De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Aan het slot van artikel 2, tweede lid, wordt ingevoegd «of door feitelijke omstandigheden
niet als onderdaan van enige staat kan worden beschouwd».
Toelichting
Het wetsvoorstel Wet vaststellingsprocedure staatloosheid (35 687) (hierna: «Wetsvoorstel») schrijft dat de staatloosheid van een verzoeker door de
rechtbank wordt vastgesteld, indien niet is gebleken dat de verzoeker door enige staat,
krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd. De Staatssecretaris heeft
aangegeven dat het hier uitsluitend gaat om personen die de iure staatloos zijn.
In de oorspronkelijke Engelse versie van het Verdrag betreffende de status van staatlozen
uit 1954 wordt de staatloze gedefinieerd als: «a person who is not considered as a national by any State under the operation of
its law». Tussen de Nederlandse vertaling van de definitie staatloze in artikel 2 lid 2 van
het Wetsvoorstel en de originele definitie uit het Verdrag zit dus discrepantie.
Door het opnemen van de zinsnede «krachtens diens wetgeving» in artikel 2 lid 2 van
het wetsvoorstel, komt een groep mensen die de facto staatloos is bij een restrictieve
lezing niet in aanmerking voor de vaststelling van staatloosheid. Terwijl deze groep
mensen – volgens de Richtlijnen op Staatloosheid no. 3 van de VN-Vluchtelingenorganisatie
(«UNCHR») – in feite in een toestand verkeert die gelijk is aan die van de iure staatlozen.
De Guidelines omschrijven de facto staatloosheid als de toestand waarin een persoon
zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit heeft en hij geen bescherming
kan, of wegens gegronde reden niet wil, krijgen in dat land.
Dit amendement heeft als doel ervoor te zorgen dat alle staatlozen, de iure en de
facto, de mogelijkheid krijgen om hun staatloosheid vast te laten stellen, teneinde
te voldoen aan de vereisten uit en de geest van de internationale verdragen, te weten
het Verdrag betreffende de status van staatlozen, 1954 en het Verdrag tot beperking
der staatloosheid, 1961.
Koekkoek