Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35710 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35710 nr. B |
Aan de voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Eerste Kamer der Staten-Generaal c.c. de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Brussel, 21 april 2021
De Commissie dankt de Eerste Kamer voor haar advies over de mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s «EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030
– De natuur terug in ons leven brengen» {COM(2020) 380 final}.
De EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 moet waarborgen dat de biodiversiteit in Europa ten behoeve van de mens, de planeet, het klimaat en onze economie tegen 2030 op weg is naar herstel, overeenkomstig de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering. De strategie bevat de toezeggingen van de EU om de natuur te beschermen en te herstellen, de belangrijkste oorzaken van biodiversiteitsverlies aan te pakken, wezenlijke verandering mogelijk te maken, biodiversiteitsmaatregelen verder te mainstreamen in het externe optreden van de EU en zich op te stellen als voorvechter van een ambitieuze wereldwijde biodiversiteitsagenda.
De biodiversiteitsstrategie maakt deel uit van een breed scala aan instrumenten op diverse beleidsterreinen, die samen de ambitie van de Europese Green Deal moeten verwezenlijken2. Met gekwantificeerde verplichtingen inzake bescherming en herstel die ambitieus doch haalbaar zijn en maatregelen om daaraan gevolg te geven, verschaft de strategie een nieuwe impuls aan de inspanningen van de EU om het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosysteemdiensten te stoppen en te keren. Ook geeft de strategie blijk van het vaste voornemen van de EU om wereldwijd een leidende rol te spelen door het goede voorbeeld te geven, in de aanloop naar de 15e Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit.
De Commissie is ingenomen met de steun van de fractieleden van GroenLinks voor de doelstellingen van de biodiversiteitsstrategie, maar zij deelt tevens hun vrees dat ons een ernstige achteruitgang van de biodiversiteit wacht. De biodiversiteitsverbintenissen van de EU voor 2030 weerspiegelen deze urgentie: het ambitieniveau is opgevoerd en er wordt meer vaart gezet achter de uitvoering. Om bijvoorbeeld de achteruitgang van de bestuiverspopulaties – een kwestie die specifiek in het advies aan de orde wordt gesteld – een halt toe te roepen, omvat de biodiversiteitsstrategie maatregelen om belangrijke oorzaken van het verlies (zoals verontreiniging met pesticiden) terug te dringen alsmede terrestrische ecosystemen met een grote biodiversiteit te herstellen en het duurzaam gebruik daarvan aan te moedigen. Een breed spectrum van aanvullende maatregelen – governance versterken, duurzame toeleveringsketens en consumptiepatronen bevorderen en de waarde van het natuurlijk kapitaal integreren in de besluitvorming – die in de biodiversiteitsstrategie worden genoemd, beogen de indirecte oorzaken van biodiversiteitsverlies aan te pakken en wezenlijke verandering mogelijk te maken. De Commissie heeft er alle vertrouwen in dat, met krachtige politieke wil van de beleidsmakers en steun en inzet van publieke en private actoren voor de uitvoering van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030, dit instrument kan zorgen voor een doorbraak bij de aanpak van de dubbele ecologische crisis van biodiversiteitsverlies en klimaatverandering. Het is dan ook van groot belang dat de Raad in zijn conclusies van 23 oktober 2020 de doelstellingen van de strategie heeft onderschreven en de verbintenissen inzake bescherming en herstel heeft toegejuicht; dit effent het pad voor tenuitvoerlegging in de lidstaten.
De EU-lidstaten, waaronder ook Nederland, ontwikkelen momenteel nationale plannen en programma’s die de komende jaren richting zullen geven aan de besteding van EU- middelen. Daarbij gaat het met name om de strategische plannen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dit is bij uitstek een moment om ervoor te zorgen dat de doelstellingen en streefdoelen van de EU-natuurwetgeving en van de biodiversiteitsstrategie uit hoofde van alle financieringsinstrumenten prioriteit en steun krijgen en dat investeringen op andere gebieden de biodiversiteit en natuur niet significant schaden, overeenkomstig het groene principe van de Europese Green Deal. De Commissie zal dit proces sturen en controleren, maar benadrukt dat daarbij een belangrijke rol voor de nationale parlementen is weggelegd.
Wat betreft de specifieke vragen die de fractieleden van GroenLinks hebben gesteld, zou de Commissie naar de bijgevoegde bijlage willen verwijzen.
De Commissie hoopt dat de verduidelijkingen in dit antwoord een antwoord bieden op de door de Eerste Kamer aan de orde gestelde punten en ziet uit naar voortzetting van de politieke dialoog.
Maroš Šefčovič Vicevoorzitter
Virginijus Sinkevičius Lid van de Commissie
De Commissie heeft elk van de kwesties die de leden van de fractie van GroenLinks aan de orde stellen, zorgvuldig bestudeerd en wenst de navolgende verduidelijkingen en antwoorden onder de aandacht te brengen.
1. Hoe wil de Europese Commissie ervoor zorgen dat er niet alleen meer beschermd land bijkomt, maar ook inzetten op herstel van bestaande Natura 2000-gebieden? Wil de Commissie er ook voor gaan zorgen dat er hogere kwaliteitseisen voor bestaande en nieuwe natuurgebieden worden gerealiseerd zodat de achteruitgang kan worden geremd en stopgezet? Hoe wil de Europese Commissie zorgdragen voor een betere monitoring en handhaving van Natura 2000-wetgeving?
Het streefcijfer van 30% beschermd land en 30% beschermde mariene gebieden (waarvan 10% strikt beschermd) vloeit voort uit het meest recente wetenschappelijke bewijs voor de oppervlakte die nodig is om de biodiversiteit te beschermen3 De strategie benadrukt dat beschermde gebieden – zowel de nieuwe gebieden die zullen worden aangewezen, als alle bestaande gebieden, waaronder Natura 2000-gebieden en gebieden die onder een nationale beschermingsregeling vallen – doeltreffend moeten worden beheerd. Dit punt staat centraal in de technische ontwerpnota over criteria en richtsnoeren voor aanduidingen van beschermde gebieden, die momenteel door de Commissie, de lidstaten en belanghebbenden wordt besproken.
Het identificeren, aanwijzen en beheren van beschermde gebieden valt onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Zoals is vermeld in de biodiversiteitsstrategie, zal de Commissie ernaar streven de waarborging van de naleving te verbeteren door nauw samen te werken met de lidstaten en Europese netwerken van milieuagentschappen, inspecteurs, auditors, politie, openbare aanklagers en rechters. Bovendien zal de Commissie samenwerken met de lidstaten om de toegang tot de nationale rechter in milieuzaken voor ngo’s en particulieren te verbeteren en haar breed opgezette handhavingsmaatregelen in verband met EU-natuurwetgeving en Natura 2000 voortzetten.
2. De Nederlandse regering geeft aan 30% beschermd land moeilijk haalbaar te vinden in een klein land als Nederland en geeft aan meer in te willen zetten op natuurinclusieve ruimtelijke inrichting4. Hoe beoordeelt de Europese Commissie dit standpunt? Hoe oordeelt zij over natuurinclusieve ruimtelijke inrichting in plaats van30% beschermd land?
De aanvullende beschermde en strikt beschermde gebieden moeten worden aangewezen door het Natura 2000-netwerk te voltooien overeenkomstig de wettelijke verplichtingen van de lidstaten, alsook door verdere beschermde gebieden aan te wijzen in het kader van nationale beschermingsregelingen.
De Commissie is van mening dat natuurbescherming van wezenlijk belang is, maar niet zou volstaan om het verlies aan biodiversiteit te keren. De strategie benadrukt dat het belangrijk is connectiviteit te bevorderen door ecologische corridors aan te leggen en investeringen in groene en blauwe infrastructuur te bevorderen en te ondersteunen. Bovendien wordt er een plan voor het herstel van de natuur in geschetst, met verbintenissen om ervoor te «zorgen dat in alle landschappen en ecosystemen weer gediversifieerde en veerkrachtige natuur komt», door ecosystemen (binnen en buiten beschermde gebieden) te herstellen, de druk op habitats en soorten te verminderen en voor duurzaam gebruik en beheer van ecosystemen te zorgen.
Overeenkomstig het bovenstaande is de Commissie van mening dat natuurinclusieve ruimtelijke inrichting als aanvulling op adequate natuurbeschermingsmaatregelen van belang is, met name in intensiever gebruikte landschappen, maar bescherming – strikt of niet – niet kan vervangen.
3. In hoeverre zal rekening worden gehouden bij de biodiversiteitsstrategie met de nationale context? Is de 30% beschermd gebied automatisch hetzelfde voor iedere lidstaat? Zo niet, hoe zal dit dan worden vastgesteld? Welke criteria wil de Europese Commissie hiervoor hanteren?
Het EU-brede streefdoel van 30% beschermde land- en zeegebieden kan worden uitgesplitst overeenkomstig biogeografische regio’s en mariene regio’s, of op een meer lokaal niveau. De lidstaten worden geacht bij te dragen aan dat streefcijfer op een wijze die in verhouding staat tot de natuurlijke waarden die zij rijk zijn en tot het herstelpotentieel van hun grondgebied en van de zeeën die onder hun jurisdictie vallen. De Commissie werkt samen met de lidstaten en het Europees Milieuagentschap om tegen eind 2021 criteria en richtsnoeren voor het identificeren en aanwijzen van dit soort aanvullende beschermde gebieden overeen te komen.
4. Het Europees Hof van Justitie oordeelde ook in 2018 dat het beleid van Nederland om de uitstoot van stikstof aan te pakken, niet voldeed aan de Europese habitatrichtlijn. In de nieuwe stikstofwet5 is vastgelegd om stikstofuitstoot met 50% terug te dringen in 2035. Hoe kijkt de Europese Commissie hier tegenaan? Hoe beoordeelt zij de inzet tot dusverre van Nederland inzake de stikstofcrisis en breder de aanpak van de teloorgang van de biodiversiteit?
De verplichting om de achteruitgang van Natura 2000-gebieden te voorkomen geldt sinds de aanwijzing van de respectieve gebieden, maar in veel gevallen is in Nederland verdere achteruitgang geconstateerd. Bovendien is het ook uit hoofde van de natuurrichtlijnen wettelijk verplicht om voor alle habitats en soorten een gunstige staat van instandhouding te herstellen.
De diensten van de Commissie merken op dat de nieuwe wetgeving gericht is op een vermindering van de stikstofemissie met 50% tegen 2035, terwijl de commissie-Remkes voorstelde om dat doel tegen 2030 te bereiken, opdat de depositie tegen 2040 in alle Natura 2000-gebieden onder de kritieke waarde uitkomt. De diensten van de Commissie willen graag verder met de Nederlandse autoriteiten bespreken hoe hun streefcijfer voor 2035 ertoe zal bijdragen dat alle habitats tegen 2050 in een gunstige staat van instandhouding zijn gebracht, zoals zij hebben gepland.
5. Het Adviescollege Stikstofproblematiek stelde in zijn eindadvies «Niet alles kan overal» 6dat de uitstoot in 2030 met 50% moet worden teruggedrongen. Over natuurherstel en biodiversiteit wordt nog te weinig beleid gemaakt dat deze tot hoofddoel maakt. Hoe wil de Europese Commissie bewerkstelligen dat Nederland zijn verplichtingen nakomt?
Beschermde habitats en soorten staan in Nederland nog steeds onder hoge druk als gevolg van intensieve landbouw en veranderingen in de hydrologie. De inspanningen om deze druk te verminderen zijn tot dusver onvoldoende gebleken.
De toewijzing van voldoende middelen voor herstel van natuur en biodiversiteit is essentieel, maar volstaat niet om de achteruitgang van habitats en soorten te stoppen. De aanjagers en achterliggende oorzaken van nitraatverontreiniging moeten worden aangepakt om volledig aan de EU-wetgeving inzake water, nitraten, natuur en lucht te voldoen. Intensieve landbouwpraktijken, met name de hoge veedichtheid in bepaalde regio’s, vormen de belangrijkste bron van stikstofverontreiniging. Een duurzame oplossing is niet mogelijk zonder een aanzienlijke bijdrage van deze sector.
6. Welke aanbevelingen heeft de Commissie gedaan aan Nederland in het kader van de «van boer tot bord»-strategie en het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid op het vlak van biodiversiteit in de strategische plannen? Hoe ziet de Commissie de verhoudingen tussen het GLB en de biodiversiteitstrategie? Hoe zullen de ambitieuze doelstellingen uit de biodiversiteitsstrategie ook vertaald worden naar het GLB?
In de EU-biodiversiteitsstrategie voor 20307 en in de «van boer tot bord»- strategie8 heeft de Commissie een aantal doelstellingen voor 2030 vastgesteld, waaronder een beperking met 50% van het risico en het gebruik van chemische pesticiden en een beperking van 50% van het gebruik van gevaarlijkere pesticiden; een beperking van 50% van het verlies van nutriënten uit meststoffen, om het gebruik van meststoffen met ten minste 20% te verminderen; landbouwareaal met minstens 10% landschapselementen met grote diversiteit; en ten minste 25% organische landbouw. Het hervormde gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt een wezenlijk instrument voor de uitvoering van de in de twee strategieën omschreven acties en voor de verwezenlijking van die doelstellingen. Het nieuwe GLB bevat EU-doelstellingen die zijn afgestemd op de nodige transitie naar duurzaamheid. De lidstaten zullen veel meer vrijheid hebben om zelf maatregelen te bedenken voor de verwezenlijking van de EU- doelstellingen. In december 2020 zond de Commissie alle lidstaten aanbevelingen voor de negen specifieke doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid9. Het is nu aan elke lidstaat om de mogelijkheden die het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid biedt, ten volle te benutten, uitdrukkelijke nationale doelstellingen te bepalen en de strategische prioriteiten vast te stellen ter ondersteuning van de transitie naar een duurzame landbouw, volgens een open en participatieve benadering waarbij alle belanghebbenden betrokken zijn.
7. In het verleden is Nederland op de vingers getikt door het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake stikstof en de vormgeving van de landbouw ten opzichte van de belangen van de natuur. Is de Europese Commissie voornemens om op het gebied van landbouw nieuwe zaken voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie?
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft Nederland geen tik op de vingers gegeven en evenmin kritiek geuit op de vormgeving van de Nederlandse landbouw. Ook dient te worden benadrukt dat de procedure die tot de uitspraken in de gevoegde zaken C 293/17 en C 294/17 heeft geleid, niet is geïnitieerd door de Commissie.
De leden van de GroenLinks-fractie van de Eerste Kamer doelen waarschijnlijk op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken C 293/17 en C 294/17. Er zij op gewezen dat deze uitspraak is gedaan op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die meerdere vragen over de uitlegging van Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de habitatrichtlijn)10 had voorgelegd aan het Hof (procedure van artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).
Het Hof van Justitie heeft de vereisten van artikel 6 van de habitatrichtlijn uitgelegd met betrekking tot diverse juridische constructies in het Nederlandse Programma Aanpak Stikstof en daarbij onder meer verduidelijkt onder welke voorwaarden kan worden geconcludeerd dat een project geen significante gevolgen heeft voor beschermde habitats in speciale beschermingszones. Ook heeft het Hof verduidelijkt dat activiteiten als beweiding en bemesting waarschijnlijk moeten worden onderworpen aan een beoordeling overeenkomstig artikel 6, lid 3, van de habitatrichtlijn. Zoals de lidstaten hebben aangegeven in hun verslag overeenkomstig artikel 17 van de habitatrichtlijn en artikel 12 van de vogelrichtlijn, vormt landbouw een van de meest frequente belastingen van beschermde habitats en soorten. De commissie-Remkes heeft daarnaast bevestigd dat het probleem van overmatige stikstofdepositie in kwetsbare beschermde habitats in Nederland een fundamentele oplossing vereist en dat ingewikkelde juridische constructies geen oplossing zijn. Vele van de lopende rechtszaken in verband met het beheer en de bescherming van Natura 2000-gebieden vereisen maatregelen in de landbouwsector om de vastgestelde inbreuken aan te pakken.
Als een lidstaat zijn milieuverplichtingen niet nakomt, kan de Commissie besluiten om gerechtelijke stappen te ondernemen.
8. De leden van de GroenLinks-fractie lezen de volgende passage in de EU- biodiversiteitsstrategie voor 2030: «Het zal ook belangrijk zijn om dit wereldwijd te bepleiten en ervoor te zorgen dat de door de EU genomen maatregelen niet leiden tot ontbossing in andere regio’s van de wereld.» Waar ziet de Europese Commissie metname risico’s liggen? Voor welke regio’s gelden extra zorgen? Welke maatregelen wil de Commissie nemen om ontbossing elders tegen te gaan?
De Commissie zal in 2021 wetgevingsmaatregelen voorstellen om het in de EU in de handel brengen van producten die met ontbossing of bosdegradatie verband houden, te voorkomen of tot een minimum te beperken. Het initiatief is bedoeld om de bijdrage van de EU aan de ontbossing en bosdegradatie wereldwijd zoveel mogelijk te beperken en het gebruik van producten uit ontbossingsvrije toeleveringsketens in de EU te bevorderen. De lopende effectbeoordeling ter onderbouwing van het wetgevingsvoorstel van de Commissie zal een analyse bevatten van de belangrijkste risico’s alsook van de meest geschikte maatregelen om deze aan te pakken. Ook is een proces gestart voor de oprichting van het EU- waarnemingscentrum voor ontbossing. Tegelijkertijd werkt de Commissie aan alle andere maatregelen die worden genoemd in de mededeling «Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren»10, met inbegrip van een aantal maatregelen die gericht zijn op samenwerking met producerende en consumerende landen en andere elementen.
9. Hoe kijkt de Europese Commissie aan tegen het initiatief van vijftig landen (waaronder de EU en landen als Duitsland en Nederland) om 30 procent van de aarde te beschermen? Welke gevolgen kunnen qua beleid en gedrag van een land als Nederland worden verwacht in eigen land, of staat dit volgens de Commissie los van elkaar?
Als lid van de «High Ambition Coalition for Nature and People»11 steunt de Commissie ten volle de toezegging om ten minste 30% van het land- en zeeoppervlak van de aarde te beschermen en zij juicht de inzet van Nederland in deze coalitie toe. De EU speelt een leidende rol door het goede voorbeeld te geven: zo heeft zij zich er in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 toe verbonden om 30% van het land- en zeeoppervlak van de EU te beschermen en de inspanningen van haar partners voor de bescherming, het herstel en het duurzame beheer van de biodiversiteit te ondersteunen. Nu het terrestrische Natura 2000-netwerk van Nederland nagenoeg voltooid is, dient Nederland zijn ambitie na te streven om aanvullende beschermde natuurgebieden aan te wijzen, teneinde op het niveau van de biogeografische regio zo veel mogelijk bij te dragen aan de EU-doelstelling van 30%. Deze inspanningen moeten gepaard gaan met verbeterd beheer en, zo nodig, herstel van alle beschermde gebieden, overeenkomstig de relevante beheersplannen.
10. Uit het rapport «Milieueffectrapporten in Nederland: kwaliteit en kwantiteit»12 blijkt dat in 2018 slechts 3 van 284 MER-beoordelingen voor de intensieve veehouderij, een sector die primair verantwoordelijk is voor de achteruitgang van biodiversiteit in Nederland, hebben geleid tot een volwaardige MER (milieueffectrapportage). Is de Europese Commissie hiervan op de hoogte? Kan de Europese Commissie reflecteren op de vraag of dit een gepaste en voldoende diepgaande manier is om milieu-informatie en milieuvriendelijke alternatieven rondom projecten in beeld te brengen? Kan zij een appreciatie geven van het algemene MER-beleid in Nederland? Klopt het dat er momenteel een procedure is gestart tegen Nederland, die uiteindelijk bij het Europese Hof van Justitie kan belanden inzake de gemaakte beleidskeuzen MER?
Projecten voor installaties voor intensieve veehouderij worden vermeld in de bijlagen I en II van de MEB-richtlijn (Richtlijn 2011/92/EU als gewijzigd)13. Projecten die bepaalde drempelwaarden overschrijden, worden vermeld in bijlage I (punt 17); voor die projecten dient een verplichte MEB te worden uitgevoerd. Andere installaties voor intensieve veehouderij (die niet onder bijlage I vallen), worden vermeld in bijlage II (punt 1, e)). Voor dergelijke projecten beschikken de lidstaten over een beoordelingsmarge en moeten de respectieve bevoegde nationale instanties, hetzij na een individueel onderzoek van het project, hetzij overeenkomstig drempelwaarden of criteria, bepalen of het project moet worden onderworpen aan een beoordeling vanwege de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten, de relevante selectiecriteria van bijlage III van de richtlijn in aanmerking nemend. Ingeval de instanties besluiten dat het project aanzienlijke milieueffecten zal hebben, dient een milieueffectbeoordeling te worden uitgevoerd. Voor projecten ten aanzien waarvan wordt bepaald dat er geen beoordeling is vereist, moeten de instanties die bepaling ter beschikking van het publiek stellen en de belangrijkste redenen opgeven waarom zij een dergelijke beoordeling niet verlangen, onder verwijzing naar de criteria van bijlage III.
Tot op heden beschikt de Commissie niet over informatie en bewijzen op basis waarvan zou kunnen worden gesteld dat de MEB-richtlijn stelselmatig en voortdurend verkeerd wordt toegepast met betrekking tot effectbeoordelingen inzake projecten voor installaties voor intensieve veehouderij. Wat betreft het verzoek om een appreciatie van het algemene MER-beleid in Nederland, zou de Commissie de Eerste Kamer willen wijzen op de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid 2019, landverslag – Nederland (met name punt 5)14.
Momenteel beoordeelt de Commissie echter de omzetting van de aangepaste MEB-richtlijn (als gewijzigd bij Richtlijn 2014/52/EU) in de Nederlandse rechtsorde. In dat kader zijn verscheidene gevallen van mogelijk onjuiste omzetting besproken met de Nederlandse autoriteiten (ref. MEMO/19/1472)15. De Commissie heeft op 7 maart 2019 een aanmaningsbrief verzonden en daarmee bevindt de procedure zich in de eerste fase. Dit geval heeft echter geen betrekking op projecten in verband met installaties voor intensieve veehouderij.
Niettemin dankt de Commissie de Eerste Kamer voor de verstrekte informatie en zij zal het in het advies aangehaalde Arcadis-verslag nader bestuderen.
Zie bijvoorbeeld Dinerstein e.a. (2019), «A Global Deal For Nature: Guiding principles, milestones, and targets», Science Advances, vol. 5 nr. 4, https://advances.sciencemag.org/content/5/4/eaaw2869; Maxwell e.a. (2020), «Area-based conservation in the twenty-first century», Nature, vol. 586, https://www.nature.com/articles/s41586-020-2773-z; Visconti e.a. (2019), «Protected area targets post- 2020», Science, vol. 364, https://science.sciencemag.org/content/364/6437/239.
Wetsvoorstel Stikstofreductie en natuurverbetering (35 600), zie ook dossier op www.eerstekamer.nl.
Adviescollege Stikstofproblematiek, «Niet alles kan overal. Eindadvies over structurele aanpak Adviescollege Stikstofproblematiek», 8 juni 2020.
Zie voor de aanbeveling aan Nederland:
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020SC0388
Arcadis in opdracht van Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, «Milieueffectrapporten in Nederland: kwaliteit en kwantiteit», 22 januari 2020, blz. 66.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35710-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.