Aan de Eurocommissaris voor Milieu, Oceanen en Visserij,
de heer V. Sinkevičius
Den Haag, 26 januari 2021
De leden van de vaste commissies voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit en Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling
kennisgenomen van het Europese voorstel voor besluit inzake het achtste milieuactieprogramma.1 De leden van de fractie van GroenLinks hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen.
In artikel 4 van het achtste milieuprogramma is vastgesteld dat de in artikel 2 vastgelegde
prioritaire doelstellingen regelmatig geëvalueerd worden. Wat wordt vervolgens gedaan
met deze evaluatie? Welke stappen worden er vervolgens gezet, indien wordt geconstateerd
dat implementatie van de milieu en klimaatambities niet voldoende wordt gerealiseerd?
Verder constateren de leden van de GroenLinks-fractie dat in artikel 3, eerste lid,
sub e wordt gesteld dat milieuonvriendelijke milieusubsidies op EU- en nationaal niveau
geleidelijk worden afgeschaft. Wat wordt bedoeld met geleidelijk? Wordt dit ook al
in beschouwing genomen bij het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid? Onderstreept
de Europese Commissie dat, in het licht van de doelstellingen uit de MAP en Green
Deal, subsidie enkel zou moeten gaan naar biologische of natuurinclusieve landbouw?
In artikel 3, tweede lid, wordt gesteld dat er een breed draagvlak nodig is, wat bereikt
kan worden door onder meer burgers hierbij te betrekking en samenwerking op te zoeken.
Hoe wil de Europese Commissie dit aanmoedigen?
In artikel 5 staat dat uiterlijk 31 maart 2029 het 8e MAP wordt geëvalueerd. Zou de
Europese Commissie overwegen dit te vervroegen, gezien de doelstellingen uit de Green
Deal die in 2030 dienen te zijn gerealiseerd, zo vragen de leden van de fractie van
GroenLinks.
De leden van de vaste commissies voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit en Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met
belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk binnen drie maanden na dagtekening
van deze brief.
L.P. van der Linden Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit
H.J. Meijer Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving