35 579 Wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022

D NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 3 december 2020

Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van VVD en CDA.

Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden.

De leden van de VVD-fractie begrijpen van VNO-NCW dat er, ondanks de oproep van de motie Essers bij het vorige belastingplan, nog geen akkoord is over het verminderen en temporiseren van de lastenstijgingen, waartoe de aangenomen motie opriep. Wij begrijpen dat de bedrijven die te maken hebben gekregen met de gestegen ODE, geen gebruik kunnen maken van de subsidieregeling versnelde klimaatinvesteringen (hierna: VEKI), omdat de benodigde eigen investeringen niet opgebracht kunnen worden door deze bedrijven. Op welke wijze compenseert de regering deze bedrijven in de glastuinbouw, de voedselverwerkende industrie, de papier en de chemie? Wordt daarbij rekening gehouden met de beperkte eigen investeringsruimte van de bedrijven, veroorzaakt door de ODE? Is deze compensatie al geeffectueerd?

Naar aanleiding van de moties Essers (Kamerstukken I 2019/2020, 35 304, nr. F) en Lodders (Kamerstukken II 2019/2020, 35 302, nr. 42) is nader onderzoek gedaan naar de gevolgen van de in het Klimaatakkoord afgesproken aanpassingen van de ODE. In het kader van deze onderzoeken en beide moties zijn daarom in samenwerking met de relevante brancheorganisaties verschillende opties in kaart gebracht om de lastenstijging voor de betreffende sectoren te mitigeren. Een generieke aanpassing van de ODE-tarieven is hierbij onderzocht. De aanpassing van de ODE-tarieven richt zich echter niet specifiek op bovengenoemde sectoren en biedt daarom volgens het kabinet geen adequate oplossing. Het kabinet kiest ervoor om op korte termijn meer gerichte maatregelen te treffen om het handelingsperspectief van de sectoren te verbeteren. Daarom stelt het kabinet de komende 2 jaar aanvullende middelen beschikbaar om bedrijven in de betreffende sectoren tegemoet te komen in de energiekosten.

Ik ben op dit moment nog in overleg met de betreffende sectoren vanuit de industrie over de inzet van de middelen en de daarvoor benodigde regeling(en). De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is in gesprek met de glastuinbouwsector. Het uiteindelijke instrument moet bijdragen aan het handelingsperspectief van bedrijven om de ODE-lasten te beperken en dient bij te dragen aan de transitie. Daarbij is het tevens van belang dat het instrument dat gekozen wordt snel inzetbaar is, dit betekent dat het uitvoerbaar moet zijn en binnen de staatsteunregels moet passen.

Door het bedrijfsleven is geconstateerd dat met name in procesefficiëntie en energiebesparing nog veel investeringen mogelijk zijn. Met deze investeringen kunnen bedrijven de stijging van ODE-lasten in de toekomst beperken en leveren zij een bijdrage aan de CO2-reductieopgave van de industrie. Daarom wordt op dit moment naar verschillende opties gekeken om de benodigde eigen investering voor dit soort maatregelen naar beneden te brengen, waaronder de inzet van de VEKI. Het doel is om ervoor te zorgen dat de benodigde bedrijfsinvesteringen met de nodige steun, binnen een redelijke termijn kunnen worden terugverdiend. Ik begrijp dat er knelpunten bij bedrijven zitten en ben op dit moment hard bezig met het uitwerken van een passende oplossing. De Minister van LNV en ik zullen op korte termijn uw Kamer nader informeren over de uitwerking van de regeling(en).

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om de zorgen van de extra getroffen sectoren te adresseren dat het gebruik maken van een bestaande generieke investeringssubsidie zoals de VEKI-regeling deze sectoren onvoldoende tegemoet zal komen. Daarbij wijzen zij vooral op de aanslag op de benodigde eigen middelen mede als gevolg van de verhoging van de ODE-tarieven en op het feit dat een reeds bestaande subsidieregeling geen afdoende ondersteuning is voor deze bedrijven. Welke andere mogelijkheden zijn er in dezen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag van de leden van de VVD.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven