35 613 Wijziging van de Wet arbeid en zorg, de Wet flexibel werken en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof)

Nr. 10 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 januari 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel I, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid van artikel 6:3 wordt «het verlof, bedoeld in artikel 6:1,» vervangen door «het verlof, bedoeld in artikel 6:1, eerste lid,» vervalt «in verband met een geadopteerd kind,» en wordt «van de feitelijke opneming ter adoptie» vervangen door «waarop het kind blijkens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woont als de werknemer en de werknemer duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat kind als zijn eigen kind op zich heeft genomen».

2. Aan het tweede lid van artikel 6:3 wordt toegevoegd: In alle andere gevallen waarin de in de eerste volzin gestelde voorwaarden voor meer dan één kind met ingang van hetzelfde tijdstip worden vervuld, bestaat er slechts recht op één keer uitkering.

3. In het zevende lid van artikel 6:3 wordt «recht op uitkering als bedoeld in het eerste lid» vervangen door «recht op uitkering als bedoeld in het eerste of tweede lid».

B

Artikel I, onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid van artikel 6:3a wordt «dan wel bij adoptie een jaar en drie maanden na de dag van de feitelijke opneming ter adoptie» vervangen door «dan wel wanneer het kind blijkens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woont als de werknemer en de werknemer duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat kind als zijn eigen kind op zich heeft genomen een jaar en drie maanden na dat tijdstip».

2. Het vijfde lid van artikel 6:3a komt te luiden:

5. Een uitkering als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt verstrekt voor zover het tijdvak, waarin er sprake is van het recht op uitkering, ligt in het jaar en drie maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag.

3. Er wordt een lid aan artikel 6:3a toegevoegd, luidende:

8. De werknemer, bedoeld in artikel 6:1, tweede lid, die in aanmerking wenst te komen voor een uitkering als bedoeld in artikel 6:3 voegt, door tussenkomst van de werkgever, bij de aanvraag documenten waaruit blijkt met ingang van welke datum hij duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat kind als zijn eigen kind op zich heeft genomen alsmede waaruit blijkt met ingang van welke datum hij het recht op verlof en het recht op uitkering wil laten ingaan.

C

Aan artikel II, onderdeel A, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3. In het negentiende lid (nieuw) wordt «vijftiende lid» vervangen door «zeventiende lid».

Toelichting

Het onbetaald ouderschapsverlof in de Wet arbeid en zorg komt toe aan werknemers met eigen kinderen, kinderen die zijn erkend, geadopteerde kinderen, pleegkinderen en stiefkinderen. In het wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof was hier nog onvoldoende rekening mee gehouden. Met deze tweede nota van wijziging worden de bepalingen die waren geformuleerd voor werknemers ten aanzien van geadopteerde kinderen meer algemeen geformuleerd waardoor ze ook gaan gelden voor werknemers met andere kinderen mits het kind blijkens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woont als de werknemer en de werknemer duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat kind als zijn eigen kind op zich heeft genomen. Daarbij is ten aanzien van meer dan één kind op hetzelfde tijdstip dezelfde systematiek gevolgd als reeds is opgenomen in artikel 6:1, tweede lid. In onderdeel B, onder 3, is opgenomen dat de werknemer bij de aanvraag voor de uitkering van het betaald ouderschapsverlof moet verklaren wanneer hij duurzaam de opvoeding van het kind, dat niet zijn biologisch kind is, als zijn eigen kind op zich heeft genomen en met ingang van welke datum hij het ouderschapsverlof en de uitkering wil laten ingaan. De documenten waaruit e.e.a. blijkt moeten bij de aanvraag worden gevoegd.

Met onderdeel B, onder 2, is de verjaringstermijn van een aanvraag voor een uitkering in verband met ouderschapsverlof verlengd tot 1 jaar en 3 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag. Dat betekent dat als de aanvraag nog binnen de gestelde termijn is ingediend dat de uitkering wordt toegekend over de volledige periode waarin recht bestaat op uitkering. Hiermee worden situaties voorkomen waarin wel wordt voldaan aan de aanvraagtermijn, maar vanwege verjaring alsnog niet de volledige uitkering kan worden toegekend.

Onderdeel C betreft de aanpassing van een verwijzing.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven