35 600 Wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG, wenselijk is om de depositie van stikstof op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden te verminderen en om de natuur in die gebieden te verbeteren, met behulp van een in regelgeving vastgelegde omgevingswaarde en een programma met maatregelen, en om de tijdelijke stikstofemissies door activiteiten van de bouwsector buiten beschouwing te kunnen laten bij de Natura 2000-vergunning;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet natuurbescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

voor stikstof gevoelige habitats:

voor stikstof gevoelige leefgebieden voor vogelsoorten, natuurlijke habitats en habitats van soorten waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt;

B

Na artikel 1.12 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 1.12a

  • 1. In 2030 is de depositie van stikstof op ten minste 50% van het areaal van de voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden niet groter dan de hoeveelheid in mol per hectare per jaar waarboven verslechtering van de kwaliteit van die habitats niet op voorhand is uit te sluiten.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde omgevingswaarde is een resultaatsverplichting.

Artikel 1.12b

  • 1. Onze Minister stelt een programma stikstofreductie en natuurverbetering vast:

    • a. voor het verminderen van de depositie van stikstof op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden om te voldoen aan de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 1.12a, eerste lid; en

    • b. voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen voor de in onderdeel a bedoelde habitats.

  • 2. In het programma worden tussentijdse doelstellingen opgenomen met het oog op:

    • a. het tijdig voldoen aan de omgevingswaarde; en

    • b. de in het programma opgenomen maatregelen voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde doelstellingen zijn inspanningsverplichtingen.

Artikel 1.12c

Op de voorbereiding van het programma stikstofreductie en natuurverbetering en wijzigingen daarvan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, behalve in geval van wijzigingen van ondergeschikte aard. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.

Artikel 1.12d

De bestuursorganen die daarvoor in het programma zijn aangewezen, zorgen voor de uitvoering van de daarin opgenomen maatregelen binnen de daarbij aangegeven termijn, voor zover uit het programma blijkt dat die bestuursorganen met het opnemen van de maatregelen hebben ingestemd.

Artikel 1.12e

  • 1. Het bestuursorgaan dat daarvoor in het programma is aangewezen, kan:

    • a. in dat programma opgenomen maatregelen, activiteiten of ontwikkelingen ambtshalve wijzigen of vervangen of laten vervallen, en

    • b. maatregelen, activiteiten of ontwikkelingen aan het programma toevoegen,

    als aannemelijk wordt gemaakt dat die wijzigingen per saldo passen binnen, of in ieder geval niet in strijd zijn met, het programma.

  • 2. De bestuursorganen, bedoeld in artikel 1.12d, kunnen verzoeken om een wijziging van het programma. Bij dat verzoek wordt aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan het eerste lid.

Artikel 1.12f

  • 1. De bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorganen verzamelen gegevens over:

    • a. de voortgang en de gevolgen van de maatregelen, opgenomen in het programma stikstofreductie en natuurverbetering;

    • b. de ontwikkeling van de staat van instandhouding van de voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.

  • 2. De bestuursorganen verstrekken de gegevens aan Onze Minister.

  • 3. Onze Minister beoordeelt of wordt voldaan aan de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 1.12a, eerste lid, en aan de tussentijdse doelstellingen, bedoeld in artikel 1.12b, tweede lid.

  • 4. Onze Minister zorgt voor de verslaglegging van de resultaten en zendt de verslagen aan beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 1.12g

  • 1. Onze Minister wijzigt het programma stikstofreductie en natuurverbetering als uit de beoordeling, bedoeld in artikel 1.12f, derde lid, blijkt dat met het programma niet kan worden voldaan aan de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 1.12a, eerste lid, of aan een tussentijdse doelstelling als bedoeld in artikel 1.12b, tweede lid.

  • 2. Het programma wordt zo gewijzigd dat binnen een passende termijn aan de omgevingswaarde wordt voldaan.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt het programma ten minste iedere zes jaar geactualiseerd.

Artikel 1.12h

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:

  • a. de inhoud van het programma;

  • b. het verzamelen en verstrekken van gegevens, bedoeld in artikel 1.12f, eerste en tweede lid;

  • c. de in artikel 1.12f, derde lid, bedoelde beoordeling of wordt voldaan aan de omgevingswaarde en de tussentijdse doelstellingen;

  • d. de verslaglegging, bedoeld in artikel 1.12f, vierde lid.

C

Na artikel 2.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.9a

De gevolgen van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die wordt veroorzaakt door bij algemene maatregel van bestuur aangewezen activiteiten van de bouwsector, worden buiten beschouwing gelaten voor de toepassing van artikel 2.7, tweede lid. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld.

ARTIKEL II

De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.15a (omgevingswaarde stikstofdepositie)

  • 1. In 2030 is de depositie van stikstof op ten minste 50% van het areaal van de voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden niet groter dan de hoeveelheid in mol per hectare per jaar waarboven verslechtering van de kwaliteit van die habitats niet op voorhand is uit te sluiten.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde omgevingswaarde is een resultaatsverplichting.

  • 3. Uiterlijk in 2028 en vervolgens steeds uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de termijn waarbinnen aan de omgevingswaarde moet zijn voldaan, dient de regering een voorstel van wet in tot wijziging van het eerste lid ten behoeve van de vaststelling van de omgevingswaarde voor de volgende periode, zodat de depositie op termijn wordt verminderd tot een niveau dat nodig is voor een gunstige staat van instandhouding van de betrokken natuurlijke habitats en soorten op landelijk niveau.

B

Aan artikel 3.9 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit stelt een programma vast voor:

    • a. het verminderen van de depositie van stikstof op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden om te voldoen aan de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 2.15, eerste lid, onder f; en

    • b. het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen voor die habitats.

C

Aan het slot van artikel 3.18 wordt «derde lid» vervangen door «derde en vierde lid».

D

In artikel 3.19 wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een programma als bedoeld in artikel 3.9, vierde lid.

E

In de bijlage bij artikel 1.1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

voor stikstof gevoelige habitats:

voor stikstof gevoelige leefgebieden voor vogelsoorten, natuurlijke habitats en habitats van soorten waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt;

ARTIKEL III

Een programma stikstofreductie en natuurverbetering, vastgesteld op grond van artikel 1.12b van de Wet natuurbescherming, wordt aangemerkt als een programma als bedoeld in artikel 3.9, vierde lid, van de Omgevingswet.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Naar boven