Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35720 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35720 nr. A |
Vastgesteld 1 juli 2021
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het noodzakelijk is om in verband met de actualisatie van het markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen en de tuchtrechtspraak geldend voor loodsen, de Loodsenwet te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Loodsenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
De volgende aanduidingen vervallen:
– «artikel I», voorafgaand aan hoofdstuk I;
– «artikel II», voorafgaand aan artikel 61;
– «artikel III», voorafgaand aan artikel 62; en
– «artikel IV», voorafgaand aan artikel 69.
B
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van «Onze Minister» wordt «Milieu» vervangen door «Waterstaat».
2. Onderdeel k komt te luiden:
arbeidsvergoeding voor registerloodsen, bestaande uit:
1°. een integraal uurtarief voor de uitvoering van verrichtingen van een registerloods aan boord of loodsen door een registerloods op afstand, met inbegrip van een vaste opslag voor de daarbij te maken reis-, wacht- en beschikbaarheidsuren; en
2°. een integraal uurtarief voor de uitvoering van andere taken dan bedoeld onder 1o, die bij of krachtens deze wet of anderszins aan een registerloods zijn toevertrouwd, met inbegrip van een vaste opslag voor de daarbij te maken reis- en wachturen;
C
Artikel 2 komt te luiden:
1. De loods adviseert aan boord de kapitein of verkeersdeelnemer over de door deze te voeren navigatie.
2. Indien de loods zijn functie aan boord van het te loodsen schip uitoefent, mag hij met instemming van de kapitein optreden als verkeersdeelnemer.
3. Indien de loods zijn functie niet aan boord van het te loodsen schip kan uitoefenen, mag hij de kapitein of de verkeersdeelnemer vanaf een ander schip of vanaf de wal adviseren.
4. Indien de loods zijn functie vanaf een ander schip of vanaf de wal uitoefent, mag hij, voor zover hij daartoe bij of krachtens artikel 9 van de Scheepvaartverkeerswet bevoegd is, de kapitein of de verkeersdeelnemer ook verkeersinformatie geven.
5. Indien zich aan boord van het te loodsen schip een loods bevindt, kan een loods vanaf de wal aan deze loods adviezen en, voor zover hij daartoe bij of krachtens artikel 9 van de Scheepvaartverkeerswet bevoegd is, verkeersinformatie geven, in het geval van verminderd zicht, slechte weersomstandigheden of andere bijzondere omstandigheden.
6. Ter bescherming van de belangen, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriften vastgesteld die de loodsen voor en bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen.
D
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat onder bij in die maatregel te bepalen voorwaarden, bij wijze van experiment tijdelijk kan worden afgeweken van artikel 2, eerste, tweede of derde lid.
2. Het experiment, bedoeld in het eerste lid, heeft tot doel om te beoordelen of met een andere invulling van de wijze van functie-uitoefening van de loods de belangen, bedoeld in artikel 2, zesde lid, voldoende worden beschermd.
3. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, wordt, met inachtneming van de belangen, genoemd in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet, in ieder geval bepaald:
a. de nadere concretisering van het doel van het experiment;
b. binnen welke periode geëxperimenteerd mag worden, waarbij die periode niet meer dan vijf achtereenvolgende jaren bedraagt;
c. welke voorschriften of beperkingen worden gesteld aan het experiment;
d. welke mogelijkheden er zijn voor verlenging;
e. op welke wijze het experiment wordt geëvalueerd.
4. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.
E
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c vervalt aan het slot van de zin «en».
2. In onderdeel d wordt de punt vervangen door «; en».
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de borging van de kwaliteit van de loodsdienstverlening, waarbij ten minste wordt voorzien in de wijze waarop ten minste iedere vijf jaar een visitatie wordt uitgevoerd met het oog op de kwaliteit van de loodsdienstverlening.
F
In artikel 23, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 28, eerste lid,» vervangen door «artikel 40».
G
In artikel 24, eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 28, eerste lid, onderdeel d,» vervangen door «artikel 40, eerste lid».
H
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van onderdelen b en c tot onderdelen a en b (nieuw) in het tweede lid, vervalt onderdeel a.
2. Het derde tot en met vijfde lid vervallen.
I
Artikel 27b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «, en de verplichtingen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder a».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het toerekeningssysteem bevat een omschrijving van de wijze waarop de kosten van de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, in de tarieven worden doorberekend.
3. Aan het vierde lid wordt toegevoegd «Tevens stelt de Autoriteit Consument en Markt de methode en parameters voor de berekening van de vermogenskostenvoet bij besluit vast.»
4. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Voorafgaand aan vaststelling van het toerekeningssysteem stelt de algemene raad de besturen van de regionale loodsencorporaties, de bij ministeriële regeling te bepalen vertegenwoordigers van rechtspersonen, betrokken bij het bestuur van een of meer zeehavens en representatieve organisaties van ondernemers in het scheepvaart- en havenbedrijf in staat hun zienswijze over een ontwerp voor een toerekeningssysteem naar voren te brengen.
5. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het zevende en achtste lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
6. De algemene raad zendt het toerekeningssysteem en de ingebrachte zienswijzen tegelijkertijd naar de Autoriteit Consument en Markt en naar degenen die op grond van het vijfde lid zijn gevraagd om een zienswijze. Daarbij is gemotiveerd of en op welke wijze de ingebrachte zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het toerekeningssysteem. Indien een zienswijze niet heeft geleid tot aanpassing, geeft de algemene raad de redenen daarvoor aan.
6. In het zevende lid (nieuw) wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door «derde en vierde lid».
7. In het achtste lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door «zevende lid».
J
Artikel 27c wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd «In op grond van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen stelt de algemene raad een ingediend voorstel bij. Indien het ingediende voorstel niet wordt bijgesteld, geeft de algemene raad de redenen daarvoor aan».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Een voorstel als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot de loodsgeldtarieven wordt opgesteld met inachtneming van het uitgangspunt dat de loodsgeldtarieven voor het geheel kostengeoriënteerd zijn.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Voorafgaand aan de indiening van een voorstel met betrekking tot de loodsgeldtarieven vraagt de algemene raad een zienswijze aan de besturen van de regionale loodsencorporaties, de bij ministeriële regeling te bepalen vertegenwoordigers van rechtspersonen, betrokken bij het bestuur van een of meer zeehavens en representatieve organisaties van ondernemers in het scheepvaart- en havenbedrijf.
4. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid naar het zesde en zevende lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
5. De algemene raad zendt een voorstel met betrekking tot de loodsgeldtarieven en de ingebrachte zienswijzen tegelijkertijd naar de Autoriteit Consument en Markt en naar degenen die op grond van het vierde lid zijn gevraagd om een zienswijze. Daarbij is gemotiveerd of en op welke wijze de ingebrachte zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het tariefvoorstel. Indien een zienswijze niet heeft geleid tot aanpassing, geeft de algemene raad de redenen daarvoor aan.
5. Het zevende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «te leveren loodsverrichtingen» vervangen door «te loodsen scheepsreizen».
b. In onderdeel b wordt «met de loodsverrichtingen» vervangen door «te loodsen scheepsreizen».
c. Onderdeel f vervalt.
d. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
k. een verrekening van te veel gedane stortingen gedaan voor het kunnen voldoen aan verplichtingen die voortvloeien uit het functioneel leeftijdspensioen van registerloodsen en uit het krachtens collectieve arbeidsovereenkomst toegekend recht op functioneel leeftijdsontslag van het personeel, belast met de uitvoering van de in het artikel 26, eerste lid, onderdeel b, bedoelde taken.
6. Onder vernummering van het zevende lid naar het tiende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
8. Indien een besluit ter vaststelling van de loodsgeldtarieven als bedoeld in artikel 27f, eerste lid, is of wordt herzien, bevat het eerstvolgende in te dienen voorstel, bedoeld in het zevende lid, tevens een verrekening van het verschil in omzet tussen de tarieven die in rekening zijn gebracht op basis van het eerdere tariefbesluit en de tarieven in het laatstelijk overeenkomstig artikel 27f, eerste lid, vastgestelde tariefbesluit.
9. De algemene raad maakt bij het voorstel, bedoeld in het zevende lid, aannemelijk dat het voorstel in voldoende mate bijdraagt aan het bereiken van de meest efficiënte werkwijze voor registerloodsen en de productiviteit en kwaliteit van de loodsdienstverlening.
K
Na artikel 27c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien het geraamde aantal te loodsen scheepsreizen, bedoeld in artikel 27c, zevende lid, onderdeel a, hoger is dan het geraamde aantal te loodsen scheepsreizen waarop het geldende tariefbesluit is gebaseerd, bevat een voorstel of bijstelling van een voorstel als bedoeld in artikel 27c, eerste lid, tevens een alternatieve berekening met inachtneming van de efficiencykorting.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de wijze bepaald waarop de alternatieve berekening, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt.
L
Artikel 27d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, vervalt «onder a,».
2. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een jaarlijks indexcijfer voor de prijzen vastgesteld.
M
Artikel 27e vervalt.
N
In artikel 27f, eerste lid, wordt na «vast» toegevoegd «en gaat daarbij uit van het voorstel op basis van artikel 27c, dan wel artikel 27ca dat resulteert in de laagste loodsgeldtarieven».
O
In artikel 27g, eerste lid, onderdeel a, wordt «27e» vervangen door «27d».
P
In artikel 27h, derde lid, wordt «vierde lid» vervangen door «vierde en vijfde lid».
R
Artikel 27j komt te luiden:
1. De algemene raad stelt jaarlijks een financiële verantwoording op over het voorafgaande kalenderjaar die bestaat uit:
a. een exploitatierekening van de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, met inbegrip van een verantwoording van de omzet;
b. een overzicht van de aan de exploitatie van die diensten en taken toegerekende materiële vaste activa;
c. een verantwoording van de gehanteerde afschrijvingsmethoden en afschrijvingstermijnen;
d. een verantwoording van de algemene besparing, bedoeld in artikel 27c, zevende lid, onder g;
e. een toelichting op de stukken, bedoeld onder a tot en met d; en
f. een verklaring van een onafhankelijke accountant als bedoeld in artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De algemene raad draagt jaarlijks zorg voor een verantwoording over het gerealiseerde kwaliteitsniveau van de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, over het voorafgaande kalenderjaar. Voorafgaand aan de vaststelling van de verantwoording vraagt de algemene raad een zienswijze aan de besturen van de regionale loodsencorporatie, de bij ministeriële regeling aan te wijzen rechtspersonen, betrokken bij het bestuur van een of meer zeehavens, bestuursorganen belast met het nautisch beheer van een of meer zeehavens en representatieve organisaties van ondernemers in het scheepvaart- en havenbedrijf.
3. De algemene raad zendt de verantwoording over het gerealiseerde kwaliteitsniveau tegelijkertijd naar de Autoriteit Consument en Markt en naar degenen die op grond van het tweede lid zijn gevraagd om een zienswijze. Daarbij is gemotiveerd welke overwegingen zijn gemaakt ten aanzien van de ingebrachte zienswijzen.
4. De algemene raad nodigt de bij ministeriële regeling aan te wijzen rechtspersonen, betrokken bij het bestuur van een of meer zeehavens, bestuursorganen belast met het nautisch beheer van een of meer zeehavens en representatieve organisaties van ondernemers in het scheepvaart- en havenbedrijf uit om gezamenlijk te bepalen op welke wijze afspraken gemaakt worden ten aanzien van in ieder geval de te leveren kwaliteit van de loodsdienstverrichting door registerloodsen.
S
Na artikel 27j wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De algemene raad en het bestuur van een regionale corporatie verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
2. Onverminderd het eerste lid zendt de algemene raad de verantwoording over het gerealiseerde kwaliteitsniveau, bedoeld in artikel 27j, tweede lid, naar Onze Minister.
T
Artikel 27k vervalt.
U
Artikel 27l wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «27h» ingevoegd «, en de bijstelling van het voorstel, bedoeld in artikel 27c,».
2. Aan het eerste lid worden onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het eind van onderdeel e, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. het tijdstip waarop de alternatieve berekening, bedoeld in artikel 27ca, moet zijn gedaan;
g. het tijdstip waarop de financiële verantwoording en de verantwoordingen over het gerealiseerde kwaliteitsniveau, bedoeld in artikel 27j, moet zijn gedaan.
3. Onder vernummering van het derde tot tweede lid, vervalt het tweede lid.
V
Hoofdstuk VII komt te luiden:
1. De registerloods is onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk registerloods niet betaamt, ter zake van enige overtreding van een verordening of van een krachtens een verordening gegeven nader voorschrift als bedoeld in artikel 15.
2. De tuchtrechtspraak in eerste aanleg wordt uitgeoefend door het tuchtcollege loodsen.
3. De tuchtrechtspraak in hoger beroep wordt uitgeoefend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven beslist in hoogste ressort.
1. Het tuchtcollege loodsen bestaat uit een voorzitter en vier leden. Er kunnen een of meer plaatsvervangende voorzitters en leden zijn.
2. Het tuchtcollege loodsen heeft een secretaris en kan een of meer plaatsvervangende secretarissen hebben.
3. De voorzitter, leden en hun plaatsvervangers worden door Onze Minister benoemd voor een periode van vier jaren en zijn terstond herbenoembaar. De benoemingstermijn van degene die wordt benoemd ter vervulling van een tussentijdse vacature, eindigt bij het verstrijken van de benoemingstermijn van degene in wiens plaats hij is getreden.
4. Tussen de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers bestaat geen nauwe persoonlijke betrekking.
5. Benoembaar tot voorzitter of plaatsvervangend voorzitter zijn degenen:
a. aan wie op grond van het afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit, waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad van Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad van Master op het gebied van het recht is verleend, of
b. die op grond van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit, waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht hebben verkregen om de titel meester te voeren.
6. Uit iedere regionale corporatie wordt op een voordracht van het bestuur van die regionale corporatie een registerloods benoemd, die geen lid of plaatsvervangend lid van het bestuur van die betreffende regionale loodsencorporatie is.
7. Onze Minister verleent aan de voorzitter en zijn plaatsvervanger in elk geval ontslag met ingang van de maand, volgende op die waarin zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt, en op eigen verzoek tussentijds.
8. Het lidmaatschap van leden van het tuchtcollege vervalt van rechtswege indien een lid benoemd wordt in het bestuur van een regionale loodsencorporatie of bij het verlies van de hoedanigheid van registerloods.
1. De artikelen 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d, 46d, tweede lid, 46f, 46g, 46i, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en tweede lid, 46l, eerste lid, aanhef en onderdeel a, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter, de leden en hun plaatsvervangers.
2. De artikelen 13a, 13b, met uitzondering van het eerste lid, onderdelen b en c, en vierde lid, en 13c tot en met 13g van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gedragingen van de voorzitter, de leden en hun plaatsvervangers, met dien verstande dat:
a. voor de overeenkomstige toepassing van die artikelen onder «het betrokken gerechtsbestuur» wordt verstaan: de voorzitter van het tuchtcollege; en
b. de procureur-generaal niet verplicht is aan het verzoek, bedoeld in artikel 13a, te voldoen, indien de verzoeker redelijkerwijs onvoldoende belang heeft bij een onderzoek als bedoeld in datzelfde artikel.
1. De secretaris en plaatsvervangend secretaris zijn voor de uitoefening van hun taken uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de voorzitter.
2. De secretaris en plaatsvervangend secretaris worden door Onze Minister benoemd, geschorst en ontslagen. Schorsing en ontslag vindt plaats op voordracht van de voorzitter.
3. Artikel 29, vijfde lid, is op de secretaris en plaatsvervangend secretaris van overeenkomstige toepassing.
1. De voorzitter, de secretaris, de leden en hun plaatsvervangers ontvangen vacatiegeld, alsmede een vergoeding van reis- en verblijfkosten en van andere verschotten.
2. Het in het eerste lid bedoeld vacatiegeld, de reis- en verblijfskosten en andere verschotten worden overeenkomstig Hoofdstuk VIA, bij ministeriële regeling vastgesteld.
1. De voorzitter, de leden en de secretaris, alsmede hun plaatsvervangers, mogen zich niet op enige wijze inlaten met partijen of hun raadslieden of gemachtigden over enige zaak die bij het tuchtcollege loodsen aanhangig is, of waarvan zij weten of kunnen vermoeden dat deze bij het tuchtcollege loodsen aanhangig zal worden gemaakt.
2. De voorzitter, de leden en de secretaris, alsmede hun plaatsvervangers zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijk karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
3. De voorzitter, de leden en de secretaris, alsmede hun plaatsvervangers zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen in de raadkamer over aanhangige zaken is geuit.
1. Een zaak wordt in eerste aanleg bij het tuchtcollege loodsen aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht van de algemene raad, het bestuur van een regionale loodsencorporatie of van degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen.
2. Een klacht bevat ten minste de volgende gegevens:
a. de naam, het adres en de woonplaats van de klager;
b. de naam en, voor zover bekend, het adres en de woonplaats van de registerloods op wie de klacht betrekking heeft; en
c. een omschrijving van de gedraging, waarop de klacht betrekking heeft en de bezwaren daartegen.
3. De organen van de corporatie of een regionale loodsencorporatie verlenen desgevraagd hun medewerking bij de behandeling van de klacht door het tuchtcollege loodsen.
4. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van de gedraging pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
1. De voorzitter kan een klacht na een summier onderzoek terstond afwijzen bij een met redenen omklede schriftelijke beslissing indien hij van oordeel is dat de klager kennelijk niet-ontvankelijk is, dan wel de klacht kennelijk ongegrond of het tuchtcollege loodsen onbevoegd is.
2. De secretaris zendt onverwijld een afschrift van de beslissing van de voorzitter aan de registerloods over wie geklaagd is, aan de klager en aan de algemene raad.
3. De klager en de algemene raad kunnen binnen twee weken na de dag van verzending van de beslissing van de voorzitter tot afwijzing van een klacht schriftelijk verzet doen bij het tuchtcollege. Ten gevolge van het verzet vervalt de eerdere beslissing van de voorzitter.
4. De voorzitter brengt klachten die niet door hem zijn afgewezen onverwijld ter kennis van het tuchtcollege loodsen.
5. Intrekken van de klacht, nadat deze is ingediend, of staking van de werkzaamheden door de registerloods over wie geklaagd is, heeft op de verdere behandeling van de klacht geen invloed, wanneer naar het oordeel van het tuchtcollege loodsen het algemeen belang dat vermoedelijk is geschonden vordert dat de behandeling wordt voortgezet of wanneer degene over wie geklaagd is, schriftelijk heeft verklaard voortzetting van de behandeling van de klacht te verlangen.
1. Aan de behandeling van een zaak door het tuchtcollege loodsen nemen deel de voorzitter of zijn plaatsvervanger en vier leden of hun plaatsvervanger, waarvan een uit elke regionale loodsencorporatie.
2. De voorzitter en de leden kunnen zich verschonen en kunnen worden gewraakt indien er te hunnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor de onpartijdigheid van het tuchtcollege loodsen schade zou kunnen lijden.
3. Het tuchtcollege loodsen beslist zo spoedig mogelijk over een verzoek tot verschoning of wraking. Aan de besluitvorming wordt niet deelgenomen door de voorzitter of het lid waarop het verzoek betrekking heeft. Indien het verzoek betrekking heeft op de voorzitter, neemt een plaatsvervangend voorzitter deel aan de besluitvorming. Bij staking van stemmen wordt het verzoek tot verschoning of wraking toegewezen.
1. Zodra het tuchtcollege loodsen een klacht in behandeling heeft genomen, zendt de secretaris een afschrift van de klacht aan de registerloods waartegen de klacht zich richt.
2. De registerloods waartegen de klacht zich richt kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift van de klacht, als bedoeld in het eerste lid, een verweerschrift indienen. De voorzitter kan deze termijn op verzoek van de registerloods verlengen.
3. De secretaris zendt een afschrift van het verweerschrift aan de klager.
1. De voorzitter bepaalt het tijdstip en de locatie voor de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting. De secretaris draagt zorg voor de tijdige publicatie van deze informatie op de door de algemene raad ter beschikking gestelde internetsite.
2. De secretaris roept de klager en de registerloods waartegen de klacht zich richt ten minste twee weken voorafgaand aan de datum van de zitting bij aangetekende brief op voor de zitting.
3. De behandeling van een klacht door het tuchtcollege loodsen, geschiedt in een openbare zitting, tenzij het tuchtcollege loodsen om gewichtige redenen beveelt dat de behandeling van de zaak geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden. Het bevel daartoe houdt de overwegingen in waarop het steunt.
4. De registerloods, waartegen de klacht zich richt, is verplicht aan de oproeping, bedoeld in het tweede lid, gevolg te geven. Indien hij na oproeping niet ter zitting verschijnt, kan het tuchtcollege loodsen de officier van justitie verzoeken hem te dagvaarden. Hij is verplicht na dagvaarding te verschijnen.
5. Indien de registerloods waartegen de klacht zich richt, op de dagvaarding niet ter zitting verschijnt, doet de officier van justitie hem op verzoek van het tuchtcollege loodsen dagvaarden, met bevel tot medebrenging. Artikel 556 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. De registerloods waartegen de klacht zich richt, kan zich door een raadsman doen bijstaan.
7. Het tuchtcollege loodsen kan weigeren personen die geen advocaat zijn als raadsman of als gemachtigde ter zitting toe te laten. Bij een zodanige weigering houdt het tuchtcollege loodsen de zaak tot een volgende zitting aan.
8. Het tuchtcollege loodsen stelt de registerloods waartegen de klacht zich richt en zijn raadsman ten minste twee weken voor de zitting in de gelegenheid om van alle op de zaak betrekking hebbende stukken kennis te nemen.
9. De secretaris maakt van het verhandelde ter zitting een proces-verbaal op dat door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend.
10. De kosten die samenhangen met de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting komen ten laste van de algemene raad.
1. Het tuchtcollege loodsen kan, hetzij op verzoek van de registerloods waartegen de klacht zich richt, hetzij op verzoek van de klager, hetzij ambtshalve, getuigen en deskundigen voor de zitting oproepen en horen.
2. De secretaris roept getuigen en deskundigen bij aangetekende brief voor de zitting op. Eenieder die als getuige of deskundige door het tuchtcollege loodsen is opgeroepen, is verplicht aan die oproeping gevolg te geven.
3. Indien een getuige of deskundige na oproeping niet ter zitting verschijnt, doet de officier van justitie hem op verzoek van het tuchtcollege loodsen dagvaarden. Hij is verplicht na dagvaarding te verschijnen.
4. Indien een getuige of deskundige op de dagvaarding niet ter zitting verschijnt, doet de officier van justitie hem op verzoek van het tuchtcollege loodsen dagvaarden, met bevel tot medebrenging. Artikel 556 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5. De voorzitter beëdigt getuigen om de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen. Getuigen zijn verplicht op de gestelde vragen te antwoorden.
6. De voorzitter beëdigt deskundigen om hun taak naar geweten te vervullen. Deskundigen zijn verplicht de door het tuchtcollege loodsen gevorderde diensten te bewijzen.
7. Ten aanzien van de getuigen en deskundigen zijn de artikelen 217 tot en met 219 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
8. De getuigen en deskundigen ontvangen desgevraagd op vertoon van hun oproep of dagvaarding een door de voorzitter vast te stellen schadeloosstelling overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Deze schadeloosstelling komt ten laste van de corporatie.
1. Het tuchtcollege loodsen kan, indien het van oordeel is dat een tegen een registerloods ingediende klacht geheel of gedeeltelijk gegrond is, een of meer van de volgende tuchtmaatregelen opleggen:
a. waarschuwing;
b. berisping;
c. geldboete van ten hoogste de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
d. schorsing of beperking van de bevoegdheid voor een periode van ten hoogste één jaar;
e. definitief vervallen of beperken van de bevoegdheid;
f. veroordeling in de kosten die de klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken; of
g. veroordeling in de overige kosten die in verband met de behandeling van de tuchtzaak zijn gemaakt.
2. Het tuchtcollege loodsen kan een klacht gegrond verklaren zonder oplegging van een tuchtmaatregel als bedoeld in het eerste lid.
3. Bij het opleggen van een geldboete als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en een veroordeling in de kosten als bedoeld in onderdeel f en g, bepaalt het tuchtcollege loodsen de wijze waarop, en het termijn of de termijnen waarbinnen aan die tuchtmaatregel worden voldaan. De te betalen geldboete komt toe aan de Staat. Voor de toepassing van titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de uitspraak van het tuchtcollege loodsen aangemerkt als een beschikking als bedoeld in artikel 4:86 van die wet. Indien niet binnen de gestelde termijn aan de opgelegde tuchtmaatregel wordt voldaan, kan het tuchtcollege loodsen ambtshalve beslissen de registerloods aan wie een in de eerste zin bedoelde tuchtmaatregel is opgelegd, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord, op deze grond een of meer andere tuchtmaatregelen als bedoeld in het eerste lid op te leggen.
4. Bij het opleggen van de tuchtmaatregelen, genoemd in het eerste lid, onder c en d, kan het tuchtcollege loodsen bepalen dat deze geheel of ten dele niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij het tuchtcollege loodsen bij een latere beslissing anders mocht bepalen op grond van het feit dat de registerloods aan wie de tuchtmaatregelen zijn opgelegd, zich voor het einde van een bij die oplegging te bepalen proeftijd van ten hoogste twee jaren heeft gedragen in strijd met een verordening of krachtens een verordening gegeven nader voorschrift als bedoeld in artikel 15.
5. De tuchtmaatregelen, genoemd in het eerste lid onder c, d, e, f en g, kunnen eerst ten uitvoer worden gelegd nadat de beslissing van het tuchtcollege loodsen onherroepelijk is geworden.
1. De beslissing van het tuchtcollege loodsen berust op een deugdelijke motivering.
2. De voorzitter bepaalt het tijdstip en de locatie voor de openbare zitting waarin de beslissing van het tuchtcollege loodsen zal worden uitgesproken. De secretaris draagt zorg voor de tijdige publicatie van deze informatie op de door de algemene raad ter beschikking gestelde internetsite.
3. Indien de registerloods waartegen de klacht zich richt, niet ter zitting is verschenen, kan het tuchtcollege loodsen bij verstek uitspraak doen.
4. De secretaris zendt onverwijld een afschrift van de schriftelijke beslissing van het tuchtcollege loodsen bij aangetekende brief aan:
a. de registerloods, tegen wie de klacht zich richt;
b. aan de klager;
c. aan de algemene raad.
5. De secretaris publiceert een geanonimiseerd afschrift van de schriftelijke beslissing van het tuchtcollege loodsen op een daartoe ter beschikking gestelde internetsite.
Tegen een beslissing van het tuchtcollege loodsen kan binnen zes weken na de dag van de verzending van de in artikel 41, vierde lid, bedoelde brief hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven:
a. door de registerloods indien de klacht die tegen hem is ingediend geheel of ten dele gegrond is verklaard;
b. door de klager; of
c. door de algemene raad.
1. Het hoger beroep wordt ingesteld bij beroepschrift. Bij het beroepschrift wordt overgelegd een afschrift van de schriftelijke beslissing van het tuchtcollege loodsen, waartegen het hoger beroep is gericht.
2. De griffier van het College van Beroep voor het bedrijfsleven zendt binnen een week na ontvangst van het beroepschrift een afschrift daarvan aan de registerloods waartegen de klacht zich richt, aan de klager en de algemene raad, voor zover het hoger beroep niet door hen is ingesteld, alsmede aan de secretaris van het tuchtcollege loodsen.
3. De secretaris van het tuchtcollege loodsen zendt binnen drie weken na ontvangst van het afschrift van het beroepschrift alle stukken die op de zaak betrekking hebben aan de griffier van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
4. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven behandelt de zaak opnieuw in volle omvang. Op de behandeling in hoger beroep zijn de artikelen 35, eerste, tweede en derde lid, 36, tweede en derde lid, 37, 38, met uitzondering van de tweede volzin van het eerste lid, 39, 40 en 41 van overeenkomstige toepassing.
1. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven kan op verzoek van een registerloods aan wie een tuchtmaatregel is opgelegd een onherroepelijk geworden beslissing van het tuchtcollege loodsen of van het College van Beroep voor het bedrijfsleven herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. het tuchtcollege loodsen of het College van Beroep voor het bedrijfsleven bij de behandeling van de zaak ter zitting niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en die
b. indien zij het tuchtcollege loodsen of het College van Beroep voor het bedrijfsleven bij de behandeling van de zaak ter zitting wel bekend zouden zijn geweest, tot een andere beslissing zouden hebben kunnen leiden.
2. Op de behandeling van het verzoek tot herziening zijn de artikelen 35, eerste, tweede en derde lid, 36, tweede en derde lid, 37, 38, tweede tot en met negende lid, 39, 40 en 41, eerste, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
3. Aan de behandeling van het verzoek tot herziening ter zitting van het College van Beroep voor het bedrijfsleven nemen geen leden deel die hebben deelgenomen aan de behandeling van de zaak, waarvan de herziening wordt verzocht.
1. Op verzoek van de algemene raad of het bestuur van een regionale loodsencorporatie kan het tuchtcollege loodsen de registerloods jegens wie een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig krachtens artikel 15 beschermd belang ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad, met onmiddellijke ingang schorsen voor een periode van ten hoogste een jaar in de uitoefening van zijn bevoegdheid indien het door artikel 15 beschermde belang dit vergt. Het tuchtcollege loodsen beslist niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de registerloods en de voorzitter van de regionale loodsencorporatie waartoe de registerloods behoort.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan ook worden ingediend ingeval een registerloods zich in voorlopige hechtenis bevindt of deze bij nog niet onherroepelijk of onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft, met dien verstande dat alleen een schorsing kan worden uitgesproken voor de duur van de vrijheidsbeneming. De griffier van het gerecht dat een van de in de eerste volzin genoemde beslissingen neemt, geeft van die beslissing kennis aan de voorzitter van de regionale loodsencorporatie waartoe de registerloods behoort.
3. De voorzitter van de regionale loodsencorporatie stelt de betrokken registerloods schriftelijk op de hoogte van het in het eerste en tweede lid bedoelde verzoek, alsmede van de gronden waarop het verzoek rust.
4. Het tuchtcollege loodsen beslist binnen veertien dagen nadat het verzoek overeenkomstig het eerste of tweede lid aan hem ter kennis is gebracht. Het tuchtcollege loodsen kan deze termijn ten hoogste eenmaal verlengen met eenzelfde termijn.
5. Indien de klacht tegen de registerloods op grond waarvan het ernstige vermoeden is gerezen niet reeds schriftelijk ter kennis is gebracht van het tuchtcollege, bepaalt het tuchtcollege bij zijn beslissing op het in het eerste lid bedoelde verzoek tevens een redelijke termijn van niet langer dan zes weken, waarbinnen de algemene raad of het bestuur van een regionale loodsencorporatie de klacht schriftelijk ter kennis van het tuchtcollege brengt. Bij overschrijding van deze termijn vervalt de beslissing op het in het eerste lid bedoelde verzoek van rechtswege. Het tuchtcollege kan op schriftelijk verzoek van de algemene raad of het bestuur van een regionale loodsencorporatie de termijn ten hoogste eenmaal verlengen met een door hem te bepalen redelijke termijn van niet langer dan zes weken. De artikelen 28 tot en met 41 zijn van overeenkomstige toepassing met uitzondering van artikelen 34, derde lid, 37, tweede lid, 38, tweede en achtste lid, en 40.
6. Op verzoek van de betrokken registerloods kan het tuchtcollege loodsen te allen tijde de op grond van het eerste lid opgelegde schorsing opheffen. Hij beslist niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de registerloods en de voorzitter van de regionale loodsencorporatie waartoe de registerloods behoort.
1. Tegen een beslissing op grond van artikel 44a, eerste, tweede en vijfde lid, kunnen de betrokken registerloods, de algemene raad en het bestuur van de regionale loodsencorporatie waartoe de registerloods behoort binnen zes weken na verzending van een afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Artikel 43 is van overeenkomstige toepassing.
2. Het hoger beroep schorst niet de werking van de beslissing waartegen het is gericht.
W
In artikel 45f, eerste lid, wordt «de artikelen 27c, 27i, 27j, 27k en 27l, eerste lid,» vervangen door «de artikelen 27b, eerste en zevende lid, 27c, 27ca, 27i, 27j en 27l, eerste lid,».
X
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid, vervalt het tweede lid.
2. In het tweede lid (nieuw) vervalt «en tweede».
Y
In artikel 47, eerste lid, wordt «artikel 2, derde lid,» vervangen door «artikel 2, zesde lid,».
Z
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 2, eerste en tweede lid,» vervangen door «artikel 2, eerste tot en met vijfde lid».
2. In het tweede lid wordt «artikel 2, derde lid,» vervangen door «artikel 2, zesde lid,».
AA
In artikelen 53 en 54, eerste lid, wordt «artikel 2, eerste en tweede lid,» vervangen door «artikel 2, eerste tot en met vijfde lid».
AB
In artikel 56, eerste lid, wordt «artikelen 2, derde lid,» vervangen door «artikelen 2, zesde lid,».
AC
Artikel 59 komt te luiden:
1. De algemene raad en het bestuur van een regionale corporatie, alsmede degene op wie een verplichting rust als bedoeld in artikel 46, eerste lid, zijn verplicht Onze Minister de inlichtingen te verstrekken die hij nodig acht om te kunnen beoordelen of aanleiding bestaat tot toepassing van artikel 46, eerste lid.
2. Indien op basis van de verstrekte inlichtingen niet kan worden beoordeeld of er aanleiding bestaat tot toepassing van artikel 46, eerste lid, kan Onze Minister een nader onderzoek instellen.
3. De algemene raad en het bestuur van een regionale corporatie, alsmede degene op wie een verplichting rust als bedoeld in artikel 46, eerste lid, zijn verplicht om aan dat onderzoek alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs kan worden gevorderd.
AD
De artikelen 61 tot en met 66 vervallen.
AE
Artikel 67 komt te luiden:
Onze Minister kan verordeningen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, voor de eerste maal als ministeriële regeling vaststellen, voor zover deze, naar het oordeel van Onze Minister, op de datum waarop artikel 3, van de Loodswet 1957 wordt ingetrokken, in werking dienen te treden. Zij blijven, behoudens eerdere intrekking door Onze Minister, van kracht totdat zij bij verordening zijn ingetrokken en vervangen.
AG
Artikel 68 komt te luiden:
1. Wanneer de algemene raad voor de eerste maal na inwerkingtreding van de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen een voorstel als bedoeld in artikel 27c, derde lid, doet, is de raming, bedoeld in artikel 27c, zevende lid, onderdeel c, gebaseerd op de voor het jaar 2015 geldende hoogte, vermeerderd met de indexering vastgesteld krachtens artikel 27d, tweede lid.
2. Bij ministeriële regeling wordt de voor het jaar 2015 geldende hoogte van de integrale uurtarieven vastgesteld.
AH
Artikel 69 komt te luiden:
De op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen geldende loodsgeldtarieven, vastgesteld krachtens artikel 27f van de Loodsenwet, zoals dat artikel luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen, blijven van kracht tot het tijdstip waarop het besluit in werking treedt, waarbij het desbetreffende tarief voor de eerste maal met toepassing van de door eerdergenoemde wet gewijzigde artikelen is vastgesteld.
AI
Na artikel 69 worden drie artikelen ingevoegd:
Hoofdstuk VIA van de Loodsenwet, zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen, blijft van kracht ten aanzien van:
a. een toerekeningssysteem waarmee de Autoriteit Consument en Markt voor dat tijdstip heeft ingestemd, als bedoeld in artikel 27b, en een voor dat tijdstip ingediend voorstel als bedoeld in artikelen 27c, eerste lid,;
b. de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen enig besluit op grond van dit hoofdstuk dat op het tijdstip van inwerkingtreding eerdergenoemde wet nog niet onherroepelijk is;
c. de behandeling van het bezwaar of het beroep gericht tegen enig besluit op grond van dit hoofdstuk dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van eerdergenoemde wet is gemaakt, onderscheidenlijk ingesteld;
d. de behandeling van het bezwaar of het beroep dat op of na het tijdstip van inwerkingtreding van eerdergenoemde wet is gemaakt, onderscheidenlijk ingesteld en dat is gericht tegen enig besluit op grond van dit hoofdstuk waartegen voor dat tijdstip eveneens bezwaar is gemaakt, onderscheidenlijk beroep is ingesteld;
e. een na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen als gevolg van een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak genomen besluit als bedoeld in artikel 27f, eerste lid of tweede lid, dat betrekking heeft op enig jaar gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van eerdergenoemde wet.
Artikelen 28 tot en met 44 van de Loodsenwet, zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 28 tot en met 45 (nieuw) bij de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen, blijven van kracht ten aanzien van klachten die voor inwerkingtreding van de artikelen 28 tot en met 45 (nieuw) bij het tuchtcollege loodsen aanhangig zijn gemaakt en beroepen tegen uitspraken van het tuchtcollege loodsen die voor de inwerkingtreding van de genoemde artikelen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven aanhangig zijn gemaakt.
1. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen en vervolgens telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
2. Onverminderd het eerste lid kan de Autoriteit Consument en Markt ten hoogste eenmaal per vijf jaar een onderzoek uitvoeren naar de kostenelementen opgenomen in het voorstel met betrekking tot de loodsgeldtarieven, bedoeld in artikel 27c.
In artikelen 4, 7 en 11 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht vervalt in de omschrijving bij Loodsenwet «27e».
De volgende wetten worden ingetrokken:
1. Wet van 7 juli 1994, houdende wijziging van de Loodsenwet en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de herziening van de financiële relatie tussen het Rijk en de loodsen, de invoering van een verkeersbegeleidingstarief en een aantal technische wijzigingen;
2. Wet markttoezicht registerloodsen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35720-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.