35 606 Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een vereenvoudiging van de bestuurlijke inrichting van het stelsel voor beroepsonderwijs door omvorming van het aoc tot verticale scholengemeenschap en een andere invulling van bevoegd gezag (Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs)

Nr. 17 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 juni 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel T, wordt in het voorgestelde artikel 2.6.3, tweede lid, na « In afwijking van de Wet medezeggenschap op scholen» ingevoegd «, uitgezonderd de artikelen 4a, 11a en 14a van die wet,».

B

Na artikel I, onderdeel GG, wordt het volgende onderdeel ingevoegd:

GGa

Artikel 8a.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor het artikel wordt het cijfer 1. geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende als volgt:

2. Voor de toepassing van hoofdstuk 8a wordt onder student mede begrepen een leerling van een school die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap.

C

Onderdeel HH wordt als volgt gewijzigd:

In het voorgestelde artikel 8a.1.3, zesde lid wordt «8a.2.1, vierde lid» vervangen door «8a.2.1».

D

Na artikel I, onderdeel JJ, wordt het volgende onderdeel ingevoegd:

JJa

Het opschrift van hoofdstuk 8a, titel 2, komt te luiden:

Titel 2. Bevoegdheden studentenraad en ouderraad

E

Aan hoofdstuk 8a, titel 2, wordt het volgende artikel toegevoegd:

Artikel 8a.2.4. Advies- en instemmingsbevoegdheden ouderraad vsg

1. Een ouderraad van een verticale scholengemeenschap heeft instemmingsbevoegdheid met betrekking tot voorgenomen beslissingen van het bevoegd gezag ten aanzien van:

a. de vaststelling van de schoolgids voor een school,

b. de vaststelling of wijziging van de hoogte en de vaststelling of wijziging van de bestemming van de middelen die van de ouders wordt gevraagd zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat dan wel zijn ontvangen op grond van een overeenkomst die door de ouders is aangegaan;

c. de vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het beheersbaar houden van de middelen die van de ouders worden gevraagd voor schoolkosten, met uitzondering van lesmateriaal als bedoeld in artikel 6 e, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, die door het bevoegd gezag noodzakelijk worden bevonden;

d. vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van ouders;

e. vaststelling of wijziging van het beleid ten aanzien van de uitwisseling van informatie tussen het bevoegd gezag en ouders.

2. De ouderraad van een verticale scholengemeenschap heeft adviesbevoegdheid met betrekking tot voorgenomen beslissingen van het bevoegd gezag ten aanzien van:

a. regeling van de gevolgen voor ouders met betrekking tot een afgelegenheid omtrent beëindiging, belangrijke inkrimping, uitbreiding van werkzaamheden van een school of een belangrijk onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake;

b. het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere school of instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake;

c. verandering of omzetting van de grondslag van de school, of een onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake.

3. Artikel 8a.2.2., tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

F

Na artikel X wordt het volgende artikel ingevoegd:

ARTIKEL Xa. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

Aan artikel 4a, tweede lid, wordt toegevoegd:

«Indien een school onderdeel is van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, vindt de afvaardiging plaats door de gezamenlijke vergadering van ouderraad, studentenraad en ondernemingsraad van die verticale scholengemeenschap.»

Toelichting

Met deze derde nota van wijziging worden nog enkele verbeteringen doorgevoerd in het wetsvoorstel Bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs, die wat betreft onderdelen A en F een bestaand probleem oplossen, wat eerst recentelijk is gesignaleerd. De overige onderdelen hangen samen met dit wetsvoorstel dat de vorming van nieuwe verticale scholengemeenschappen mogelijk maakt en verbeteren in dat kader de positie van de ouderraad.

Onderdelen A en F (inzake het voorgestelde artikel 2.6.3 Wet educatie en beroepsonderwijs respectievelijk de toevoeging aan artikel 4a Wet medezeggenschap op scholen) over de ondersteuningsplanraad moeten in samenhang worden bezien. Iedere school voor voortgezet onderwijs is aangesloten bij een samenwerkingsverband passend onderwijs. Ook als die school deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap. Het uitgangspunt is immers dat op die school de Wet op het voortgezet onderwijs van toepassing is, behoudens enkele uitzonderingen. Artikel 4a van de Wet medezeggenschap op scholen bepaalt dat iedere medezeggenschapsraad in de zin van die wet een kandidaat levert voor de ondersteuningsplanraad. Aangezien de WMS niet van toepassing is op een school in een verticale scholengemeenschap, heeft die school tot nu toe geen recht op een vertegenwoordiger in de ondersteuningsplanraad. Met de voorgestelde wijzigingen in onderdelen A en D wordt geregeld dat voortaan ook ten behoeve van de school die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap een lid voor de ondersteuningsplanraad kan worden afgevaardigd, zodat die ook kan deelnemen aan het overleg over de uitoefening van het advies- en instemmingsrecht van de artikelen 11a respectievelijk 14a WMS.

Onderdeel B (het nieuwe tweede lid van artikel 8a.1.1 Wet educatie en beroepsonderwijs) verduidelijkt dat de medezeggenschap in hoofdstuk 8a van de WEB ook betrekking heeft op de leerlingen van een school voor voortgezet onderwijs in een verticale scholengemeenschap. Dit was al zo, maar volgde nog niet heel duidelijk uit de wetsbepalingen.

Onderdeel C (inzake het voorgestelde artikel 8a.1.3, zesde lid, WEB) verklaart heel artikel 8a.2.1 WEB van overeenkomstige toepassing op de ouderraad. Dit betekent dat die raad in een gelijke positie komt als de studentenraad zodat ook hij voortaan bijvoorbeeld tweemaal per jaar de algemene gang van zaken met het bevoegd gezag kan bespreken.

Onderdeel D wijzigt het opschrift van titel 2, zodat de ouderraad daarin wordt genoemd en duidelijk wordt dat die titel betrekking heeft op zowel een studenten- als een ouderraad. Onderdeel E (inzake het nieuwe artikel 8a.2.4 WEB) kent alle specifieke rechten die de oudergeleding van een medezeggenschapsraad van een school voor voortgezet onderwijs nu reeds heeft op grond van artikel 14, eerste en tweede lid, WMS ook toe aan een ouderraad onder de WEB, voor zover er sprake is van een verticale scholengemeenschap.

Met twee kanttekeningen: indien een studentenraad een adviesrecht heeft voor een bepaald onderwerp, krijgt de ouderraad dat ook. Zij verliest daarmee dus zijn instemmingsrecht dat het als oudergeleding op grond van artikel 14 WMS had. En tweede: indien er geen medezeggenschapsrecht voor een bepaald onderwerp uit artikel 14 WMS bestaat voor de studentenraad, wordt er ook geen wettelijk recht gecreëerd voor een ouderraad in een verticale scholengemeenschap. Dit is alleen uit de aard van de zaak anders voor het specifieke instemmingsrecht omtrent de uitwisseling van informatie tussen ouders en bevoegd gezag. Tenzij nadrukkelijk is aangegeven dat een bevoegdheid van de ouderraad alleen betrekking heeft op de school voor voortgezet onderwijs in een verticale scholengemeenschap, heeft de ouderraad een brede bevoegdheid voor de gehele verticale scholengemeenschap. Op deze wijze worden bij de vorming of uitbreiding van een verticale scholengemeenschap de rechten van ouders beschermd zonder dat het huidige medezeggenschapsmodel geweld wordt aangedaan.

Deze nota van wijziging wordt gegeven mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven