Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35662 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35662 nr. B |
Vastgesteld 19 maart 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 heeft kennisgenomen van de mededeling van de Europese Commissie met de titel «Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq'ers 2020–2025».3 Naar aanleiding hiervan is op 7 december 2020 een brief gestuurd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met vragen van de fracties van GroenLinks, D66, PVV en SGP.
De Minister heeft bij brief van 18 december 2020 een uitstelbericht gestuurd en bij brief van 18 maart 2021 inhoudelijk gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra
Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Den Haag, 7 december 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft kennisgenomen van de mededeling van de Europese Commissie met de titel «Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq'ers 2020–2025».4 De mededeling is voor de leden van de fracties van GroenLinks, D66, PVV en SGP aanleiding u een aantal vragen voor te leggen.
Vragen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de EU-strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers. Wel hebben deze leden nog enkele vragen over de aanpak van de Nederlandse regering van een aantal van de genoemde onderwerpen.
Een van de doelen die in het EU-voorstel genoemd wordt, is het delen van goede praktijken inzake het garanderen van veilige en passende opvangvoorzieningen voor lhbtiq-verzoekers om internationale bescherming. Op welke wijze gaat de Nederlandse regering het probleem van onveiligheid van en geweld tegen lhbtiq-asielzoekers in opvanglocaties aanpakken? En hoe effectief is het beleid tot nu toe geweest, ook met het oog op recente meldingen van geweld en een brandbrief van NGO LGBT Asylum Support naar de Tweede Kamer op 21 augustus? Worden aparte units voor lhbtiq-asielzoekers overwogen? Welke andere mogelijke verbeterpunten liggen er ter bespreking op tafel? Hoe verhouden deze zich tot het Europese voorstel? Op welke punten is de Nederlandse regering het niet eens met het EU-voorstel?
Een andere genoemde doelstelling is het voorkomen van beïnvloeding van de beoordeling van lhbtiq-asielaanvragen door discriminatie en/of stereotypen. Hoe rijmt de regering deze doelstelling met de kritiek op de huidige manier van beoordelen van lhbtiq-asielzaken in Nederland, waarin wordt uitgegaan van een stereotiepe idee dat iemand gedachteprocessen of interne worstelingen heeft doorgemaakt gerelateerd aan het feit dat zij als «anders» gezien werden in hun land van herkomst? Is de Nederlandse regering bereid om haar huidige beleid onder de loep te nemen en zo nodig te herijken in lijn met het Europese voorstel?
In het voorstel wordt meerdere malen genoemd dat lhbtiq-vrije zones onacceptabel zijn en dat de wettelijke bescherming van lhbtiq’ers tegen haatmisdrijven, haatuitingen en geweld vergroot moet worden. De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat dit soort misdrijven en incidenten echter ook afkomstig kunnen zijn van, of aangewakkerd kunnen zijn door, het beleid van lidstaten zelf. Neem bijvoorbeeld de berichten over «lhbtiq+ vrije zones» in Polen en recent ook in Hongarije. Wat is de taxatie van de Nederlandse regering met betrekking tot hoe hier binnen de Europese Unie mee om moet worden gegaan? Is het handhaven van «lhbtiq+ vrije zones» te rijmen met het EU-lidmaatschap? Hoe zal de regering binnen de EU haar denkbeelden hierover naar voren brengen? Welke rechtsmiddelen ziet de Nederlandse regering om deze ontwikkeling aan te pakken?
Vragen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de lhbtiq-strategie van de Europese Commissie en hebben hierover nog enkele vragen. Graag vernemen deze leden wat de algemene inzet is van de Nederlandse regering op deze strategie. Daarnaast willen deze leden graag de analyse van Nederland over de achterliggende oorzaken van de weerstand tegen en backlash in sommige EU-lidstaten op de lhbtiq-agenda. Wat gaat Nederland hier zelf aan doen om deze backlash tegen te gaan? Bovendien vernemen deze leden graag of en hoe de Nederlandse ambassades gaan samenwerken met EU-ambassades buiten de Europese Unie in het uitdragen van deze agenda en het ondersteunen van het lokale maatschappelijk middenveld.
Vragen van de PVV-fractie
In de Europese Unie, en ook in lidstaat Nederland, hebben lhbtiq’ers steeds meer te maken met haatuitingen, haatmisdrijven en geweld, zo constateren de leden van de PVV-fractie. Als oorzaak wordt helaas niet altijd «man en paard» genoemd. Kan de Minister aangeven wat de oorzaken zijn van de toegenomen haatuitingen, haatmisdrijven en geweld tegen met name lhbtiq’ers in ons land?
De Europese Unie heeft er vertrouwen in dat «we» samen met de lidstaten Europa beter en veiliger kunnen maken voor iedereen. In de strategie voor bevordering van gelijkheid wil de Europese Unie onder andere de veiligheid van haar inwoners waarborgen. In een prioritair voorstel ter bevordering van de gelijkheid en ter voorkoming van haatuitingen, haatmisdrijven en geweld heeft de Europese Commissie voorgesteld om deze uitingen van intolerantie en geweld als zodanig vast te stellen in het EU-verdrag en om financiële middelen aan te wenden om deze haatuitingen, haatmisdrijven en geweld tegen te gaan. Kan de Minister uitleggen op welke wijze haatuitingen, haatmisdrijven en geweld tegen lhbtiq’ers zullen worden tegengegaan?
Met name lhbtiq’ers moeten zich in al hun diversiteit veilig kunnen voelen en ten volle deel kunnen nemen aan de samenleving. Gelijkheid en non-discriminatie zijn namelijk kernwaarden en grondrechten in de Europese Unie. Kan de Minister aangeven of er in Europees verband adequate maatregelen worden overwogen, waaronder het beveiligen dan wel sluiten van de Europese grenzen om de voortschrijdende islamisering, zowel in de Europese Unie als in ons land, een halt toe te roepen? En kan de Minister uitleggen waarom het sluiten van de Europese dan wel Nederlandse grenzen geen optie is om de voortschrijdende islamisering vanwege de massale toestroom van met name niet-westerse allochtonen die de kernwaarden en grondrechten van de Europese Unie niet onderschrijven/accepteren en oververtegenwoordigd zijn bij de intolerantie jegens lhbtiq’ers en het anti-homogeweld in ons land, tegen te gaan?
Vragen van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering wil voorkomen dat de extra inzet op bescherming van asielzoekers met lhbtiq-achtergrond leidt tot meer risico’s op misbruik van asielprocedures. Deze leden wijzen erop dat reeds aandacht bestaat voor dit risico in het kader van de beoordeling van de seksuele gerichtheid, maar zij constateren dat dit risico wezenlijk toeneemt indien de subjectief beleefde genderidentiteit het uitgangspunt vormt voor het verzoek. Zij ontvangen graag nadere toelichting hoe hiermee om te gaan.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het EU-plan aandacht bestaat voor het tegengaan van conversietherapie. Deze leden vragen hoe de regering wil waarborgen dat bij die inspanningen niet de ruimte onder druk komt te staan voor psychologische ondersteuning op verzoek van lhbtiq-personen, waar betrokkenen zelf baat bij hebben voor hun persoonlijke ontwikkeling. Deze leden menen dat men in dezen niet het kind met het badwater mag weggooien.
De leden van de SGP-fractie zijn het van harte eens dat het kweken van haat tegen personen strafbaar dient te zijn, uiteraard ook als het personen met lhbtiq-achtergrond betreft. Zij lezen echter dat de Europese Commissie dit strafbare feit wil opnemen onder de misdrijven op grond van artikel 83 VWEU. Deze leden vragen een oordeel van de regering hierover. Op welke gronden kan gesteld worden dat deze strafbare feiten grensoverschrijdend zouden zijn in de zin van dit artikel? Kan de regering een vergelijking maken met andere misdrijven die in de lijst zijn opgenomen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie moeite heeft met typeringen als genderideologie en dat zij pogingen lijkt te gaan ondernemen om dergelijke uitingen tegen te gaan. Deze leden vragen of de regering onderkent dat het al dan niet kwalificeren van bepaalde maatschappelijke processen of bewegingen als ideologisch bij uitstek bescherming verdient op grond van de vrijheid van meningsuiting en onder meer onderdeel kan zijn van academisch debat. Hoe wil de regering de vrijheid van meningsuiting blijven beschermen? Deelt de regering de inzet dat de vrije meningsvorming niet gekneveld mag worden doordat bepaalde uitlatingen de Europese Commissie onwelgevallig zijn?
De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
De voorzitter van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.H. Bikker
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
Op 7 december 2020 hebben leden van de fracties GroenLinks, D66, PVV en SGP schriftelijke vragen gesteld over de mededeling van de Europese Commissie met de titel «Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq'ers 2020–2025». Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk vanwege de benodigde interdepartementale afstemming.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2021
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden van de fracties GroenLinks, D66, PVV en SGP over de mededeling van de Europese Commissie met de titel «Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq'ers 2020–2025».
Mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
(168027u, ingezonden 7 december 2020)
Vragen van de leden van de fracties GroenLinks, D66, PVV en SGP naar aanleiding van de mededeling van de Europese Commissie met de titel «Een Unie van Gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020–2025.»
Antwoord van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Ingrid van Engelshoven, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, Ankie Broekers-Knol.
Vragen van de GroenLinks-fractie
Vraag 1.
Een van de doelen die in het EU-voorstel genoemd wordt, is het delen van goede praktijken inzake het garanderen van veilige en passende opvangvoorzieningen voor lhbtiq-verzoekers om internationale bescherming. Op welke wijze gaat de Nederlandse regering het probleem van onveiligheid van en geweld tegen lhbtiq-asielzoekers in opvanglocaties aanpakken? En hoe effectief is het beleid tot nu toe geweest, ook met het oog op recente meldingen van geweld en een brandbrief van NGO LGBT Asylum Support naar de Tweede Kamer op 21 augustus? Worden aparte units voor lhbtiq-asielzoekers overwogen? Welke andere mogelijke verbeterpunten liggen er ter bespreking op tafel? Hoe verhouden deze zich tot het Europese voorstel? Op welke punten is de Nederlandse regering het niet eens met het EU-voorstel?
Bij de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid, op 25 november jl., is door het lid Groothuizen en anderen een motie ingediend waarin is verzocht om een plan van aanpak op te stellen met betrekking tot de veiligheid van, onder andere, LHBTI-asielzoekers.5 Op 5 maart jl. is de Tweede Kamer hier per brief uitvoerig over geïnformeerd.6 In deze brief wordt breed uiteengezet op welke wijze het Kabinet zich blijvend zal inzetten ten behoeve van het waarborgen van de veiligheid van LHBTI-asielzoekers in de opvang. Kortheidshalve verwijs ik u naar de inhoud van deze brief.
In voornoemde brief wordt verwezen naar een onderzoek naar de opvang en begeleiding van LHBTI-asielzoekers en bekeerlingen waar het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) momenteel mee bezig is. Als onderdeel van dit onderzoek zal onder andere bekeken worden waar er ruimte bestaat voor verbeteringen in de opvang en begeleiding van deze doelgroepen. Dit onderzoek zal een belangrijke bron zijn voor de verdere ontwikkeling van beleid in het kader van de begeleiding en opvang van LHBTI-asielzoekers. Over de resultaten van dit onderzoek zal de Tweede Kamer per brief geïnformeerd worden. De mogelijke verbeterpunten die voortvloeien uit het WODC onderzoek zijn op dit moment nog niet bekend. Wel kan ik u mededelen dat het kabinet zich kan vinden in het voorstel en de acties die de Commissie voorstelt in het kader van bescherming van de rechten van LHBTI-asielzoekers. Het is belangrijk dat de veiligheid en leefbaarheid voor eenieder in de opvanglocaties wordt gewaarborgd. Dit is dan ook een prioriteit in de begeleiding van het COA. De signalen van situaties waarin de opvang niet goed verloopt zijn bij het kabinet bekend. Het COA zet zich echter in om voor alle bewoners een veilige leefomgeving te creëren.
De plaatsing van asielzoekers in de opvang is een proces waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met eenieders achtergrond. Een beleid waarbij kwetsbare groepen of slachtoffers uit dergelijke groepen structureel geïsoleerd worden opgevangen is echter niet wenselijk en geeft een verkeerd signaal af. Dit kan namelijk een stigmatiserend effect hebben op leden van deze groepen. Daarbij geldt dat niet alle asielzoekers die tot een bepaalde groep behoren apart opgevangen willen worden. Categoriale opvang voor LHBTI-asielzoekers past daarom niet in de wijze waarop wij met elkaar samenleven in Nederland en het doet geen recht aan de positie van deze groepen.
Om de veiligheid van kwetsbare personen te waarborgen biedt het COA maatwerk. Dit houdt in dat, indien vereist en/of gewenst, het COA bijvoorbeeld wel zorg kan dragen voor een verplaatsing van een bewoner binnen de opvanglocatie. Daarnaast wordt in de begeleiding rekening gehouden met eventuele benodigde aanpassingen en aanvullende begeleiding of verzorging vanuit andere organisaties. Indien asielzoekers daar behoefte aan hebben, kijkt het COA waar mogelijk of asielzoekers bij elkaar geplaatst kunnen worden. Zo kan het voorkomen dat meerdere LHBTI-asielzoekers binnen bepaalde opvanglocaties in dezelfde vleugel wonen.
Vraag 2.
Een andere genoemde doelstelling is het voorkomen van beïnvloeding van de beoordeling van lhbtiq-asielaanvragen door discriminatie en/of stereotypen. Hoe rijmt de regering deze doelstelling met de kritiek op de huidige manier van beoordelen van lhbtiq-asielzaken in Nederland, waarin wordt uitgegaan van een stereotiepe idee dat iemand gedachteprocessen of interne worstelingen heeft doorgemaakt gerelateerd aan het feit dat zij als «anders» gezien werden in hun land van herkomst? Is de Nederlandse regering bereid om haar huidige beleid onder de loep te nemen en zo nodig te herijken in lijn met het Europese voorstel?
Het is onjuist dat er nog steeds wordt uitgegaan van een stereotiep idee dat iemand gedachteprocessen of interne worstelingen heeft doorgemaakt gerelateerd aan het feit dat zij als «anders» gezien werden in hun land van herkomst. De nadruk ligt op de eigen ervaringen van de migrant en de persoonlijke beleving van de seksuele gerichtheid. Hieronder leg ik dit uit.
Bij de beoordeling van een asielaanvraag waarbij een beroep wordt gedaan op de seksuele gerichtheid, maakt de IND gebruik van werkinstructie 2019/17. In deze werkinstructie ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de migrant met betrekking tot diens seksuele gerichtheid en wat dit voor hen en hun omgeving heeft betekend. De migrant wordt gevraagd toe te lichten hoe deze zich realiseerde dat diegene LHBTI was, hoe dat persoonlijk is beleefd, en hoe (en of) de omgeving gereageerd heeft.
Dit is echter anders dan het «bewustwordingsproces» of «zelfacceptatie» zoals dit voorheen in de oude werkinstructie opgenomen stond. Het betekent namelijk niet dat de IND als uitgangspunt hanteert dat in alle gevallen een bepaald gedachteproces of een interne worsteling moet hebben plaatsgevonden voordat de migrant diens LHBTI-gerichtheid heeft geaccepteerd. Echter, er mag wel verwacht worden dat bij een migrant die afkomstig is uit een land waar men LHBTI-gerichtheid niet accepteert en waar dit mogelijk strafbaar is gesteld, sprake zal zijn van een (denk)proces waarin de migrant zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij (en de wet) verwacht/verlangt en op welke wijze diegene daaraan invulling wil en kan geven.
Zoals ook uit de werkinstructie blijkt, zal de IND hier vragen over stellen en de verklaringen van de migrant hierover meewegen bij de beoordeling of de LHBTI-gerichtheid geloofwaardig wordt geacht. Deze verklaringen moeten, integraal gezien, een authentiek verhaal vormen.
Het WODC heeft eind mei 2019 een memorandum gepubliceerd over de geloofwaardigheidsbeoordeling van asielaanvragen met een LHBTI- of bekeringsmotief door de IND. Deze bestond ook uit een internationale beleidsvergelijking tussen West-Europese landen. Daaruit is gebleken dat het toetsingskader en de uitvoeringspraktijk in Nederland, voorafgaand aan de recente wijzigingen, grotendeels overeenkwamen met de werkwijze in andere westerse landen. Uit de internationale inventarisatie is niet gebleken dat er onderzoek bekend dat aanknopingspunten biedt voor een verbetering in de beoordeling van LHBTI- en/of bekeringszaken. Momenteel is het WODC bezig met een evaluatie van de geloofwaardigheidsbeoordeling, aan de hand van de nieuwe werkinstructies, van LHBTI- en bekeringszaken door de IND. Zodra dit onderzoek is afgerond zal de Tweede Kamer hierover geïnformeerd worden.
Vraag 3.
In het voorstel wordt meerdere malen genoemd dat lhbtiq-vrije zones onacceptabel zijn en dat de wettelijke bescherming van lhbtiq’ers tegen haatmisdrijven, haatuitingen en geweld vergroot moet worden. De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat dit soort misdrijven en incidenten echter ook afkomstig kunnen zijn van, of aangewakkerd kunnen zijn door, het beleid van lidstaten zelf. Neem bijvoorbeeld de berichten over «lhbtiq+ vrije zones» in Polen en recent ook in Hongarije. Wat is de taxatie van de Nederlandse regering met betrekking tot hoe hier binnen de Europese Unie mee om moet worden gegaan? Is het handhaven van «lhbtiq+ vrije zones» te rijmen met het EU-lidmaatschap? Hoe zal de regering binnen de EU haar denkbeelden hierover naar voren brengen? Welke rechtsmiddelen ziet de Nederlandse regering om deze ontwikkeling aan te pakken?
Het is zorgelijk dat conservatieve krachten de verworven rechten van vrouwen en LHBTI-personen in landen zoals Polen en Hongarije teniet trachten te doen. Hier spreekt het kabinet zich tegen uit. We zouden in deze tijd deze thema’s juist verder moeten brengen. Een consequent optreden van het kabinet bij de verschillende Raden is van belang om de denkbeelden van het kabinet naar voren te brengen en de gemeenschappelijke waarden van de EU te verdedigen en bevorderen. Daarnaast wordt actief samenwerking gezocht met gelijkgestemde lidstaten, om ons ervan te verzekeren dat verworvenheden zoals vastgelegd in de Istanbul conventie en het Beijing Platform for Action niet ter discussie worden gesteld. Middels een BNC-fiche over de LGBTIQ-strategie van de Europese Commissie is de Kamer reeds op de hoogte gebracht van de inzet van het kabinet.
Commissievoorzitter Von der Leyen benadrukte in haar «Staat van de Unie» die zij op 16 september 2020 uitsprak onomwonden dat dergelijke zones «humaniteitsvrije zones zijn. En deze hebben geen plek in onze Unie.» Het kabinet onderschrijft dan ook het besluit van de Commissie deze zomer om twinning-subsidieaanvragen van 6 Poolse gemeentes niet toe te kennen. Ook verwelkomt het kabinet het plan dat de Commissie in haar strategie uiteenzet om onder andere haatuitingen tegen LHBTI-personen toe te voegen aan de lijst van strafbare feiten in artikel 83, lid 1, van het VWEU. Hiermee wordt namelijk blijk gegeven van de bijzondere noodzaak om deze misdrijven op gemeenschappelijke basis te bestrijden. Dit is niet alleen een duidelijk signaal, maar biedt ook een belangrijk handvat om LHBTI-vrije zones aan te pakken. Na deze vaststelling kunnen richtlijnen ter bestrijding van haatuitingen tegen LHBTI-personen worden aangenomen, zodat kan worden voorzien in gemeenschappelijke en doeltreffende sancties tegen dergelijke misdrijven.
Vragen van de D66-fractie
Vraag 4.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de lhbtiq-strategie van de Europese Commissie en hebben hierover nog enkele vragen. Graag vernemen deze leden wat de algemene inzet is van de Nederlandse regering op deze strategie. Daarnaast willen deze leden graag de analyse van Nederland over de achterliggende oorzaken van de weerstand tegen en backlash in sommige EU-lidstaten op de lhbtiq-agenda. Wat gaat Nederland hier zelf aan doen om deze backlash tegen te gaan? Bovendien vernemen deze leden graag of en hoe de Nederlandse ambassades gaan samenwerken met EU-ambassades buiten de Europese Unie in het uitdragen van deze agenda en het ondersteunen van het lokale maatschappelijk middenveld.
Er is een beweging gaande waarbij in conservatieve lidstaten de verworven rechten van LHBTI-personen steeds meer onder druk komen te staan of zelfs teruggedraaid worden. Het structurele tegengeluid van progressieve lidstaten is daarnaast nog te beperkt. Het kabinet heeft besloten de samenwerking met gelijkgestemde lidstaten op te zoeken om de gemeenschappelijke waarden ten aanzien van LHBTI-gelijkheid te waarborgen en bevorderen. Middels deze samenwerking treedt Nederland proactief op tegen het afzwakken of verwijderen van agreed language in Raadsconclusies. Daarnaast beraadt het kabinet zich op aanvullende maatregelen om de eerder genoemde backlash tegen te gaan. Hierover wordt uw Kamer geïnformeerd.
Nederlandse posten staan in nauw contact met de EU ambassades. Vaak wordt gezamenlijk opgetrokken in bilaterale gesprekken en publieke verklaringen. Posten zijn, al dan niet in EU of internationaal verband, betrokken bij het monitoren van civic space, het bezoeken van rechtszaken, wonen bijeenkomsten bij en kaarten zaken aan in bilaterale gesprekken of in gemeenschappelijke publieke verklaringen. In EU-verband heeft het kabinet zich bovendien met gelijkgezinde landen ingespannen voor ondersteuning aan een divers en lokaal maatschappelijk middenveld en het vroegtijdig monitoren en adresseren van restricties op het maatschappelijk middenveld. Dit is opgenomen in het nieuwe EU Actieplan Mensenrechten en Democratie (2020–2024).
Het EU Actieplan Mensenrechten en Democratie (2020–2024) dat de ambities en prioriteiten van de EU en de lidstaten op dit gebied bepaalt, benoemt daarnaast als een van de prioriteiten het bestrijden van alle vormen van discriminatie tegen lesbische, homoseksuele, bi+, trans en interseksuele personen, met inbegrip van het voorkomen en tegengaan van geweldplegingen uit haat tegen deze personen en haatzaaien. Nederland zal waar mogelijk de acties van de EU-ambassades in dit kader zoveel mogelijk ondersteunen.
Vragen van de PVV-fractie
Vraag 5.
In de Europese Unie, en ook in lidstaat Nederland, hebben lhbtiq’ers steeds meer te maken met haatuitingen, haatmisdrijven en geweld, zo constateren de leden van de PVV-fractie. Als oorzaak wordt helaas niet altijd «man en paard» genoemd. Kan de Minister aangeven wat de oorzaken zijn van de toegenomen haatuitingen, haatmisdrijven en geweld tegen met name lhbtiq’ers in ons land?
De politie heeft in 2019 1603 incidenten geregistreerd met betrekking tot discriminatie op grond van seksuele gerichtheid7. Dit is inderdaad een toename van 100 incidenten in absolute zin in vergelijking met 2018. In 17% van deze incidenten was er sprake van geweld en in 16% van bedreiging. In de meeste gevallen vonden deze incidenten plaats op straat of in de buurt waar het slachtoffer woonde. Echter kan er geen eenduidige factor worden aangewezen die haatmisdrijven, -uitingen en geweld tegen LHBTI-personen in Nederland verklaart. Uit de registratie van discriminatie cijfers blijkt dat in 2019 de toename in meldingen bij anti-discriminatievoorzieningen (ADV) op basis van seksuele gerichtheid te maken heeft gehad met de publicatie van de Nederlandse vertaling van de Nashville-verklaring8. Bij haatuitingen en -misdrijven is er vaak sprake van polarisatie en sociale afstand tussen groepen in de maatschappij. Daarnaast hebben motieven van haatmisdrijven tegen LHBTI-personen dikwijls te maken met opvattingen over mannelijkheid en sociale normen waarvan de dader zelf verwacht dat deze geldend zijn in de maatschappij.
Vraag 6.
De Europese Unie heeft er vertrouwen in dat «we» samen met de lidstaten Europa beter en veiliger kunnen maken voor iedereen. In de strategie voor bevordering van gelijkheid wil de Europese Unie onder andere de veiligheid van haar inwoners waarborgen. In een prioritair voorstel ter bevordering van de gelijkheid en ter voorkoming van haatuitingen, haatmisdrijven en geweld heeft de Europese Commissie voorgesteld om deze uitingen van intolerantie en geweld als zodanig vast te stellen in het EU-verdrag en om financiële middelen aan te wenden om deze haatuitingen, haatmisdrijven en geweld tegen te gaan. Kan de Minister uitleggen op welke wijze haatuitingen, haatmisdrijven en geweld tegen lhbtiq’ers zullen worden tegengegaan?
Het kabinet staat voor het behoud van Europese waarden die burgers van de Europese Unie raken zoals deze genoemd worden in het verdrag van de Europese Unie. Elke vorm van discriminatie of geweld op grond van seksuele gerichtheid, geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie, of op welke andere grond dan ook is niet toelaatbaar.
Het kabinet is van mening dat elk incident tegen LHBTI-personen er een te veel is. Daarom is in samenwerking met de G4 het Actieplan Veiligheid LHBTI ontwikkeld9, waarvan de maatregelen op dit moment ter uitvoering worden gebracht, specifiek om de fysieke en sociale veiligheid van LHBTI personen te bevorderen. Daarnaast is er het informele medewerkersnetwerk bij de politie Roze in Blauw. Zij leveren een belangrijke bijdrage aan de aanpak van discriminatie van LHBTI-personen. Hun deskundigheid en specifieke inzichten op het gebied van discriminatie van LHBTI-personen dragen bij aan de strafrechtelijke aanpak van discriminatie. Het zetten van vervolgstappen is aan een volgend kabinet.
Vraag 7.
Met name lhbtiq’ers moeten zich in al hun diversiteit veilig kunnen voelen en ten volle deel kunnen nemen aan de samenleving. Gelijkheid en non-discriminatie zijn namelijk kernwaarden en grondrechten in de Europese Unie. Kan de Minister aangeven of er in Europees verband adequate maatregelen worden overwogen, waaronder het beveiligen dan wel sluiten van de Europese grenzen om de voortschrijdende islamisering, zowel in de Europese Unie als in ons land, een halt toe te roepen? En kan de Minister uitleggen waarom het sluiten van de Europese dan wel Nederlandse grenzen geen optie is om de voortschrijdende islamisering vanwege de massale toestroom van met name niet-westerse allochtonen die de kernwaarden en grondrechten van de Europese Unie niet onderschrijven/accepteren en oververtegenwoordigd zijn bij de intolerantie jegens lhbtiq’ers en het anti-homogeweld in ons land, tegen te gaan?
Het kabinet vindt het belangrijk dat iedereen zich veilig voelt en de ruimte voelt om openlijk zichzelf te zijn in onze samenleving. Intolerante opvattingen over LHBTI-personen komen ook binnen de EU helaas regelmatig voor. Zo zien we in bepaalde landen wat dat betreft zorgwekkende ontwikkelen. Verder zijn er groepen in de samenleving waar de LHBTI-acceptatie lager ligt dan in andere groepen, zoals bij jongeren, ouderen en bij mensen met verschillende religieuze achtergronden. Uit de SCP monitor (2018)10 blijkt echter dat juist binnen deze groepen stappen vooruit worden gezet in de acceptatie van LHBTI-personen. Daarnaast zien we dat de acceptatie van LHBTI-personen en opvattingen over sekse- en genderdiversiteit binnen alle sociaal-demografische groepen is toegenomen de afgelopen jaren. Wat betreft geweld tegen homoseksuele mannen zien we dat de daders voornamelijk jonge mannen zijn, zowel van Nederlandse als van niet-westerse komaf. Geweld tegen LHBTI-personen heeft vaak te maken met traditionele normen over mannelijkheid. Naast het Actieplan Veiligheid LHBTI dat is ontwikkeld om de veiligheid van LHBTI personen te waarborgen, zet het kabinet dan ook in op het doorbreken van stereotiepe rolpatronen over mannelijkheid en vrouwelijkheid in verschillende groepen in de samenleving.
Daarbij is het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing voor het complexe asiel- en migratievraagstuk. Het specifiek tegengaan van immigratie uit Islamitische landen zou in strijd zijn met art. 1 Grondwet en met het vluchtelingenverdrag. In plaats daarvan zet het kabinet zich in Europees verband in voor het aanpakken van irreguliere migratie door o.a. het versterken van de buitengrenzen en Schengen, en risico’s voor de openbare orde zoveel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen.
Vragen van de SGP-fractie
Vraag 8.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering wil voorkomen dat de extra inzet op bescherming van asielzoekers met lhbtiq-achtergrond leidt tot meer risico’s op misbruik van asielprocedures. Deze leden wijzen erop dat reeds aandacht bestaat voor dit risico in het kader van de beoordeling van de seksuele gerichtheid, maar zij constateren dat dit risico wezenlijk toeneemt indien de subjectief beleefde genderidentiteit het uitgangspunt vormt voor het verzoek. Zij ontvangen graag nadere toelichting hoe hiermee om te gaan.
Asielzoekers die hun land van herkomst hebben verlaten vanwege problemen die samenhangen met hun genderidentiteit worden eveneens beoordeeld conform werkinstructie 2019/17 en daarbij zal de IND altijd eerst onderzoeken of de aangevoerde problemen die samenhangen met genderidentiteit geloofwaardig zijn. Bij de geloofwaardigheidsbeoordeling worden alle feiten en omstandigheden betrokken die bekend zijn in het dossier. De verklaringen in het individuele dossier vormen altijd het uitgangspunt bij de vraag of misbruik wordt gemaakt van dit motief.
Vraag 9.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het EU-plan aandacht bestaat voor het tegengaan van conversietherapie. Deze leden vragen hoe de regering wil waarborgen dat bij die inspanningen (c.q. verbod conversietherapie) niet de ruimte onder druk komt te staan voor psychologische ondersteuning op verzoek van lhbtiq-personen, waar betrokkenen zelf baat bij hebben voor hun persoonlijke ontwikkeling. Deze leden menen dat men in dezen niet het kind met het badwater mag weggooien.
De beleidsreactie ter uitvoering van de motie Bergkamp c.s.11 omtrent <homogenezingsbehandelingen> en <conversietherapieën> wordt in het eerste kwartaal van 2021 naar de Tweede Kamer gestuurd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Met die brief zal het eindrapport van het onderzoek «Voor de verandering» worden verzonden en worden de bevindingen en maatregelen rondom conversietherapie nader toegelicht.
Vraag 10.
De leden van de SGP-fractie zijn het van harte eens dat het kweken van haat tegen personen strafbaar dient te zijn, uiteraard ook als het personen met lhbtiq-achtergrond betreft. Zij lezen echter dat de Europese Commissie dit strafbare feit wil opnemen onder de misdrijven op grond van artikel 83 VWEU. Deze leden vragen een oordeel van de regering hierover. Op welke gronden kan gesteld worden dat deze strafbare feiten grensoverschrijdend zouden zijn in de zin van dit artikel? Kan de regering een vergelijking maken met andere misdrijven die in de lijst zijn opgenomen?
De Europese Commissie geeft aan voornemens te zijn een initiatief in te dienen om haatmisdrijven en haatuitingen tegen LHBTI-personen toe te voegen aan de lijst van strafbare feiten op grond van artikel 83 VWEU. Wetgeving voor de criminalisering van haatmisdrijven en haatuitingen op de grond van racisme en xenofobie zijn reeds door de Europese Unie aangenomen. Deze strafbare feiten zijn grensoverschrijdend gezien het gegeven dat haatmisdrijven en -uitingen steeds meer online plaatsvinden. Het uitbreiden van de lijst met strafbare feiten voor haatmisdrijven en -uitingen tegen LHBTI personen is een belangrijk signaal voor het tegengaan van (online) haat en geweld tegen LHBTI-personen en bevorderen van de veiligheid.
Het kabinet onderschrijft dan ook het belang van een gezamenlijke Europese aanpak om de (online) verspreiding van haatzaaiende boodschappen tegen te gaan. Het kabinet wil graag meer duidelijkheid hebben over de juridische grondslag en invulling van het voornemen om de lijst van EU-misdrijven tot haatmisdrijven en haatzaaiende uitlatingen uit te breiden. Het is vooralsnog te voorbarig om op dit moment al positie in te nemen. Dit zal worden gedaan via de geijkte route wanneer de Europese Commissie haar voorstel indient. Belangrijke aandachtspunten voor het kabinet bij de beoordeling van de voorstellen zijn de vrijheid van meningsuiting, rechtsbescherming en de aansluiting bij andere Europese en internationale instrumenten.
Vraag 11.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie moeite heeft met typeringen als genderideologie en dat zij pogingen lijkt te gaan ondernemen om dergelijke uitingen tegen te gaan. Deze leden vragen of de regering onderkent dat het al dan niet kwalificeren van bepaalde maatschappelijke processen of bewegingen als ideologisch bij uitstek bescherming verdient op grond van de vrijheid van meningsuiting en onder meer onderdeel kan zijn van academisch debat. Hoe wil de regering de vrijheid van meningsuiting blijven beschermen? Deelt de regering de inzet dat de vrije meningsvorming niet gekneveld mag worden doordat bepaalde uitlatingen de Europese Commissie onwelgevallig zijn?
Het kabinet deelt uiteraard de overtuiging dat vrije meningsuiting van groot belang is, en dat deze niet mag worden beperkt omdat een uitlating de Europese Commissie of een nationale overheid onwelgevallig is. Een dergelijke beperking is naar inschatting niet de bedoeling van de Europese Commissie. In de onderhavige mededeling neemt de Europese Commissie wel duidelijk stelling tegen de visie dat het bestaan van LHBTI-personen een kwestie is van ideologie. Zo wordt EC-voorzitter Ursula von der Leyen aangehaald, die stelt dat jezelf zijn geen ideologie is, maar je identiteit. In de strategie wordt echter niet gezegd dat op dit gebied geen andere visies mogen worden geuit. Dat mag uiteraard zolang er geen sprake is van haatuitingen, haatmisdrijven, discriminatie, uitsluiting, intimidatie, vijandigheid, of geweld. Dat zijn de zaken waar de strategie zich tegen keert.
Samenstelling:
Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Bikker (CU) (voorzitter), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Nicolaï (PvdD), Veldhoen (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Pouw-Verweij (Fractie-Nanninga), Raven (OSF).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35662-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.