35 650 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 december 2020

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 4 december 2020 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 10 december 2020 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffer van de commissie, Schoor

Vraag (1):

Kunt u toelichten waarom opnieuw sprake is van minder toevoegingen bij de rechtsbijstand dan begroot? Wat verklaart de dalende trend?

Antwoord:

Voor het jaar 2020 valt de afname van het aantal toevoegingen voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de covid19-crisis. De dalende trend van de afgelopen jaren valt echter niet eenduidig te verklaren.

Vraag (2):

In hoeverre heeft u in de departementale begroting voor 2021 rekening gehouden met het afnemend aantal toevoegingen bij de rechtsbijstand?

Antwoord:

In de begrotingsvoorbereiding 2021 is het budgettaire kader rechtsbijstand herijkt met de meest recente ramingen van het Prognosemodel justitiële ketens (PMJ).

Door deze jaarlijkse herijking wordt het uitgavenkader voor het volgende jaar en de verwachte realisatie gelijkgetrokken. Eventuele vrijval van middelen als gevolg van een verminderd beroep op de rechtsbijstand wordt ingezet voor het dossier rechtsbijstand en is bestemd voor investeringen in het nieuwe stelsel, zoals voor een verhoging van de vergoedingen van rechtsbijstandsverleners.

Vraag (3):

Kunt u toelichten waarom wederom sprake is van een forse onderbesteding bij de uitvoering van het project intensiveringen ZSM?

Antwoord:

De implementatie van de intensivering van rechtsbijstand in het ZSM-proces heeft door de uitbraak van COVID-19 vertraging opgelopen. Het was niet mogelijk om, zoals voorgenomen, in het eerste kwartaal van 2020, in alle regio’s te starten met rechtsbijstand bij OM-strafbeschikking voor aangehouden verdachten. Pas na de zomer kon daarmee een begin worden gemaakt.

Ook de intensivering van rechtsbijstand voor verdachten op vrije voeten heeft door de coronacrisis vertraging opgelopen. Van de ketenpartners kon niet worden gevraagd dat zij op korte termijn de noodzakelijke aanpassingen in hun werkprocessen zouden realiseren en de benodigde mensen en middelen vrij maken om de intensivering mogelijk te maken.

Door deze vertragingen kon het beschikbare budget voor de intensivering niet volledig worden benut.

Vraag (4):

Kunt u overzichtelijk op een rij zetten hoe de (extra) middelen voor de digitalisering van de strafrechtketen verdeeld zijn over de verschillende begrotingsartikelen en daarmee de verschillende betrokken diensten?

Antwoord:

Voor 2020 is 44,4 miljoen beschikbaar voor de digitalisering van de strafrechtketen. Deze middelen worden niet (direct) aan ketenorganisaties toegekend maar aan (keten-)projecten die bijdragen aan de doelstellingen van de digitalisering. De projecten worden veelal door ketenorganisaties uitgevoerd. Hiervoor ontvangen zij middelen die bij de tweede suppletoire begroting zijn verdeeld conform de onderstaande tabel. Aan het eind van het jaar vindt een eindafrekening plaats.

2020

   

Begrotingsartikel

Dienst

Bedrag (x 1 mln.)

31

Politie

9,7

32

Raad voor de Rechtspraak

3,1

32

Hoge raad

2,1

33

OM

13,7

34

CJIB

3,3

34

Dienst Justitiële Inrichtingen

4,4

34

Reclassering Nederland

0,2

91

Directie Strafrechtketen

3,6

91

Justid

4,3

   

44,4

Vraag (5):

Hoe verhouden de middelen voor digitalisering van de strafrechtketen zich tot de ambities voor de digitalisering van de strafrechtketen in 2020? Welke doelen en resultaten voor de strafrechtketen als geheel, maar ook per schakel in die keten worden beoogd met deze bij najaarsnota toegekende middelen? Verwacht u dat deze middelen nog in 2020 besteed zullen worden? Zo nee, waarom niet en welke gevolgen heeft dat voor de doelen van de digitalisering van de strafrechtketen in 2021?

Antwoord:

Voor de digitalisering van de strafrechtketen is op grond van het regeerakkoord in totaal ca 200 miljoen beschikbaar, waarvan 45 miljoen in 2020. Voor de digitalisering zijn ketendoelstellingen vastgesteld die zich richten op de thema’s papier uit de keten, multimedia en dienstverlening. Er zijn geen doelstellingen per schakel in de keten vastgesteld.

De verwachting is dat alle beschikbare middelen in 2020 worden besteed. Door middel van een halfjaarlijkse rapportage wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de digitalisering en de besteding van de middelen. De meest recente heeft u op 26 oktober 2020 ontvangen1 en de eerstvolgende ontvangt u begin 2021.

Vraag (6):

Uit welke regelingen bestaat het noodpakket tegemoetkomingsregeling sociaal advocatuur? Is dit de combinatie van de Ondersteuningsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten en mediators COVID-19-crisis en de Tegemoetkomingsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten, mediators en bijzondere curatoren COVID-19-crisis?

Antwoord:

Met het noodpakket tegemoetkomingsregeling sociaal advocatuur wordt enkel de Tegemoetkomingsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten, mediators en bijzondere curatoren COVID-19-crisis bedoeld (Kamerstuk 31 753, nr. 214).

Vraag (7):

Klopt het dat zonder het noodpakket tegemoetkomingsregeling sociaal advocatuur er over 2020 niet 25 miljoen euro maar 29,5 miljoen euro op de rechtsbijstand was overgebleven?

Antwoord:

Ja, dat klopt.

Vraag (8):

Waarom is er voor gekozen om de tegemoetkomingsregeling voor de sociale advocatuur uit de begroting voor rechtsbijstand te halen?

Antwoord:

Als gevolg van COVID-19-crisis is er sprake van een afname van toevoegingen rechtsbijstand, de hierdoor ontstane budgettaire ruimte wordt binnen het dossier rechtsbijstand deels als dekking ingezet voor deze sectorspecifieke tegemoetkomingsregeling (Kamerstuk 31 753, nr. 197)

Vraag (9):

Aangezien de Tegemoetkomingsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten, mediators en bijzondere curatoren COVID-19-crisis pas in december 2020 kan worden aangevraagd en de berekening pas in januari 2021, is de vraag hoe het bedrag van het noodpakket tegemoetkomingsregeling sociaal advocatuur ter waarde van 4,5 miljoen euro is berekend? Bevat dit slechts de kosten van de Ondersteuningsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten en mediators COVID-19-crisis die tot 1 augustus 2020 kon worden aangevraagd of zijn er ook ramingen van de kosten van de Tegemoetkomingsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten, mediators en bijzondere curatoren COVID-19-crisis in opgenomen?

Antwoord:

De begrote extra kosten voor het noodpakket tegemoetkomingsregeling sociaal advocatuur (ad 4,5 miljoen) betreft een inschatting van september jl. sec voor de Tegemoetkomingsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten, mediators en bijzondere curatoren COVID-19-crisis bedoeld (Kamerstuk 31 753, nr. 214). De verwachting op dat moment was dat de afname in toevoegingen voorlopig ook aanhoudt. De in maart jl. getroffen extra voorschotregeling (Ondersteuningsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten en mediators COVID-19-crisis) is om te voorkomen dat sociaal advocaten in acute liquiditeitsproblemen komen, hieraan zijn in beginsel voor JenV geen extra kosten verbonden.

Vraag (10):

Hoe is in de begroting voor 2021 rekening gehouden met de verrekening van de Ondersteuningsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten en mediators COVID-19-crisis die over de eerste vier maanden van 2021 plaats zal vinden? Kan die verrekening ertoe leiden dat het bedrag voor de gesubsidieerde rechtsbijstand in de eerste vier maanden van 2021 aanzienlijk lager zal uitvallen zonder die verrekening? Om hoeveel geld gaat dit waarschijnlijk?

Antwoord:

De in maart jl. getroffen extra voorschotregeling (Ondersteuningsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten en mediators COVID-19-crisis) is om te voorkomen dat sociaal advocaten in acute liquiditeitsproblemen komen, hieraan zijn in beginsel voor JenV geen extra kosten verbonden.

Vraag (11):

Hoeveel advocatenpraktijken hebben de Ondersteuningsregeling gesubsidieerde toevoegingenpraktijk van advocaten en mediators COVID-19-crisis uiteindelijk aangevraagd, hoeveel geld is totaal uitgekeerd en wat ontvingen de praktijken gemiddeld?

Antwoord:

Aanvragen op basis van deze regeling dienen door advocaten of mediators in persoon (en niet per praktijk) te worden ingediend. 1.104 advocaten en mediators hebben aanspraak gemaakt op de ondersteuningsregeling. Zij hebben in totaal 11.926.520 ontvangen. Gemiddeld was dit 10.803 per advocaat/mediator.

Vraag (12):

Welk deel van de advocatenpraktijken zijn geconfronteerd met een inkomensverlies van meer dan 20%? Kan dit worden uitgesplitst naar rechtsgebied?

Antwoord:

Het is niet mogelijk een uitspraak te doen over het inkomensverlies van advocatenpraktijken. We hebben geen zicht op de eventuele omzet die wordt gerealiseerd in de commerciële praktijk. Wat betreft de afgegeven toevoegingen, piketmeldingen en extra uren van de Raad voor Rechtsbijstand per rechtsgebied, is de grootste daling 15% bij asiel (o.b.v. cijfers t/m november in vergelijking met zelfde periode 2019). Zie voor het volledige overzicht bijgevoegde tabel over de aantallen afgegeven toevoegingen per rechtsgebied.

Aantallen afgegeven toevoegingen door de raad voor rechtsbijstand 2020 vs. 2019
 

T/m nov

 
 

2019

2020

 

Civiel

150.813

147.864

– 2%

Bestuur

59.853

52.192

– 13%

Asiel

32.633

27.578

– 15%

Straf Regulier

69.937

62.225

– 11%

Straf Ambtshalve

35.696

33.282

– 7%

Mediation

15.293

13.295

– 13%

LAT

7.754

7.285

– 6%

Piketmeldingen

81.910

77.393

– 6%

Extra uren strafzaken verdachten

216.357

226.632

+ 5%

Extra uren overige zaken

29.826

31.431

+ 5%

Vraag (13):

Is al bekend hoe de onderuitputting ter waarde van 25 miljoen euro op de gesubsidieerde rechtsbijstand tegemoet komt aan de sociaal advocatuur conform de afspraak tussen de Minister voor Rechtsbescherming en de Tweede Kamer van 9 november 2018 (Kamerstuk 31 753, nr. 155)?

Antwoord:

Met commissie-Van der Meer deel ik de constatering dat de vergoedingen voor de sociale advocatuur in het personen- en familierecht het meeste achterblijven. Om die reden geef ik bij de stelselvernieuwing prioriteit aan echtscheidingszaken. De onderuitputting in 2020 op het budget voor rechtsbijstand, zal ik als eerste bestemmen voor rechtsgebied personen- en familierecht. In mijn vierde voortgangsrapportage zal ik hier nader op ingaan.

Vraag (14):

Door een lager aantal toevoegingen over 2020 is er meevaller van 18,5 miljoen euro op de gesubsidieerde rechtsbijstand, kan dit worden uitgesplitst naar de diverse rechtsgebieden?

Antwoord:

Bij de rechtsbijstand wordt per saldo een meevaller van circa 25 mln. verwacht. Dit bedrag is samengesteld uit drie meevallers en een tegenvaller. De uitsplitsing van de meevaller als gevolg van een lager aantal afgegeven toevoegingen (circa 18,5 mln.) over de diverse rechtsgebieden, zie hiervoor de bijgevoegde tabel. Opgemerkt wordt dat dit per rechtsgebied afzonderlijk een vertekend beeld geeft omdat de aantallen afgegeven toevoegingen per rechtsgebied in de tabel afwijken van de aantallen die vermeld worden in het Jaarverslag van de Raad voor Rechtsbijstand. Dit heeft te maken met het feit dat in de JenV-begroting voor de financiering van de Raad voor Rechtsbijstand de aantallen over de periode 1 september 2019 t/m 31 augustus 2020 zijn gehanteerd.

Vraag (15):

Welk deel van de meevaller ter waarde van 18,5 miljoen euro op de gesubsidieerde rechtsbijstand ten gevolge van minder toevoegingen kan direct worden teruggeleid naar de inzet van de aanjager responsieve overheid?

Antwoord:

De daling van het aantal toevoegingen betreft meerdere rechtsgebieden in de gesubsidieerde rechtsbijstand. De aanjager is begin 2020 gestart met zijn opdracht om het aantal geschillen tussen burger en overheid op het terrein van het bestuursrecht terug te dringen. De aanjager zet, bij de uitvoeringsorganisaties en de gemeenten met het hoogste aantal toevoegingen, in op het verbeteren van de dienstverlening en het burgergerichter maken van wet- en regelgeving. Naast het voordeel voor de burger en de overheid, door het probleem duurzaam in een vroegtijdig stadium op te lossen, resulteert dit ook in minder procedures en toevoegingen en daarmee minder financiële lasten. Het is niet mogelijk om precies cijfermatig in beeld te brengen welk deel van de daling van het aantal toevoegingen direct is te danken aan de inzet van de aanjager.

Vraag (16):

Hoe is vastgesteld dat de inzet van de aanjager responsieve overheid heeft geleid tot een afname van meer dan 10% van de afgegeven toevoegingen in het bestuursrecht (Kamerstuk 31 753, nr. 223)?

Antwoord:

Zoals genoemd, is de aanjager begin 2020 gestart met zijn opdracht. De afname van 10% van het aantal toevoegingen in het bestuursrecht betreft de periode van 2017 tot en met 2019. Zoals ik ook in mijn voortgangsrapportage van 26 juni 2020 (Kamerstuk 31 753, nr. 216) benoemde, is het lastig om causale verbanden te leggen tussen beleidsinspanningen en resultaten. Wel zetten de uitvoeringsorganisaties en gemeenten, het deelprogramma Responsieve Overheid, de Raad voor de Rechtsbijstand, het programma Prettig Contact met de Overheid, de Ministeriele Commissie Uitvoering en de Rijksbrede maatwerkplaatsen zich met gebundelde krachten in voor een meer burgergerichte overheid met minder onnodige procedures (en toevoegingen) in het bestuursrecht.

Vraag (17):

Kan worden gegarandeerd dat de afname van zaken in het bestuursrecht vanwege de inzet van de aanjager responsieve overheid alleen zaken betreft waarbij beide partijen geen belang hadden bij een geschilbeslechting door een rechter (Kamerstuk 31 753, nr. 223)?

Antwoord:

De toegang tot het recht staat buiten kijf. Uiteraard blijft de toegang tot de rechter gewaarborgd wanneer dit nodig is. Als geschilbeslechting door een rechter noodzakelijk is, zet ik in op een procedure die burgergericht is met gevoel voor de menselijke maat.

Vraag (18):

Wat zijn de gemiddelde kosten van hoog conflictscheidingen (vechtscheidingen) voor de staat?

Antwoord:

In opdracht van Programma Scheiden zonder Schade heeft Significant Public onderzoek gedaan naar de (maatschappelijke) kosten van complexe scheidingen2. Uit dit onderzoek blijkt dat de kosten van scheidingen stijgen naar mate de scheiding complexer wordt. Een «gewone» scheiding kost ouders zelf ongeveer 4.000, maar een complexe scheiding kan wel 18.000 tot zelfs 46.000 kosten. Het grootste gedeelte van deze oplopende kosten komt ten laste van Rijk en gemeenten. In extreme gevallen, waar ook uithuisplaatsing aan de orde is, kunnen de kosten zelfs verder oplopen tot in de tonnen. Aangezien er geen cijfers beschikbaar zijn (zie antwoord vraag 20) over de aantallen complexe scheidingen, kan er geen uitspraak gedaan worden over de gemiddelde kosten voor de staat per complexe scheiding.

Vraag (19):

Wat is de gemiddelde toevoeging aan advocaten die een cliënt in een echtscheiding bijstaan?

Antwoord:

De gemiddelde vergoeding voor een echtscheidingtoevoeging was in 2020 (tot 1 december 2020) € 752. Dit is exclusief de eigen bijdrage (zie vraag 22). De totale vergoeding die een advocaat ontvangt bestaat uit een optelsom van beide bedragen.

Vraag (20):

Welk deel van de scheidingen eindigen in een hoog conflictscheiding (vechtscheiding)?

Antwoord:

Zoals uiteengezet in de beantwoording door de Staatssecretaris van VWS van 4 november jl.3 spreken wij tegenwoordig van een complexe scheiding. Dit is ook de term die wordt gebruikt in de Richtlijn Scheiding en problemen van jeugdigen voor jeugdhulp en jeugdbescherming4. Er is sprake van een complexe scheiding als ouders door aanhoudende ernstige conflicten het belang en welzijn van de kinderen uit het oog verliezen, en daarnaast ook het wederzijds belang. Deze definitie sluit echter niet goed aan bij de cijfers en statistieken die beschikbaar zijn, daarom zijn er geen concrete cijfers beschikbaar over welk deel van de scheidingen eindigt in een complexe scheiding.

Vraag (21):

Welk deel van de bevolking heeft recht op gesubsidieerde rechtsbijstand?

Antwoord:

Uit cijfers van de RvR blijkt dat in 2018 37,2% van de bevolking Wrb-gerechtigd was.

Vraag (22):

Wat is de gemiddelde eigen bijdrage aan een sociaal advocaat in echtscheidingszaken?

Antwoord:

De gemiddelde eigen bijdrage in echtscheidingszaken is 336,- euro.

Vraag (23):

Wat is de meevaller bij de uitvoering van het project intensiveringen ZSM ter waarde van ongeveer 18,5 miljoen euro?

Antwoord:

Ik verwacht op het budget van de intensivering rechtsbijstand in het ZSM-proces in 2020 een onderuitputting van ongeveer 8 miljoen euro. In de vraag wordt uitgegaan van 18,5 miljoen. Ik ga ervan uit dat dit een verschrijving betreft. Zie verder het antwoord op vraag 3.

Vraag (24):

Wat is de meevaller bij de stelselherziening van de gesubsidieerde rechtsbijstand ter waarde van 3 miljoen euro?

Antwoord:

De meevaller bij het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand (circa 3 miljoen) bestaat uit middelen die zijn begroot voor een landelijk meerjarig project van Divosa dat zich richt op diverse pilots die als doel hebben de verbinding tussen het juridisch en sociaal domein te versterken. Dit is van belang om problemen van mensen sneller en effectiever op te kunnen lossen. Zoals ik u heb gemeld in de 3e voortgangsrapportage (TK 2019–2020 31 753, nr. 216) heeft dit traject door de coronacrisis enige vertraging opgelopen en heeft de startfase langer geduurd dan voorzien. Een deel van het budget is daarom doorgeschoven van 2020 naar 2021. De voorbereidingen zijn echter wel in volle gang en dit project zal dan ook in 2021 verder worden geconcretiseerd met de daarvoor reeds gereserveerde middelen. Verder ziet de meevaller op middelen om sociaal advocaten de overgang te laten maken naar het nieuwe stelsel en die vanaf 2021 zullen worden ingezet. Deze middelen heb ik meerjarig ter beschikking gesteld (TK 2018–2019 31 753, nr. 177).

Vraag (25):

Is de noodvoorraad aan persoonlijke beschermingsmiddelen ter waarde van 69,3 miljoen euro alleen bestemd voor sectoren en essentiële beroepen binnen het domein van Justitie en Veiligheid? Zo nee, waarom is er dan gekozen om deze kosten wel volledig onder de begroting van Justitie en Veiligheid onder te brengen?

Antwoord:

Er wordt een noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle vitale sectoren en essentiële beroepen aangelegd, zodat levering van deze middelen ook is geborgd ten tijde van schaarste op de markt. Diensten binnen de vitale sectoren en essentiële beroepen worden geacht een eigen voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen voor 30 dagen aan te houden. Wanneer deze voorraad uitgeput raakt en levering vanuit de markt niet mogelijk is, kan een beroep op de noodvoorraad worden gedaan. De noodvoorraad is berekend op een beroep vanuit de vitale sectoren en essentiële beroepen voor een periode van 45 dagen.

Ook diensten uit het domein Justitie en Veiligheid die vallen onder een vitale sector of een essentieel beroep kunnen een beroep doen op deze noodvoorraad. Dekking van de aanleg van deze noodvoorraad heeft plaatsgevonden uit de generale middelen. Omdat de regie op de aanleg van de noodvoorraad plaatsvindt vanuit het Directoraat-Generaal Samenleving en Covid19 -dat beheersmatig bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid is ondergebracht- is deze post op de begroting van JenV opgenomen.

Vraag (26):

Wat is de verklaring voor de halvering van de kosten op de Wet sanering natuurlijke personen (WSNP)?

Antwoord:

De realisatie van het aantal WSNP-zaken is lager dan begroot. Uit onderzoek van de Nationale ombudsman, de Raad voor rechtsbijstand (quick scan) en Bureau Berenschot is gebleken dat de doorstroom van het minnelijke schuldhulptraject naar de Wsnp verbeterd moet worden. Bij brief van 16 november 2020 is aan de Tweede Kamer toegelicht welke maatregelen hiertoe getroffen worden, zoals een tweetal wijzingen van de Wsnp. Het voorontwerp voor dit wetsvoorstel is op 2 december in consultatie gegaan.

Vraag (27):

Wat is de verklaring voor de enorme toename aan de inhuur van extern personeel op het departement?

Antwoord:

Op artikel 91 is bij het onderdeel externen sprake van een stijging van 33,4 mln. (bij ontwerpbegroting) naar 46,2 mln. (stand 2e begrotingswijziging). De ervaring leert dat tijdens de begrotingsuitvoering de verschillende onderdelen van de apparaatsuitgaven muteren: verschuivingen tussen eigen personeel en externen, en ook tussen de categorieën van de materiele uitgaven (ICT, bijdragen aan SSO’s en overig materieel). De toename externen doet zich vooral voor op het terrein van de ICT, onder andere bij het programma digitalisering strafrechtketen (2,6 mln.), de directie DI&I (2,2 mln.) en binnen ICT programma’s bij overige directies (3,4 mln.).

Vraag (28):

Is het correct te stellen dat het positieve resultaat bij de dienst JUSTIS ten goede komt aan de andere posten op de begroting van Justitie en Veiligheid?

Antwoord:

Op basis van de begrotingsregels worden meevallers, zoals een positief resultaat bij Justis, ingezet om tegenvallers binnen de begroting van Justitie en Veiligheid te dekken.

Vraag (29):

Is in het verleden vaker sprake geweest van een positief resultaat bij de dienst JUSTIS?

Antwoord:

Zoals in de jaarverslagen van Justitie en Veiligheid is aangegeven is de afgelopen jaren meermaals een positief resultaat geboekt.

Vraag (30):

Kan worden toegelicht hoe het experiment van de Nederlandse orde van advocaten met het verlenen van rechtsbijstand door rechtsbijstandsverleners aan niet-verzekerden gaat worden uitgevoerd, zoals aangekondigd op 3 december 2020? Wat zijn de doelstellingen van het experiment? Zijn er waarborgen gesteld aan dit experiment?

Antwoord:

Met de experimentenparagraaf die op 3 december jl. is aangenomen door het College van Afgevaardigden, start de Nederlandse orde van advocaten een experiment met als doel meer kennis en ervaring op te doen over een mogelijke systeemwijziging van regelgeving op praktijkstructuren. Het experiment loopt naast een aantal andere onderzoeken om te bezien of er binnen het huidig systeem van toezicht en de toezicht-instrumenten ruimte bestaat voor zogenaamde alternative business structures (eigendom en zeggenschap bij niet-advocaten).

Het huidige systeem van regelgeving is gebaseerd op het waarborgen van de behoorlijke praktijkuitoefening volgens de kernwaarden van de advocaat: onafhankelijk, partijdig, deskundig, integer en vertrouwen. Daarbij is de hoofdregel dat eigendom en zeggenschap van praktijkstructuren bij advocaten moeten liggen, die immers onder toezicht staan en onder het tuchtrecht vallen, met als toegestane uitzondering daarop dat andere werkgevers zijn toegestaan bij structurele parallelliteit van belangen. Dat is nodig, omdat het risico op inperking van met name de onafhankelijkheid en de partijdigheid van de advocaat wordt vergroot door externe financiële druk en door externe gezagsverhoudingen die niet onder advocatenregelgeving vallen.

Het experiment maakt het mogelijk voor advocaten in dienst van rechtsbijstandsverzekeraars om op te treden voor zowel verzekerden als niet-verzekerden (voor verzekerden optreden was al een bestaande verdergaande uitzondering). Daarbij is een belangrijke waarborg ingebouwd, die moest passen in het huidige kader. De waarborg houdt in dat de meerderheid van de bestuurders van de werkgever van advocaten in dienst eveneens advocaat moet zijn. Die bestuurders zijn dan immers onderworpen aan het toezicht en tuchtrecht.

Vraag (31):

Welke projecten rond ondermijning kunnen dit jaar niet meer worden gerealiseerd en waarom?

Antwoord:

De projecten ter versterking van de preventieve aanpak in acht gemeenten worden over een periode van drie jaar (2020–2022) uitgevoerd. Met de kasschuif worden de beschikbare gelden in het ritme met deze uitvoering gebracht. Daarnaast wordt een deel van de gelden die oorspronkelijk in 2020 beschikbaar waren voor de informatievoorziening bij het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC) naar 2021 verplaatst. Op basis van een onderzoek naar mogelijkheden voor de vervanging van deze voorziening wordt in de komende periode het voorkeursscenario met de samenwerkende partners beproefd. Ook is een aantal in 2020 voorgenomen activiteiten mede door corona naar volgend jaar verschoven. Dit ziet bijvoorbeeld op activiteiten gericht op het tegengaan van normalisering van drugsgebruik, zoals publiekscommunicatie rondom drugsgebruik tijdens evenementen.

Vraag (32):

Wat zijn de belangrijkste nieuwe punten van het project «Grenzen en Veiligheid»?

Antwoord:

Het interdepartementaal overstijgende programma Grenzen en Veiligheid is belast met de coördinatie op de zorgvuldige en tijdige implementatie van zeven Europese verordeningen. Doel daarvan is dat illegale migratie beter bestreden kan worden, de veiligheid binnen het Schengengebied vergroot wordt en het grensproces beter wordt gefaciliteerd met behoud van mobiliteit en economische aantrekkingskracht. In 2021 ligt, net als in 2020, de nadruk op de implementatiewerkzaamheden voor de realisatie van de aanpassingen van het bestaande SIS (Schengen Information System), en de nieuwe systemen, te weten EES (Entry-Exit System) en ETIAS (European Travel Information and Authorization System) die eind 2021 (SIS) en in 2022 gereed moeten zijn. Daarnaast wordt er gewerkt aan de voorbereidingen voor de implementatie van de verordeningen Interoperabiliteit. De implementatie van deze verordeningen, waarbij het programma Grenzen en Veiligheid een coördinerende rol vervult, is complex en vergt meerdere jaren.

Vraag (33):

Hoe verhoudt de kasschuif op de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zich tot vertraging van het afhandelen van de asielaanvragen door de IND?

Antwoord:

De aanleiding voor de kasschuif is geweest het dekken van de kosten voor de Taskforce. De Taskforce is ingesteld om de achterstanden bij de IND weg te werken. Het wegwerken van deze achterstanden duurt langer dan eerder is voorzien. De geraamde uitgaven voor de Taskforce zijn naar de begroting van de IND overgemaakt. Bij het opmaken van de jaarrekening 2020 door de IND zal zichtbaar worden wat de definitieve uitputting is.

Vraag (34):

Kunt u toelichten waar de extra uitgaven en gederfde ontvangsten door COVID-19 van 60 miljoen euro precies naartoe gaan? Aan wat voor extra uitgaven moet gedacht worden? Welke ontvangsten zijn gederfd? Wordt dit op een later moment nog ontvangen?

Antwoord:

Hieronder een tabel met de verdeling van de per saldo corona-kosten per organisatie:

budgettaire corona-effecten 2020

x 1 mln.

extra uitgaven:

88,5

Politie

3,0

DJI-kosten

29,1

DJI capacitaire maatregelen

3,3

RvdR

12,5

NFI

1,0

RvdK

3,4

DGM

3,4

OM-kosten

2,5

OM inhaal productie

3,0

Justis

0,5

CJIB

2,0

KSA

3,1

NCTV

1,7

Autoriteit Persoonsgevens

0,3

Bestuursdienst

1,5

SHN

1,7

Reclassering

4,8

Communicatie NCC

8,8

OVV (onderzoek)

2,9

ontvangstenderving:

29,1

Lagere griffie-ontvangsten

19,0

Lagere administratiekostenvergoeding

10,1

totaal budgettaire tegenvaller JenV

117,6

interne JenV-dekking

– 57,6

generale dekking

– 60,0

Voor de goede orde het gaat om het saldo-effect per organisatie van hogere kosten en meevallers vanwege bijvoorbeeld lagere reiskosten, minder woon-werkverkeer etc.

De extra uitgaven hebben vooral betrekking op persoonlijke beschermingsmiddelen bij de politie en bij werknemers van de DJI. Voorst zijn er extra kosten op het terrein van de ICT in verband met het thuiswerken, aanpassingen aan gebouwen om corona-proof te kunnen weken, bijvoorbeeld bij de Raad vd Rechtspraak en de DJI. En om de kosten die samenhangen met de voorgenomen inhaalslag om corona-achterstanden in te lopen.

Bij de gederfde ontvangsten gaat het voornamelijk om griffierechten omdat er in 2020 minder zaken zijn afgedaan en lagere ontvangsten administratiekosten verbonden aan Boeten en Transacties voornamelijk vanwege lagere WAHV-zaken (verkeersovertredingen). Daarnaast – maar dat is geen tegenvaller te dekken door JenV – is er per saldo in 2020 ook een tegenvaller van ruim 100 mln. op het B&T-dossier.

De verwachting is dat de griffieontvangsten op termijn alsnog worden gerealiseerd als de ontstane achterstanden worden weggewerkt. Dat geldt ook voor de Boetes opgelegd door het OM en de Rechter. De administratiekostenvergoedingen samenhangende met verkeersovertredingen zullen niet op een later moment worden ingehaald. Er zijn in 2020 immers minder WAHV-zaken geweest, dus ook minder administratiekostenvergoeding-ontvangsten. Hier is geen sprake van voorraadvorming.

Vraag (35):

Kunt u toelichten hoeveel lager de bezetting in het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) was dan verwacht waardoor de ODA-gelden worden verlaagd met 28,4 miljoen euro?

Antwoord:

De geraamde bezetting van 2020 is met 3.034 plekken neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de ramingen bij voorjaarsnota 2020. Deze lagere bezetting bij het COA leidt tot een lagere toerekening aan ODA. Grootste verklaring voor de gewijzigde verwachting is dat gedurende 2020 de asielinstroom lager was dan verwacht, mede door de effecten van COVID-19.

Vraag (36):

Welk deel maakt de bijdrage van J&V aan persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) uit van het geheel van de PBM voorraad?

Antwoord:

De noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen wordt aangelegd ten behoeve van alle vitale sectoren en essentiële beroepen. Dekking van de noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen heeft plaatsgevonden uit de generale middelen. Omdat de regie op de aanleg van de noodvoorraad plaatsvindt vanuit het Directoraat-Generaal Samenleving en Covid19 -dat beheersmatig bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid is ondergebracht- is deze post op de begroting van JenV opgenomen. Er is dus geen sprake van een eigen aandeel van of vanuit JenV.

Vraag (37):

Kunt u toelichten of onder digitalisering van de werkprocessen bij politie ook het uitrollen van de webcrawler valt, daarbij in acht nemend dat deze webcrawler tien jaar geleden is aangekondigd en nog altijd niet actief is?

Antwoord:

In het Regeerakkoord is voor digitalisering van de werkprocessen in de strafrechtketen geld uitgetrokken. De middelen worden besteed aan diverse projecten met als doel om papier uit de keten te krijgen, de dienstverlening te verbeteren en te investeren in de kernsystemen. Bij de tweede suppletoire begroting is 9,7 mln. toegevoegd aan de politie. Deze 9,7 mln. ziet op o.a. het digitaal proces dossier, multimedia voor de politie en complexe dossiers. De webcrawler maakt hier geen onderdeel van uit en zit qua financiering al in het budget van Politie in de vastgestelde begroting. Voor de stand van zaken van het uitrollen van de webcrawler verwijs ik u ook graag naar de brief opsporing en mensenhandel van 18 november jl. (TK 28638–184).

Vraag (38):

Kunt u een verklaring geven voor de afname van inkomsten uit boetes opgelegd door de Autoriteit Persoonsgegevens? Kunt u daarbij inzichtelijk maken hoeveel boetes zijn uitgedeeld en voor welke overtredingen, voor de jaren 2019 en 2020? Zou dit te maken kunnen hebben met capaciteit van de Autoriteit Persoonsgegevens of zijn er minder schendingen dan verwacht?

Antwoord:

De inkomsten uit opgelegde boetes blijven achter ten opzichte van de raming in de JenV begroting 2020. De AP legde in 2019 vier boetes op voor overtredingen van de AVG. Deze overtredingen gingen over de toegang tot medische dossiers, verkoop van persoonsgegevens aan sponsoren, vingerafdrukken en inzagerechten. In totaal komen deze boetes in 2019 uit op 2.540.000. Tegen deze boetes lopen op dit moment nog bezwaarprocedures. Dit heeft een opschortende werking waardoor de opgelegde boetes nog niet inbaar zijn. Op het moment dat de bezwaren niet tot intrekken van de boetes heeft geleid, kunnen de vorderingen worden geïnd. In z’n algemeenheid geldt dat er een aantal jaren verstrijkt vanaf het moment van een boeteoplegging tot het kunnen invorderen van een onherroepelijke boete. Dit betekent dat opgelegde boetes pas in latere jaren inbaar zijn. Voor het jaar 2020 zijn de opgelegde boetes door AP nog niet openbaar gemaakt.

Vraag (39):

Naar welke begrotingsposten is de 64,2 miljoen euro overgeheveld?

Antwoord:

Voor het brede offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit is voor het jaar 2020 een bedrag van 88 miljoen euro beschikbaar gesteld. Bij het brede offensief zijn veel organisaties betrokken, zowel binnen als buiten het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Vanuit de 88 miljoen euro hebben al deze betrokken organisaties middelen ontvangen om hun activiteiten in het kader van het brede offensief te kunnen bekostigen. Voor welke activiteiten dit exact betreffen, verwijs ik kortheidshalve door naar mij brief van 18 juni jl. (TK 2019/20, 29 628, nr. 923). Het betreft onder andere de politie (29,1 mln.), het Ministerie van Defensie, inclusief de KMar (9,1 mln.), het Openbaar Ministerie (7,5 mln.), de Belastingdienst/FIOD (4,4 mln.), de NCTV (3,3 mln.) en diverse andere organisaties (gezamenlijk ca. 11 mln).

Vraag (40):

Kunt u toelichten wat bedoeld wordt met «ICT-koppelingen» die vertraagd zijn opgeleverd, resulterend in extra kosten ter hoogte van 1,5 miljoen euro? Waaruit bestaan deze extra kosten? Is het mogelijk een extern ICT-bedrijf dat met de uitvoering belast is aansprakelijk te stellen? Wat zijn deze koppelingen, waarom zijn die vertraagd en welke consequenties heeft dat voor de uitvoering van beleid?

Antwoord:

De 1,5 mln. betreft een bijdrage van het departement aan het Openbaar Ministerie in het kader van de implementatie van de Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (Wvggz). De digitale (keten)informatievoorziening die oorspronkelijk was bedacht voor digitale, gestructureerde informatie-uitwisseling tussen betrokken partijen blijkt niet efficiënt. Er is geen sprake van een aansprakelijkheidsvraagstuk. Er wordt nu gewerkt aan een efficiëntere digitale oplossing.

Voor nadere informatie verwijs ik kortheidshalve naar de brief van het Ministerie van VWS van 13 oktober jl. (TK, 2020–2021, 25 424, nr. 555).

In de tussentijd is er sprake van extra administratieve handelingen ten behoeve van continuïteit in de uitvoering en verlenging van het ICT projectteam.

Vraag (41):

Kunt u toelichten waarom er bij de tweede suppletoire begroting 64,2 miljoen euro overgeheveld is naar de diverse onderdelen voor de aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit? Kunt u aangeven voor welke onderdelen deze middelen gebruikt worden?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 39.

Vraag (42):

Kunt u toelichten waarom de kasschuif in het kader van ondermijning en afpakken noodzakelijk was? Kunt u toelichten of de projecten volgend jaar wel gerealiseerd worden? Kunt u toelichten of de vertraging van deze projecten niet zorgt voor een vertraging op daaropvolgende projecten? Heeft de kasschuif invloed op het budget van volgende jaren?

Antwoord:

De kasschuif was benodigd om het kasritme van de betreffende middelen in lijn te brengen met de beoogde uitvoering van de activiteiten over de jaren. Ter toelichting op de projecten die zien op de aanpak van ondermijning, verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 31. Met de kasschuif voor afpakken wordt het ritme van de begroting afgestemd op de geactualiseerde financieringsbehoefte van ontvangende organisaties over de jaren, ten opzichte van de bestuurlijke besluiten over de middelen in 2018 en later. De ICT projecten samenhangend met afpakken die – vergeleken met de planvorming in 2018 – zijn vertraagd, zien op de inrichting van een keteninformatievoorziening voor het beslagproces en de doorontwikkeling van het verwijzingsportaal bankgegevens.

De realisatie van de betreffende initiatieven zal dus niet in 2020, maar wel in 2021 en verdere jaren plaatsvinden. Met de doorgevoerde kasschuif is de meerjarige financiering in lijn met de momenteel beoogde planning van de projecten. De kasschuif heeft invloed op het budget van volgende jaren, omdat deze bewerkstelligt dat gelden uit 2020 beschikbaar komen in 2021, 2022 en 2023.

Vraag (43):

Kunt u toelichten of de uitgaven voor het vervolgen en berechten van MH17 verdachten op enig moment terug zijn te verwachten?

Antwoord:

Over het strafproces is met de JIT-landen afgesproken dat zij bijdragen in de kosten. De kosten van de Rechtspraak en OM die direct gerelateerd zijn aan het strafproces en de getuigenbescherming worden door Nederland gedragen. Omdat iedere schijn van beïnvloeding van de onafhankelijkheid van de rechtsgang moet worden vermeden, is externe financiering van de directe kosten voor het strafproces van de rechtspraak en het OM niet aan de orde. Daarnaast is het niet wenselijk om inzicht te geven in het vertrouwelijke programma van de getuigenbescherming. De overige kosten worden door de JIT-landen gezamenlijk gedeeld.

Vraag (44):

Kunt u toelichten of in de volgende begrotingen rekening is gehouden met minder verkeer op de weg vanwege thuiswerken en is dit doorgerekend in het aantal verkeersboetes?

Antwoord:

De meerjarige raming dateert van voor de maatregelen in verband met het coronavirus. Parallel aan de raming van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) voor 2021 wordt er een nieuwe meerjarige raming voor de verkeersboetes opgesteld, waarbij er momenteel wordt afgewogen of (en zo ja, hoe) de mogelijke corona effecten hierin moeten worden meegenomen.

Vraag (45):

Kunt u toelichten of de administratiekosten van de aanzienlijke vermindering van het aantal verkeersboetes is meengenomen in de tegenvaller van 107 miljoen euro boetes en transacties? Kon het personeel van het Centraal Justitieel Incassobureau bij een ander agentschap ingezet worden zodat de externe inhuur teruggedrongen kon worden?

Antwoord:

De administratiekosten zijn niet meegenomen in de tegenvaller van de verkeersboetes. De ontvangsten van de administratiekostenvergoeding bij het CJIB worden verantwoord bij de ontvangsten op artikel 34. Voor 2020 is de verwachte derving van de administratiekostenvergoeding 10,1 miljoen euro. Er is geen personeel van het CJIB ingezet bij andere agentschappen.

Vraag (46):

Hoe verhouden de vaste kosten in de asielketen, met name IND/COA, zich tot de variabele kosten, waardoor de instroom dermate grote effecten kan hebben op de financiering?

Antwoord:

Er is geen algemene verhouding of regel voor de verhouding tussen vaste en variabele kosten voor de organisaties in de migratieketen. Voor de start van het uitvoeringsjaar worden kostprijzen vastgesteld voor o.a. IND en COA. Onderdeel van deze voorafgaand aan het uitvoeringsjaar vastgestelde kostprijs is de verhouding vaste en variabele kosten. Bij de IND heeft een lagere of hogere instroom vooral effect op de variabele kosten. COA is volledig p*q gefinancierd en daar heeft een lagere instroom direct effect op de bekostiging als dit ook effect heeft op de bezetting. COA is voldoende in staat om met de kosten in lijn te blijven met de bezetting.

Vraag (47):

Hoeveel lager was de asielinstroom tijdens de lockdown periode?

Antwoord:

Voor het beantwoorden van deze vraag is de totale asielinstroom5 en het aantal eerste asielaanvragen over april en mei 2020 vergeleken met de historische instroom over deze periode. De totale asielinstroom over de periode april t/m mei 2020 ligt gemiddeld ruim 80% lager dan in voorgaande jaren (2017 t/m 2019). Het aantal eerste asielaanvragen over de periode april t/m mei 2020 ligt gemiddeld bijna 80% lager in vergelijking met voorgaande jaren (2017 t/m 2019).6 Vanaf juni is er zowel voor de Europese als de Nederlandse instroom weer een toename in het aantal asielaanvragen waar te nemen. Op dit moment blijft de Asielinstroom in Europa en in Nederland nog onder het niveau van de instroom voor de periode pre-Covid19.

Vraag (48):

Kunt u toelichten waarom een groot deel van de middelen voor de implementatie van de EU verordeningen op het gebied van Grenzen en Veiligheid niet in 2020 tot besteding komen?

Antwoord:

De middelen voor de implementatie van de EU verordeningen op het gebied van Grenzen en Veiligheid die bij 1e suppletoire begroting zijn vrijgemaakt 19,4 mln. zijn bedoeld voor de eerste stappen bij de implementatie van deze verordeningen in 2020 en 2021. Een deel van deze middelen 13,2 mln. zullen niet in 2020 tot besteding komen. De activiteiten die in 2020 zijn gestart worden in 2021 afgerond.

Vraag (49):

nzen en Veiligheid?

Antwoord:

Bij besluitvorming in het voorjaar zal worden bekeken op welke wijze de middelen die beschikbaar zijn gekomen voor de implementatie van de EU verordeningen op het gebied van Grenzen en Veiligheid behouden kunnen blijven.

Vraag (50):

Hoe worden de verschillen tussen aantallen in de asielinstroom bij het COA en de IND verklaard? Gaat dit om fysieke aanwezigheid / aanwezigheid in de procedure?

Antwoord:

In dit antwoord wordt ervan uitgegaan dat de vraagsteller de link heeft gelegd tussen pagina 28 en 35 van de memorie van toelichting.

In de passage op pagina 28 over het COA wordt gesproken over asielinstroom, op pagina 35 wordt gesproken over instroom van de IND. De instroom van de IND behelst meer categorieën dan enkel de asielinstroom (denk aan machtigingen voor verblijf, studie, visa e.d.), en is daarmee dus breder.

Daarnaast betreft de passage op pagina 28 over het COA een mutatie tussen voorjaarsnota 2020 en najaarsnota 2020. De mutatie op pagina 35 is een verschil tussen de begroting en de voorjaarsnota. Dit zijn derhalve twee verschillende tijdsmomenten waarop deze mutaties hebben plaatsgevonden.


X Noot
1

Kamerstuk 2020–2021, 29 279, nummer 621.

X Noot
4

Herziene richtlijn – Scheiding en problemen van jeugdigen (2020). Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, Nederlands Instituut van Psychologen, Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen.

X Noot
5

Totale asielinstroom zoals gerapporteerd in de Asylum Trends van de IND. Het betreft de asielinstroom van eerste, herhaalde en nareis aanvragen.

X Noot
6

Bron: Asylum Trends (IND) over 2020 t/m okt. (AT 2020), 2019 t/m dec. (AT 2019), 2018 t/m dec. (AT 2018) en 2017 t/m dec. (AT 2017).

Naar boven