Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel IIB wordt een artikel ingevoegde, luidende:
ARTIKEL IIBa OVERGANGSRECHT PROVINCIALE REGLEMENTEN
1. De reglementen, bedoeld in artikel 13 van de Waterschapswet, zijn uiterlijk met
ingang van 1 januari 2023 vastgesteld overeenkomstig artikel 12 van de Waterschapswet
zoals dat artikel luidt na inwerkingtreding van deze wet, zodat alle leden van het
algemeen bestuur op 15 maart 2023 door middel van algemene verkiezingen worden gekozen.
2. Indien de reglementen niet voor 1 januari 2023 overeenkomstig het eerste lid zijn
vastgesteld, bestaat de omvang van het algemeen bestuur van ieder waterschap uit het
totaal aantal leden dat is vastgesteld bij het desbetreffende reglement zoals dat
luidde voor die datum met dien verstande dat die leden door middel van algemene verkiezingen
worden gekozen. Dit aantal leden geldt vanaf hun benoeming op grond van de waterschapsverkiezingen
van 2023 voor de duur van de zittingsperiode, bedoeld in artikel C 4 van de Kieswet.
Toelichting
Het valt niet uit te sluiten dat de provincies hun reglementen waarin het aantal bestuursleden
is vastgelegd, niet op tijd kunnen aanpassen aan de afschaffing van de geborgde zetels.
Het risico, dat nu in het initiatiefwetsvoorstel zit, zou er in dat geval ongewild
toe leiden dat er onduidelijkheid kan ontstaan wat het aantal te kiezen leden van
het waterschapsbestuur is: slechts het aantal dat de ingezeten vertegenwoordigt of
het totale aantal bestuurders. Voor alle waterschappen een ongewenste onduidelijkheid.
Indien gesteld zou worden dat het slechts om het deel «ingezetene» zou moeten gaan
zouden in ieder geval twee waterschappen een algemeen bestuur krijgen dat in strijd
is met de Waterschapswet. De waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest zouden
in dat geval een algemeen bestuur hebben met een kleinere omvang (namelijk van 16
zetels) dan de minimale omvang van 18 zetels die de Waterschapswet in artikel 13,
eerste lid, voorschrijft.
Hoewel artikel 119 van de Provinciewet regelt dat bepalingen uit provinciale reglementen
die in strijd zijn met een wet een of een amvb van rechtswege zijn vervallen, valt
niet uit te sluiten dat ook dan de hiervoor geschetste onduidelijkheid bestaat.
Een voorziening is dus nodig om dit effect, dat in de praktijk grote problemen kan
veroorzaken (onrechtmatig samengesteld algemeen bestuur kan niet rechtsgeldig besluiten
nemen) te voorkomen. Artikel IIBa strekt daartoe. Dit laat het overgangsrecht van
artikel IIC onverlet.
Bromet T.C. de Groot