Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
Op 25 juni 2024 heeft uw Kamer de motie van het lid Bontenbal (CDA) c.s. aangenomen
(Kamerstuk 35 749, nr. 14)
De motie vraagt aandacht voor langdurig in Nederland verblijvende Surinaamse ouderen
zonder rechtmatig verblijf. Naar aanleiding van de motie zal ik verblijf verlenen
aan de groep oudere niet-rechtmatige verblijvende Surinamers op wie deze motie betrekking
heeft. Ik zal dit doen in de vorm van een eenmalige, bijzondere humanitaire regeling
op grond van artikel 3.51, vierde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000. Op grond
van dat artikel zal een categorie worden toegevoegd aan artikel 3.24aa, tweede lid,
van het Voorschrift Vreemdelingen.
De groep is goed af te bakenen en te verbijzonderen. Hiermee is deze groep niet-rechtmatige
verblijvenden te onderscheiden van andere niet-rechtmatige verblijvende groepen en
wordt precedentwerking voorkomen.
Ik stel daarom als voorwaarden dat personen die in aanmerking willen komen voor verblijf
op grond van voornoemde eenmalige regeling:
-
1. voor 1975 Nederlander zijn geweest en het Nederlanderschap als gevolg van de Toescheidingsovereenkomst
tussen Nederland en Suriname in 1975 hebben verloren;
-
2. een minimale en aaneengesloten verblijfsduur in Nederland hebben van tien jaar voorafgaande
aan de inwerkingtreding van de regeling en nog altijd in Nederland verblijven, als
vastgelegd in een Burgemeestersverklaring, afgegeven door de gemeente Amsterdam (ook
ten behoeve van andere gemeenten waar Surinamers die in aanmerking komen voor de regeling
woonachtig zijn);
-
3. hun identiteit aantonen door bezit van een geldig id-bewijs, paspoort, een verklaring
van nationaliteit of bewijs van voormalig Nederlanderschap;
-
4. binnen tien jaar voor de aanvraag geen veroordeling hebben gehad terzake van een misdrijf.
Momenteel worden individuele aanvragen van niet-rechtmatige verblijvende Surinamers
door de IND beoordeeld conform het staande beleid en binnen het reguliere werkproces.
Ter uitvoering van de regeling zal een project worden ingericht om met ondersteuning
van de Regenbooggroep en de gemeente Amsterdam, kansrijke zaken uit het hele land,
die in aanmerking komen voor verblijf, voor te selecteren en daarmee ook te voorkomen
dat personen die evident niet aan de voorwaarden voldoen alsnog een aanvraag indienen.
Hiermee wordt de IND zo veel als mogelijk ontlast en krijgen betrokkenen zo snel mogelijk
uitsluitsel over hun verblijfspositie.
Voornoemde Surinaamse vreemdelingen waarvoor deze eenmalige regeling geldt zal als
categorie in het Voorschrift Vreemdelingen worden aangewezen. Daarmee is in de juridische
basis voorzien. In verband met de tijd die de voorbereiding van de verdere uitvoering
van de regeling vergt, stel ik voor de regeling per 1 januari 2025 in werking te laten
treden. De regeling zal een looptijd hebben van een half jaar. Dit wil zeggen dat
de betreffende aanvragen binnen de periode van 1 januari tot 1 juli 2025 moeten zijn
gedaan.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg