewater dat niet aan de eisen voldoet, met de mogelijkheid van een ontheffing (derde lid). Artikel 22 van de Dww is in algemene termen geformuleerd. Sinds de inwerkingtreding van de Dww (medio 2011) bevat de Drinkwaterregeling (Dwr) een verdere uitwerking9 met een nader onderscheid tussen specifieke kwaliteitseisen en signaleringsparameters. Dit omvat enerzijds specifieke en gezondheidskundig onderbouwde kwaliteitseisen voor microbiologische en chemische parameters (primair bedoeld voor de bescherming van de volksgezondheid) en anderzijds waarden voor signaleringsparameters (primair bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreiniging en bewaking van de kwaliteit van de bron). Ook de regels bij overschrijding verschillen.
Signaleringsparameters voor oppervlaktewater waarmee drinkwater wordt bereid volgen niet uit het Europees recht, maar zijn wel toegestaan. Bij overschrijding van een signaleringsparameter (bijvoorbeeld van de maximale waarde voor de signaleringsparameter voor «overige antropogene stoffen») dient onderzoek uit te wijzen wat de oorzaak is, om welke stof het gaat en wat het gezondheidsrisico is. Indien de resultaten van het onderzoek daartoe aanleiding geven worden maatregelen genomen en wordt voor de desbetreffende stof een (specifieke en gezondheidskundig onderbouwde) kwaliteitseis vastgesteld, zoals een aantal jaren geleden is gedaan voor de stof pyrazool.
In de praktijk ontstonden de laatste jaren onduidelijkheden en vragen over de signaleringsparameters en de verhouding tot de specifieke kwaliteitseisen. De wettelijke regeling werd niet als duidelijk ervaren; met name waren er vragen over het al dan niet moeten verlenen van een ontheffing bij een overschrijding van een waarde voor een signaleringsparameter (ook als het om een onschuldige stof, zoals sucralose ging) en het al dan niet onder het productieverbod van artikel 22 Dww vallen van deze parameters bij een overschrijding, ook in geval van onschadelijke stoffen. De lagere regelgeving was niet duidelijk en ook niet steeds eenduidig.
Vanwege de onduidelijkheid en vragen en om complicaties te voorkomen is de Dwr in overleg met alle betrokken partijen in 2019 verduidelijkt10. Daarbij is een duidelijker onderscheid tussen de typen eisen gemaakt en is verduidelijkt dat bij overschrijding van een signaleringsparameter in de eerste plaats onderzoek is vereist11. Indien het onderzoek wijst op een stof met risico voor de volksgezondheid, wordt vervolgens na gezondheidskundig onderzoek een specifieke kwaliteitseis bepaald, die ook een voorlopig karakter kan hebben. Verduidelijkt is dat het eerdergenoemde productieverbod en de ontheffingsmogelijkheid bij overschrijding alleen van toepassing zijn bij overschrijding van een specifieke kwaliteitseis, niet bij overschrijding van een waarde voor een signaleringsparameter12.
De nu voorgestelde wijziging van artikel 22 van de Dww is van technische aard en houdt in een nader onderscheid in de typen eisen met een verduidelijking van de status en het regime voor signaleringsparameters voor oppervlaktewater waarmee drinkwater wordt bereid. Verduidelijkt wordt dat signaleringsparameters niet onder de werking van het productieverbod van het eerste lid van dat artikel vallen. Dat laatste is zoals gezegd nooit bedoeld en zou ertoe kunnen leiden dat de continuïteit van de drinkwatervoorziening onnodig in gevaar komt, terwijl daar vanuit het oogpunt van gezondheidsbescherming geen reden voor is, of dat onnodig ontheffingen moeten worden verleend.
Signaleringsparameters voor drinkwater zijn geregeld in het Dwb, als onderdeel van de indicatorparameters. Deze eisen waren reeds opgenomen in het Waterleidingbesluit en worden ook vereist door de Europese Drinkwaterrichtlijn. De signaleringsparameters zijn ook bij drinkwater primair bedoeld voor controledoeleinden en bewaking van de kwaliteit van de bron. De richtlijn verplicht bij een overschrijding tot onderzoek naar de oorzaak daarvan en naar de aard en hoeveelheid van de betrokken stof alsmede het mogelijke risico voor de volksgezondheid. Er dienen maatregelen te worden genomen, indien noodzakelijk ter bescherming van de volksgezondheid13.
Het Dwb bevat in de eerste plaats kwaliteitseisen voor microbiologische en chemische parameters voor drinkwater14. Deze zijn specifiek bepaald voor een bepaalde parameter en zijn gezondheidskundig onderbouwd. Aan deze kwaliteitseisen moet steeds worden voldaan (behoudens de mogelijkheid van een ontheffing voor chemische parameters)15. Bij overschrijding van een kwaliteitseis dient onderzoek naar de oorzaak en mogelijke nadelige gevolgen voor de volksgezondheid plaats te vinden en zijn steeds herstelmaatregelen nodig waardoor het drinkwater weer aan de eisen voldoet (artikel 22 Dwb).
In de tweede plaats bevat het Dwb eisen voor indicatorparameters voor drinkwater16. Dit omvat onder andere eisen voor signaleringsparameters, bedoeld voor controledoeleinden en bewaking van de kwaliteit van de bron (artikel 25 en bijlage A, tabel IIIc, van het Dwb). Artikel 25 van het Dwb bevat voor de indicatorparameters een van de regels voor microbiologische en chemische kwaliteitseisen afwijkend regime, conform de Drinkwaterrichtlijn. Bij overschrijding geldt een onderzoeksverplichting naar de oorzaak en mogelijke nadelige gevolgen voor de volksgezondheid en in beginsel ook een herstelmaatregelplicht. De herstelmaatregelplicht geldt niet indien de toezichthouder van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen. Een ontheffing is hierbij verder niet aan de orde.
Omdat ook bij de regelgeving voor signaleringsparameters voor drinkwater onduidelijkheden worden ervaren en omwille van de balans en eenduidigheid van de regelgeving, wordt ook voor drinkwater een technische verduidelijking en uitwerking van de verschillende soorten parameters in de wet en de bijbehorende regimes voorgesteld (in artikel 21, derde en vijfde lid, Dww). Dit is in overeenstemming met de Drinkwaterrichtlijn. De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de vigerende verplichtingen en nalevingslasten.
In verband met opkomende nieuwe stoffen wordt het daarnaast van belang geacht dat voor drinkwater, indien noodzakelijk ter bescherming van de volksgezondheid, bij ministeriële regeling een kwaliteitseis voor een microbiologische of chemische parameter kan worden vastgesteld. Deze eis wordt vervolgens zo spoedig mogelijk in bijlage A van het Dwb opgenomen. De delegatiegrondslag ligt al besloten in artikel 21, derde lid, van de Dww. Op basis daarvan is het voornemen om een daartoe strekkende bevoegdheid van de Minister in het Dwb op te nemen.
Het betreft hier gevallen waarin sprake is van een zodanig risico dat niet kan worden gewacht op het opnemen in het Dwb, maar geen sprake is van een onmiddellijk gevaar in de zin van artikel 23 van de Dww, zodat van die bevoegdheid tot het treffen van een onverwijlde voorziening geen gebruik kan worden gemaakt. De voorgenomen wijziging van het Dwb wordt via de voorhangprocedure op grond van artikel 1, zevende lid, van de Dww aan beide Kamers der Staten-Generaal voorgelegd.
In verband met het voorgaande zijn ook enkele wetstechnische wijzigingen opgenomen:
– nieuwe begripsomschrijvingen in artikel 1, eerste lid, voor de begrippen Drinkwaterrichtlijn, indicatorparameters, microbiologische of chemische parameters, toezichthouder;
– verduidelijking van de delegatiegrondslag in artikel 21, derde lid, aanhef en onderdeel d, van de Dww voor lagere regelgeving met betrekking tot de herstelmaatregelplicht in artikel 22 Dwb in geval van overschrijding van een kwaliteitseis.
Het wetsvoorstel is tijdens de voorbereidingsfase besproken met de ILT, de ACM en met VEWIN, de brancheorganisatie van de drinkwaterbedrijven. Een concept van het wetsvoorstel heeft in juli en augustus 2020 de internetconsultatie doorlopen geconsulteerd. VEWIN, IPO en Vitens hebben op dit voorstel gereageerd. Hieronder volgt een samenvatting van de reacties en de wijze waarop deze zijn verwerkt in het wetsvoorstel.
Samenvatting van reactie VEWIN: de reactie van de Vewin betreft de wijzigingen van de regelgeving betreffende de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet. Vewin geeft aan in te stemmen met de voorgestelde wetswijzigingen, maar dat er meer nodig is om de problematiek die de drinkwaterbedrijven ondervinden van de huidige vermogenskostenvoet op te lossen.
Vewin merkt hierbij het volgende op:
– Drinkwaterbedrijven moeten steeds meer investeren in hun leidingnetten en zuiveringsinstallaties om op lange termijn de ongehinderde drinkwatervoorziening te garanderen en te voldoen aan de wettelijke opdracht.
– Vanwege de lage en dalende vermogenskostenvoet kunnen drinkwaterbedrijven steeds minder financiële middelen reserveren en moeten zij meer geld lenen bij banken. Door deze leningen ontstaat de mogelijkheid dat de solvabiliteit te veel daalt.
– Op dit moment al zijn binnen de drinkwatersector verschillende gevolgen zichtbaar van de verdere daling van de vermogenskostenvoet van de laatste jaren in combinatie met de solvabiliteitsdoelstelling/-eis en het financieringsbeleid.
VEWIN stelt voor:
– De vermogenskostenvoet limiet niet verder te verlagen.
– De vaststelling van de WACC beter te laten aansluiten bij de huidige financieringspraktijk van de drinkwaterbedrijven en bij de voorwaarden die nodig zijn om de investeringsopgave van de drinkwatersector voldoende in te kunnen vullen.
Reactie: de opmerkingen en voorstellen van VEWIN worden door het kabinet ter harte genomen. Kortheidshalve wordt hier verder verwezen naar hetgeen is opgemerkt omtrent het nader onderzoek door ILT, de motie Dik-Faber, de verlengingsmogelijkheid en wijzigingen in de lagere regelgeving voor de korte termijn en het verdere onderzoek naar een lange termijn oplossing (met de sector) in par. 2.2 en 2.3.
Samenvatting van reactie van het IPO: het IPO merkt op dat de opgave van drinkwaterbedrijven onder druk staat door o.m. droogte, een dalend grondwaterpeil, vervuiling, verzilting, etc., en dat de verwachting is dat de komende tijd geen verbetering zal optreden in de financiële positie.
IPO stelt voor:
– Het huidige, beknellende stelsel (de vermogenskostenvoet) te verruimen en zo mogelijk in de toekomst te laten vervallen.
– Geen verdere daling van de vermogenskostenvoet door te voeren voor de middellange termijn (3 jaar), en ook daarna geen verlaging van de vermogenskostenvoet toe te passen.
– Ruimte te creëren om buiten de vermogenskostenvoet vermogen op te bouwen dat niet direct moet worden verrekend met tarieven voor de daaropvolgende jaren.
– Een goed en constructief overleg te starten waarin tussen drinkwaterbedrijven, aandeelhouders/overheden en rijk teneinde de continuïteit van de drinkwaterbedrijven en de kerntaken die zij uitvoeren te waarborgen. Daarin vormt verbeteren van de financiële positie een belangrijk onderdeel.
– Het systeem van de vermogenskostenvoet op korte termijn te evalueren.
Reactie: De opmerkingen en voorstellen van het IPO worden door het kabinet ter harte genomen. Voor de wijze waarop voor de korte en langere termijn met de sector aan verbetering van de huidige situatie wordt gewerkt wordt ook hier kortheidshalve verwezen naar hetgeen is opgemerkt omtrent het nader onderzoek door ILT, de motie Dik-Faber, de verlengingsmogelijkheid en wijzigingen in de lagere regelgeving voor de korte termijn en het verdere onderzoek naar een lange termijn- oplossing (met de sector) in par. 2.2 en 2.3.
Samenvatting van reactie Vitens: Vitens onderschrijft de instemmende reactie van Vewin als het gaat om de voorgestelde wetswijziging. Vitens licht verder toe dat haar investeringen aanzienlijk stijgen en geeft daar voorbeelden van. Vitens stelt dat de huidige vermogenskostenvoet de financiering van de investeringen in de weg staat doordat de regelgeving rondom de vermogenskostenvoet niet aansluit op het toegenomen risicoprofiel van de van de maatschappelijke context waarin de drinkwatersector opereert.
Vitens stelt voor: Drinkwaterbesluit en de -regeling aan te passen, zodanig dat de vaststelling van de vermogenskostenvoet een reflectie is van de maatschappelijke context waarin het drinkwaterbedrijf opereert.
Reactie: De opmerkingen en voorstellen van Vitens worden herkend door het kabinet. Voor de wijze waarop voor de korte en langere termijn met de sector aan verbetering van de huidige situatie wordt gewerkt wordt kortheidshalve verwezen naar hetgeen is opgemerkt omtrent het nader onderzoek door ILT, de motie Dik-Faber, de verlengingsmogelijkheid en wijzigingen in de lagere regelgeving voor de korte termijn en het verdere onderzoek naar een lange termijn- oplossing (met de sector) in par. 2.2 en 2.3.
Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoetsen ILT bij wetsvoorstel
Zoals gebruikelijk bij het maken van wet- en regelgeving heeft de ILT op dit wetsvoorstel een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uitgevoerd17. Met betrekking tot handhaafbaarheid is geconcludeerd dat de tekst nog niet overal voldoende duidelijk en specifiek geformuleerd is. Naar aanleiding van de toets is de tekst van het voorstel en de toelichting op onderdelen verduidelijkt. Dit betreft met name de voorgestelde wijziging van de artikelen 21 en 22 (bepalingen met betrekking tot signaleringsparameters en ontheffingen). Met betrekking tot uitvoerbaarheid is geconcludeerd dat de wetswijziging niet leidt tot veranderingen in de huidige uitvoeringspraktijk. Er is daarnaast geen extra uitvoeringslast voor ILT/vergunningverlening drinkwater m.b.t. tot ontheffingen.
Toetsing Adviescommissie toetsing regeldruk (ATR) van het wetsvoorstel
De ATR heeft het wetsvoorstel niet heeft geselecteerd voor een formeel advies, omdat er naar verwachting geen (omvangrijke) regeldrukeffecten aan de orde zijn als gevolg van het voorstel. Zie verder paragraaf 4 «Effecten».
Wijziging looptijd gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet en maximaal toegestane aandeel eigen vermogen in het totale vermogen
Het wetsvoorstel leidt tot verlenging van de looptijd van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet (en in samenhang daarmee, het maximaal toegestane aandeel van het eigen vermogen in het totale vermogen) van twee naar drie jaar. Dit omvat ook een eventuele verlenging zoals hiervoor genoemd. Dit draagt bij aan stabielere drinkwatertarieven en een stabielere financiële gezondheid van drinkwaterbedrijven. Een eventuele teruggaaf van te hoge tarieven kan eerder plaatsvinden. De effecten hiervan zijn alleen kwalitatief te omschrijven en kunnen niet op voorhand worden gekwantificeerd.
Daarnaast heeft het wetsvoorstel mogelijk gevolgen voor de bestuurlijke lasten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet vast te stellen; de vaststelling gebeurt minder vaak, echter hierdoor wordt dit mogelijk een intensiever traject omdat de belangen groter zijn. Het precieze effect kan niet op voorhand worden gekwantificeerd.
Dit onderdeel van het wetsvoorstel heeft samengevat geen effecten op de regeldruk voor drinkwaterbedrijven. De administratieve lasten blijven gelijk; er ontstaan geen nieuwe informatieverplichtingen. Ook heeft dit onderdeel geen effect op de nalevingskosten; de wijziging introduceert geen nieuwe regels, of wijzigingen waarvoor partijen (extra) structurele kosten zouden moeten maken om hieraan te voldoen.
Ook zijn er geen milieueffecten als gevolg van dit onderdeel van de voorgestelde wet.
Wijziging regels signaleringsparameters
Het wetsvoorstel heeft voor wat betreft de (technische) wijziging van de regels met het oog op signaleringsparameters geen effecten op de regeldruk (bestaande uit administratieve lasten (als gevolg van informatieverplichtingen) en inhoudelijke nalevingskosten (als gevolg van kosten die gemaakt moeten worden om aan de regelgeving te voldoen)).
Datzelfde is het geval met de signaleringsparameters voor drinkwater. Ook daarvoor heeft het voorstel naar verwachting geen effecten op de regeldruk omdat geen sprake is van wijzigingen van verplichtingen of uitvoeringshandelingen. Voor zover nodig zal hier in het kader van de aangekondigde wijziging van het Dwb nog nader in worden gegaan.
Ook dit onderdeel van het wetsvoorstel heeft samengevat geen effecten op de regeldruk. Deze wijzigen niet door dit onderdeel van het wetsvoorstel. De administratieve lasten blijven gelijk; er ontstaan geen nieuwe informatieverplichtingen.
Ook zijn er geen milieueffecten als gevolg van dit onderdeel van de voorgestelde wet.
De beoogde inwerkingtredingsdatum is voor 1 november 2021. De huidige gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet is vastgesteld voor de kalenderjaren 2020–2021. De volgende gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet wordt zo mogelijk vastgesteld op basis van de dan gewijzigde wet, voor een periode van drie jaar.
Bij tijdige inwerkingtreding van de verlengingsbevoegdheid via de eerdergenoemde Verzamelwet IenW 2020 kan ook de huidige WACC met drie jaar worden verlengd. Er wordt daarbij van uitgegaan dat de Verzamelwet (met verlengingsbevoegdheid van ten hoogste twee jaar) eerder in werking treedt dan deze wet (die dat verlengt naar ten hoogste drie jaar).
Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1)
Voor de begrippen Drinkwaterrichtlijn, indicatorparameters, microbiologische of chemische parameters en toezichthouder worden ingevolge het wetsvoorstel begripsomschrijvingen opgenomen in artikel 1 van de Drinkwaterwet (hierna: Dww). Bij de begrippen «indicatorparameters» en «microbiologische of chemische parameters» wordt verwezen naar de desbetreffende begrippen van de nieuwe Drinkwaterrichtlijn18. De begripsomschrijving van «toezichthouder» omvat de inspecteur (Inspectie Leefomgeving en Transport, ILT) of andere krachtens artikel 48 van de Dww aangewezen toezichthouder.
Artikel I, onderdelen B en C (wijziging artikelen 10, tweede en derde lid, en 12, derde lid)
Kortheidshalve wordt verwezen naar par. 2.1 van het algemeen deel van de memorie van de toelichting voor een uitleg over de voorgestelde wijziging van de systematiek voor de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet (WACC) en het maximaal toegestane aandeel eigen vermogen in het totale vermogen. De voorgestelde wijzigingen van artikel 10, tweede en derde lid, van de Dww voorzien in wijziging van de looptijd van WACC en het aandeel eigen vermogen van twee naar drie jaar. Dat omvat mede de looptijd van een verlenging van de WACC van twee naar drie jaar (zie het algemeen deel, onder par. 2.2).
De voorgestelde wijziging van artikel 12, derde lid, van de Dww verduidelijkt (door toevoeging van het woord «uiterlijk») dat compensatie van overschrijding van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet reeds in het jaar dat direct volgt op het jaar van overschrijding (t+1) in plaats van in het jaar daarna (t+2) – het daaropvolgende kalenderjaar – mogelijk is. Daardoor wordt een snellere compensatie mogelijk.
Artikel I, onderdeel D (wijziging artikel 21, derde lid, onderdelen a en d, en vijfde lid)
Wijzigingen artikel 21, derde lid (onderdeel D, onderdeel 1, onderdelen a en b)
Voor een algemene toelichting wordt verwezen naar par. 2.4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting. De voorgestelde wijzigingen van artikel 21, derde lid, onderdelen a en d, strekken tot (technische) verduidelijking en uitwerking in de wet van de eisen, regels en delegatiegrondslagen voor de verschillende soorten parameters voor drinkwater in de genoemde onderdelen (met regeling van het rechtsgevolg bij overschrijding). Daarbij is aanvankelijk (consultatieversie) aangesloten bij de artikelen 4, eerste lid19, 5, eerste en tweede lid20, en 8, zesde lid21, van de oude Drinkwaterrichtlijn (Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water). Deze is met ingang van 12 januari 2021 vervangen door de eerdergenoemde nieuwe EU-Drinkwaterrichtlijn 2020/2184 (herschikking). Richtlijn 98/83/EG bevatte met de artikelen 4, eerste lid, en 5 en bijlage I, delen A en B, de minimumvereisten en waarden voor microbiologische en chemische parameters. Indien niet aan deze eisen werd voldaan, diende onderzoek te worden verricht en dienden herstelmaatregelen te worden genomen (artikel 8 van de richtlijn). Artikel 5, tweede lid, tweede volzin, van Richtlijn 98/83/EG bepaalde verder dat de waarden voor de indicatorparameters in bijlage I, deel C, van de richtlijn uitsluitend behoeven te worden vastgesteld voor controledoeleinden en om te voldoen aan artikel 8. Artikel 8, zesde lid, van die richtlijn bepaalde dat wanneer niet werd voldaan aan de indicator-parameterwaarden of de specificaties in bijlage I, deel C, nagegaan moet worden of er een risico voor de volksgezondheid is. Indien de bescherming van de volksgezondheid dit vereist, moesten herstelmaatregelen worden genomen.
De genoemde bepalingen zijn grotendeels inhoudelijk ongewijzigd voortgezet onder de nieuwe EU-Drinkwaterrichtlijn 2020/2184 (artikel 5 en artikel 14, zesde lid, dat artikel 8 (oud) heeft vervangen). Toegevoegd in bijlage I is deel D (Relevante parameters voor de risicobeoordeling van huishoudelijke leidingnetten). Dit betreft waarden voor Legionella en Lood. De verwijzingen in het wetsvoorstel zijn aangepast aan de nieuwe richtlijn.
De voorgestelde wijzigingen omvatten ten eerste een expliciet onderscheid tussen enerzijds microbiologische en chemische parameters voor drinkwater en anderzijds indicatorparameters, waaronder signaleringsparameters (wijziging van artikel 21, derde lid, onderdeel a, van de Dww). Verder omvat dit een uitwerking van het rechtsgevolg ingeval van overschrijding (wijziging van artikel 21, derde lid, onderdeel d, van de Dww).
De kwaliteitseisen voor microbiologische en chemische parameters voor drinkwater zijn verder geregeld in de artikelen 13 en 22 van het Dwb en bijlage A, tabellen I en II, van het Dwb. Aan deze eisen moet steeds worden voldaan. Voor chemische parameters is onder voorwaarden een ontheffing mogelijk (artikel 21, vijfde lid, van de Dww en de artikelen 28 en 29 van het Dwb). Bij overschrijding dient onderzoek naar de oorzaak en mogelijke nadelige gevolgen voor de volksgezondheid plaats te vinden en zijn steeds herstelmaatregelen nodig waardoor het drinkwater weer aan de eisen voldoet.
De eisen voor indicatorparameters voor drinkwater zijn geregeld in de artikelen 13 en 25 van het Dwb en bijlage A, tabellen IIIa, IIIb en IIIc, van het Dwb. Het betreft:
– indicatoren – bedrijfstechnische parameters (tabel IIIa),
– indicatoren – organoleptische parameters (tabel IIIb) en
– indicatoren – signaleringsparameters (tabel IIIc).
Artikel 25 van het Dwb bevat voor de indicatorparameters een van de regels voor kwaliteitseisen voor microbiologische en chemische parameters afwijkend regime, conform de Drinkwaterrichtlijn. Bij overschrijding van een indicatorparameter moet onderzoek worden verricht naar de oorzaak, aard en risico van de desbetreffende stof en mogelijke nadelige gevolgen voor de volksgezondheid. In principe geldt ook een plicht tot het nemen van herstelmaatregelen, tenzij de toezichthouder van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen22.
In artikel 21, derde lid, onderdeel d, van de Dww wordt in dit verband ook in de delegatiegrondslag de herstelmaatregelplicht explicieter opgenomen. De herstelmaatregelplicht volgt op wetsniveau uit de overige verplichtingen van de Dww tot het leveren van schoon en veilig drinkwater.
Wijziging artikel 21, vijfde lid (onderdeel D, onderdeel 2)
De voorgestelde wijziging van artikel 21, vijfde lid, eerste volzin, van de Dww hangt samen met de wijziging van het derde lid van dat artikel. De wijziging leidt tot een meer expliciete grondslag in de wettekst voor de regeling van artikel 29 van het Dwb (ontheffingverlening door de toezichthouder (ILT) in kortdurende gevallen).
Artikel I, onderdeel E (wijziging artikel 22)
Wijziging artikel 22 (algemeen)
De voorgestelde wijziging van artikel 22 van de Dww leidt tot een verduidelijking van de verschillende typen parameters en daarvoor gestelde eisen en de regels met delegatiegrondslagen voor oppervlaktewater waarmee drinkwater wordt bereid. Hierbij wordt aangesloten bij de voorgestelde verduidelijking van de regels voor de parameters voor drinkwater in artikel 21 van de Dww. Ook hier wordt een onderscheid gemaakt tussen microbiologische en chemische parameters enerzijds (de reguliere kwaliteitseisen) en de signaleringsparameters anderzijds (bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreiniging). Zie in dit verband ook de in de Drinkwaterregeling opgenomen regels (artikel 16 e.v. van de Dwr). Verduidelijkt wordt dat het productieverbod zoals momenteel nog opgenomen in het tweede lid van artikel 22 van de Dww alleen geldt in geval van overschrijding van een kwaliteitseis voor een microbiologische of chemische parameter maar niet van toepassing is in geval van overschrijding van een signaleringsparameter.
Signaleringsparameters hebben primair een controlefunctie en zijn bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreiniging van het in te nemen oppervlaktewater waarmee drinkwater wordt bereid en het bewaken van de kwaliteit van de bron. In geval van overschrijding dient nader onderzoek naar de oorzaak, de aard van de stof en het risico voor de volksgezondheid te worden gedaan. Indien nodig wordt op basis van het onderzoek vervolgens een specifieke kwaliteitseis vastgesteld, zoals voor pyrazool is gebeurd. Omdat de regelgeving niet steeds eenduidig en duidelijk was, ontstonden vragen over de noodzaak van een productiestop bij overschrijding en ontheffingverlening. Met de eerdergenoemde wijziging van de Dwr23 en het wetsvoorstel wordt dit nu ondervangen. In samenhang hiermee zal ook artikel 30 van het Dwb worden verduidelijkt.
Voor een verdere algemene toelichting wordt verder verwezen naar par. 2.2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting.
In verband met het invoegen van een nieuw tweede lid worden de overige leden hernummerd.
Wijziging artikel 22, tweede lid (nieuw) en derde lid, eerste volzin (onderdeel E, onderdelen 2 en 3)
Het voorgestelde nieuwe tweede lid bevat een voortzetting van de bepaling van het huidige tweede lid, tweede volzin, die de te stellen eisen regelt (met delegatiegrondslag) voor oppervlaktewater waarmee drinkwater wordt bereid. Het verbod om drinkwater te bereiden van oppervlaktewater dat niet aan de gestelde eisen voldoet (zoals momenteel opgenomen in het tweede lid, eerste volzin) wordt opgenomen in een nieuw in te voegen derde lid en wordt expliciet gekoppeld aan de overschrijding van een kwaliteitseis voor een chemische of microbiologische parameter. Daarmee wordt een beter onderscheid tussen de verschillende soorten bepalingen en verplichtingen gerealiseerd en verduidelijkt dat het productieverbod alleen geldt in geval van overschrijding van microbiologische of chemische parameters en niet in geval van overschrijding van een signaleringsparameter.
Wijziging artikel 22, vierde tot en met achtste lid (nieuw) (huidige leden drie tot en met zeven) (Onderdeel E, onderdelen 4 tot en met 7)
In verband met het voorgaande worden de verwijzingen in de overige (hernummerde) leden van artikel 22 aangepast.
Artikel II (inwerkingtreding)
De inwerkingtreding vindt plaats bij koninklijk besluit, dat dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld (conform Aanwijzing voor de regelgeving 4.22, onderdeel C). Met toepassing van Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vijfde lid, aanhef en onderdeel a, wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn. Reden is het gelet op de doelgroep en jaarindeling, voorkomen van aanmerkelijke ongewenste private en publieke nadelen. Door het wetsvoorstel wordt de looptijd van het maximaal toegestane aandeel van het eigen vermogen in het totale vermogen en de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet verlengd hetgeen tot meer stabiliteit leidt. Deze wijziging kan bij inwerkingtreding voor 1 november 2021 reeds worden toegepast bij de vaststelling van een nieuwe WACC. Ook wordt verduidelijkt dat een teruggaaf van te veel betaald tarief eerder kan plaatsvinden. Een stabiele financiering en eerdere teruggaaf zijn in het belang van de burger.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De bepalingen m.b.t. de WACC zijn in 2008 ingevoegd in het toenmalige wetsvoorstel voor de Drinkwaterwet bij amendement Koppejan-Boelhouwer (Kamerstukken II 2007/08, 30 895, nr. 45).
Kamerbrief van 21 november 2017 met kenmerk IENM/BSK-2017/284070, Kamerstukken II 2017/18, nr 27 625-410.
Kamerbrief van 1 november 2019 met kenmerk IENW/BSK-2019/226826, Kamerstukken II 2019/20, nr 27 625-484.
Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 31 oktober 2019, nr. IENW/BSK-2019/222451, houdende vaststelling van het aandeel eigen vermogen in het totale vermogen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Drinkwaterwet en van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet, bedoeld in het derde lid van het genoemde artikel, voor 2020 en 2021.
Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking) (Pb EU L 435), de artikelen 5 lid 2, tweede volzin («Voor de in bijlage I, deel C, vermelde parameters worden de waarden uitsluitend vastgesteld voor monitoringsdoeleinden en om te verzekeren dat voldaan wordt aan de in artikel 14 opgenomen vereisten» en artikel 14, lid 6: «Wanneer niet wordt voldaan aan de parameterwaarden of de specificaties in bijlage I, deel C, gaan de lidstaten na of deze niet-naleving risico voor de gezondheid van de mens oplevert. Zij nemen herstelmaatregelen om de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water weer op peil te brengen indien de bescherming van de gezondheid van de mens dit vereist»).
Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 juni 2019, nr. IENW/BSK-2019/136409, tot wijziging van de Drinkwaterregeling in verband met vereenvoudiging van de regeling van signaleringsparameters voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater (Stcrt 2019, nr. 34877).
Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees parlement en de Raad van 16 december 2020, betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking), Pb. L 435/1.
Art. 4 lid 1. Onverminderd hun verplichtingen uit hoofde van andere communautaire bepalingen, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor menselijke consumptie bestemd water gezond en schoon is. Overeenkomstig de minimumvereisten van deze richtlijn is voor menselijke consumptie bestemd water gezond en schoon, als het:
a. geen micro-organismen, parasieten of andere stoffen bevat in hoeveelheden of concentraties die gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren,
b. voldoet aan de in bijlage I, delen A en B, gespecificeerde minimumvereisten;
Artikel 5
1. De lidstaten stellen voor de in bijlage I vermelde parameters de waarden vast die van toepassing zijn op voor menselijke consumptie bestemd water.
2. De overeenkomstig lid 1 vastgestelde waarden zijn niet minder streng dan de in bijlage I vermelde waarden. De waarden voor de parameters in bijlage I, deel C, behoeven uitsluitend te worden vastgesteld voor controledoeleinden en om te voldoen aan de verplichtingen van artikel 8.
Artikel 8 lid 6.
6. Wanneer niet wordt voldaan aan de parameterwaarden of de specificaties in bijlage I, deel C, gaan de lidstaten na of een en ander risico voor de volksgezondheid oplevert. Zij nemen herstelmaatregelen om de kwaliteit van het water weer op peil te brengen indien de bescherming van de volksgezondheid dit vereist.
Voor de signaleringsparameters in tabel IIIc is in voetnoot 1 bij die tabel aangegeven: «Deze kwaliteitseisen zijn bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreinigingen. Wanneer de aangegeven waarde (1 μg/l) wordt gemeten, is er geen risico voor de volksgezondheid, maar zal er nader onderzoek plaats vinden. Deze parameters (als groep) zijn bedoeld om de kwaliteit van de bron te bewaken». Geconstateerd kan worden dat deze voetnoot niet in lijn is met artikel 21, derde lid, van de Dww en artikel 25 van het Dwb en in de praktijk tot vragen en onduidelijkheden leidt. De voetnoot zal bij een komende wijziging van het Dwb worden gewijzigd.
Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 juni 2019, nr. IENW/BSK-2019/136409, tot wijziging van de Drinkwaterregeling in verband met vereenvoudiging van de regeling van signaleringsparameters voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35757-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.