35 572 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten

32 140 Herziening Belastingstelsel

AB1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 november 2021

De leden van de vaste commissie voor Financiën2 hebben kennisgenomen van de brief3 van 25 juni 2021, in reactie op de brief met vragen van de commissie van 9 juni over het rapport van de Commissie Draagkracht4. De leden van de fracties van de ChristenUnie en de PvdD hadden naar aanleiding hiervan nog enkele opmerkingen en vragen. De leden van de fracties van SP, 50PLUS en SGP sloten zich bij de opmerkingen en vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie aan.

Naar aanleiding hiervan is op 29 september 2021 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst.

De Staatssecretaris heeft op 29 oktober 2021 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst

Den Haag, 29 september 2021

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief5 van 25 juni 2021, in reactie op de brief met vragen van de commissie van 9 juni over het rapport van de Commissie Draagkracht6. De leden van de fracties van de ChristenUnie en de PvdD hebben naar aanleiding hiervan nog enkele opmerkingen en vragen. De leden van de fracties van SP, 50PLUS en SGP sluiten zich bij de opmerkingen en vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie aan.

Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de regering op hun vragen over het rapport van de Commissie Draagkracht. Zij betreuren de ronduit karige wijze waarop deze vragen zijn beantwoord, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Het gaat om een belangrijk rapport waarin scenario’s worden gepresenteerd ten behoeve van visieontwikkeling rond het draagkrachtbeginsel in het Nederlandse belastingstelsel. De povere regeringsreactie op de fundamentele vragen van de leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS en de SGP draagt niet bij aan deze broodnodige visieontwikkeling en het parlementair debat daarover. Deze leden verzoeken om een meer uitgebreide en afgewogen reactie van de zijde van de regering op hun vragen. Het draagkrachtbeginsel in de fiscaliteit staat onder druk en dit vereist een grondige doordenking van de regering van oplossingsrichtingen. De leden van de genoemde fracties zien een meer substantiële beantwoording van hun eerdere vragen7 graag tegemoet.

Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie zijn eveneens van mening dat de kwaliteit van de beantwoording van de vragen tekortschiet. Deze leden wijzen erop dat het draagkrachtbeginsel in de belastingheffing betrekking heeft op het bijdragen naar vermogen of inkomen en niet naar gebruik. Deze leden hebben betoogd dat het geen principiële keuze maar een pragmatische keuze is om de productie binnen het gezin en de consumptie hiervan niet te rekenen tot het nationaal inkomen. Deze leden hebben gevraagd of bij het bepalen van de draagkracht hier geen rekening mee gehouden moet worden. Het antwoord op deze vraag achten de leden van de PvdD-fractie beneden de maat. Deze leden zien graag een nadere beantwoording van hun eerdere vragen8 over draagkracht van één- en tweeverdieners in relatie tot de waarde van huishoudelijke productie tegemoet.

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 29 oktober 2021.

Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën N.J.J. van Kesteren

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN – FISCALITEIT EN BELASTINGDIENST

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2021

Ik wil de fracties bedanken voor hun vragen over het rapport van de Commissie Draagkracht. Het demissionaire kabinet wil graag opmerken dat het betreurt dat de ChristenUnie en de Partij voor de Dieren zich niet kunnen vinden in de beantwoording van de eerdere vragen over het rapport van de Commissie Draagkracht. Hierbij ontvangt u de antwoorden op de nadere vragen. Ik hoop hiermee tegemoet te komen aan de vraag van de leden om een meer uitgebreide reactie.

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, J.A. Vijlbrief

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van ChristenUnie

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat ze de karige wijze, in kwantitatieve en kwalitatieve zin, waarop de eerdere vragen van ChristenUnie, 50Plus en de SGP zijn beantwoord betreuren, en verzoeken een meer uitgebreide en afgewogen reactie van de zijde van de regering op hun vragen en een grondige doordenking van de regering van hun oplossingsrichtingen. Allereerst wil het demissionaire kabinet graag opmerken dat het betreurt dat de fractie van de ChristenUnie zo tegen de beantwoording van de eerdere vragen aankijkt. Het demissionaire kabinet heeft met de Commissie Draagkracht maximaal geprobeerd om ten behoeve van de formatie inzichtelijk te maken hoe de draagkracht binnen het belastingstelsel ervoor staat, en wat mogelijke richtingen zijn om de draagkracht anders in te richten. Het demissionaire kabinet is het echter ook erg eens met de analyse van de commissie dat deze keuzes vragen om een politieke afweging in hoeverre er aan een bepaalde doelstelling (zoals bijvoorbeeld enerzijds draagkracht een- en tweeverdieners en anderzijds arbeidsdeelname en emancipatie) prioriteit wordt gegeven. Het demissionaire kabinet is ook van mening dat tijdens de kabinetsperiode de verschillende doelstellingen met elkaar in balans zijn. Het demissionaire kabinet kan zich echter ook voorstellen dat een nieuw kabinet opnieuw deze afweging wil maken. Met het rapport van de Commissie Draagkracht is het demissionaire kabinet van mening dat de formatie zoveel mogelijk bij deze keuze wordt ondersteund.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen in de eerdere vragen naar een appreciatie van de regering van de nadelige fiscale positie van eenverdieners, hoe de regering de keuzemogelijkheden beoordeelt, en of het niet tijd is om een oplossing te zoeken. In de beantwoording is aangegeven dat het demissionaire kabinet vindt dat het huidige belastingstelsel bijdraagt aan een evenwichtige lastenverdeling tussen verschillende groepen en aan het realiseren van de verschillende doelen van belastingheffing. De beleidsopties gepresenteerd door de Commissie Draagkracht geven een goed beeld van de verschillende keuzes die hierin kunnen worden gemaakt. In aanvulling hierop wil het demissionaire kabinet aangeven dat het de grondige analyse van de Commissie Draagkracht erg waardeert, en de analyse van de draagkrachtverschillen en doelstellingen erg inzichtelijk vindt. Zo herkent het demissionaire kabinet dat enerzijds eenverdieners met een gelijk inkomen minder overhouden dan tweeverdieners, maar herkent het demissionaire kabinet ook de kanttekeningen dat er maar een kleine groep eenverdieners in Nederland is en tweeverdieners in de voorbeelden weliswaar een gelijk totaal inkomen hebben, maar hier doorgaans meer uren voor moeten werken en daardoor een lager uurloon hebben. Ook herkent het demissionaire kabinet de afruil met de doelstelling van het bevorderen van arbeidsdeelname en emancipatie. Dat gezegd zijnde, is het natuurlijk mogelijk dat anderen tot een verschillende afweging komen. Uit de analyse van de Commissie komen een aantal aandachtspunten naar voren. In hoeverre deze aandachtspunten ook om aanpassingen in beleid vragen, hangt af van maatschappelijke voorkeuren ten aanzien van de verschillende doelen van belastingbeleid. De Commissie Draagkracht geeft aan dat, vanuit een bepaalde weging van de verschillende doelen, een mogelijke visie op het belastingstelsel is om de belastingdruk voor alleenverdieners, tweeverdieners en alleenstaanden meer gelijk te maken. Hoewel het demissionaire kabinet, zoals eerder gesteld, van mening is dat de belastingmix evenwichtig is, kan ik me voorstellen dat er ook andere afwegingen mogelijk zijn. Het is daarom ook goed dat deze visie verkend is door de Commissie, zodat verschillende perspectieven aan bod zijn gekomen. Qua keuzemogelijkheden is het demissionaire kabinet van mening dat er met de beleidsopties een goed beeld ligt van de voor- en nadelen van elke optie. Zo zijn aanpassingen van de IACK en arbeidskorting de meest eenvoudige varianten om het verschil tussen een- en tweeverdieners te verkleinen. Het demissionaire kabinet heeft in de Miljoenennota ook een stapje gezet om de arbeidskorting langzamer af te bouwen zodat het verschil tussen een- en tweeverdieners wordt verkleind.

De volgende vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie was hoe de regering de balans tussen arbeidsparticipatie en eenverdieners beoordeelt, ook vanuit rechtvaardigheidsperspectief, en de conclusies weegt dat de fiscale instrumenten bot zijn geworden. In de beantwoording is aangegeven dat het demissionaire kabinet van mening is dat de balans tijdens deze kabinetsperiode niet doorslaat, maar wel ziet dat de instrumenten tegen de grenzen aanlopen. In bovenstaande beantwoording wordt nogmaals uitgebreid stilgestaan bij hoe het demissionaire kabinet aankijkt tegen de balans tussen arbeidsparticipatie en eenverdieners. Voor wat betreft de botheid van fiscale instrumenten laat het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel9 zien dat het voor de arbeidsparticipatie steeds minder effectief is om bijvoorbeeld de arbeidskorting verder te verhogen. Dit komt onder andere omdat de arbeidsparticipatie – mede door het inkomensbeleid van de afgelopen jaren – nu op een hoog niveau is. Het demissionaire kabinet is van mening dat deze boodschap mee moet worden genomen in eventuele maatregelen die op dit gebied worden genomen. Zo zal bij een extra stap, met als doel het verhogen van de arbeidsparticipatie, kritisch moeten worden bekeken of dit doel haalbaar is gegeven de huidige inzichten. Tegelijkertijd betekent dit niet dat de huidige instrumenten moeten worden afgeschaft. Zo blijkt ook uit de analyse dat het dankzij deze instrumenten is dat de arbeidsparticipatie op een hoog niveau ligt. Ook is het een instrument dat mogelijkheden biedt om de koopkracht van werkenden te verbeteren. Ondanks het feit dat het demissionaire kabinet van mening is dat de belastingmix de afgelopen jaren in evenwicht is en dat eventuele grote wijzigingen aan een volgend kabinet zijn, ziet het demissionaire kabinet ook dat er zorgen leven over de belastingdruk van alleenverdienershuishoudens. Ook erkent het kabinet dat er sprake is van een gemiddeld verschil in belastingdruk. Het is ook om deze redenen dat het demissionaire kabinet het instellen van de Commissie Draagkracht heeft ondersteund, en tevreden is dat het rapport verschillende visies bespreekt op draagkracht. Dit bevordert de discussie over dit onderwerp, en helpt om inzichtelijk te maken hoe er vanuit verschillende perspectieven verschillende richtingen zijn die een volgend kabinet in zou kunnen slaan als het gaat om draagkracht.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen ook hoe hoog het scheidingspercentage is onder eenverdieners in vergelijking met tweeverdieners en of de hypothese klopt dat eenverdienershuishoudens minder gebruik maken van collectieve voorzieningen dan tweeverdienershuishoudens. Het demissionaire kabinet heeft hierop beantwoord dat er – voor zover het demissionaire kabinet daarvan op de hoogte is – geen cijfers beschikbaar zijn. Hierop heeft het demissionaire kabinet nu niets toe te voegen.

De laatste vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie was om een appreciatie op hoofdlijnen van de zes beleidsopties die de Commissie Draagkracht aandraagt om draagkracht te verbeteren. Het demissionaire kabinet heeft in de beantwoording kort stilgestaan bij de afruilen die het demissionaire kabinet ziet. In aanvulling hierop geeft het demissionaire kabinet hieronder een uitgebreidere appreciatie per beleidsoptie:

  • 1. Naar een gelijkere belastingdruk voor alleenverdieners, tweeverdieners en alleenstaanden

    Het demissionaire kabinet vindt dat het huidige belastingstelsel bijdraagt aan een evenwichtige lastenverdeling tussen verschillende groepen. Zoals aangegeven ziet het demissionaire kabinet dat eenverdieners met een gelijk inkomen minder overhouden dan tweeverdieners, maar zijn daar ook kanttekeningen bij te maken (zoals de omvang van de groep en het aantal arbeidsuren) en zijn er meerdere doelen van belastingheffing (zoals participatie). Qua beleidsopties herkent het demissionaire kabinet de afruil met de doelstelling van het bevorderen van arbeidsdeelname en emancipatie. Het rapport laat ook zien dat aanpassingen van de IACK en arbeidskorting de meest eenvoudige beleidsopties zijn om iets te doen aan het verschil in fiscale behandeling tussen alleen- en tweeverdieners.

  • 2. Naar een gelijkere belasting van gepensioneerden en niet-gepensioneerden

    Het demissionaire kabinet herkent dat gepensioneerden lager worden belast dan niet-gepensioneerden. Zoals de commissie beschrijft komt dit doordat gepensioneerden vrij zijn gesteld van premieheffing voor de AOW. Het demissionaire kabinet maakt in het huidige stelsel de keuze om de kosten voor AOW grotendeels bij niet-gepensioneerden neer te leggen (en een deel via de algemene middelen). Het demissionaire kabinet herkent wel dat – indien er de wens is om gepensioneerden en niet-gepensioneerden gelijker te belasten – er kan worden gekozen om de AOW te fiscaliseren. Het demissionaire kabinet is van mening dat dit een fundamentele keuze is van het stelsel, en dat deze keuze daarom door een volgend kabinet moet worden gemaakt.

  • 3. Naar meer financiële ruimte voor lage inkomens

    Het demissionaire kabinet herkent zich erg in de moeilijkheid dat het herverdelen via het belastingstelsel tegen de grenzen aanloopt. Belastingvoordelen zijn niet altijd meer verzilverbaar voor lage inkomens en de toeslagproblematiek laat zien dat het uitkeren van middelen aan lage inkomens veel onzekerheid en schuldenproblematiek met zich meebrengt. Om lage inkomens wat te ondersteunen heeft het demissionaire kabinet met deze Miljoenennota extra middelen vrijgemaakt om de toeslagen wat te verhogen. Het demissionaire kabinet kan echter het advies van de commissie volgen dat er – indien een wens voor meer financiële ruimte voor lage inkomens is – moet worden gekeken naar een verhoging van het minimumloon. Het demissionaire kabinet ziet ook dat een groot aantal politieke partijen richting de formatie pleit voor een verhoging hiervan. Gegeven het fundamentele karakter, is het demissionaire kabinet wel van mening dat dit een keuze voor het volgende kabinet is.

  • 4. Naar een hogere belastingdruk voor hoge inkomens

    Het demissionaire kabinet is van mening dat de huidige verdeling van lasten tussen verschillende groepen evenwichtig is. Mocht er de wens zijn om hoge inkomens meer te belasten, dan is een verhoging van het tarief een logische optie. Dit kan wel negatieve effecten hebben op de arbeidsdeelname en het verschil tussen een- en tweeverdieners vergroten.

  • 5. Naar een gelijkere belastingdruk voor huishoudens met en zonder kinderen

  • 6. Naar een gelijkere bestedingsruimte voor huishoudens met en zonder kinderen

    Het demissionaire kabinet herkent in beleidsopties 5 en 6 de impliciete keuze in hoeverre de overheid de kosten van kinderen vergoed. In beleidsoptie 5 wordt verondersteld dat dit vooral een eigen verantwoordelijkheid is, terwijl in beleidsoptie 6 wordt verondersteld dat dit een verantwoordelijkheid voor de overheid is. Op dit moment probeert het demissionaire kabinet zoveel mogelijk te waarborgen dat lage inkomens de kosten van kinderen kunnen opvangen. Dit doet het demissionaire kabinet onder andere door een hogere kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. De toeslagproblematiek laat wel zien dat deze keuze ook nadelen met zich meebrengt. Het demissionaire kabinet heeft in de Miljoenennota gekozen om lage inkomens met kinderen te ondersteunen door het kindgebonden budget wat te verhogen. Tegelijkertijd vindt het demissionaire kabinet dat er de keuzes rondom bijvoorbeeld kinderopvang dermate fundamenteel van aard zijn dat een volgend kabinet hierover moet beslissen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van PvdD

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben opgemerkt dat de beantwoording van een deel van de vragen over het rapport in hun ogen tekortschiet. Graag zien zij een nadere beantwoording van hun vragen over draagkracht van alleen- en tweeverdieners in relatie tot de waarde van huishoudelijke productie. Het demissionaire kabinet wil ook hier aangeven te betreuren dat eerdere antwoorden op deze manier zijn ontvangen en hoopt hiermee tegemoet te komen aan de vraag van de leden. Hierbij gelden weliswaar dezelfde beperkingen als bij de eerdere beantwoording; de dataset met individuele huishoudens die is gebruikt voor de berekeningen uit het rapport van de Commissie Draagkracht bevat geen gegevens over de omvang van het huishoudelijke werk. Deze informatie is ook niet direct voorhanden. Het is daarom niet mogelijk om een bespiegeling over de waarde van huishoudelijke productie rechtstreeks te betrekken bij de resultaten uit het rapport. Ook omdat macrodata over het huishoudelijke werk op het niveau van deze specifieke groepen niet direct voorhanden zijn.

Zoals aangegeven bij de eerdere antwoorden staat buiten kijf dat huishoudelijk werk van waarde is en dat het bbp geen geschikte maatstaf is voor het welzijn in een land. Zoals ook aangegeven bij deze beantwoording is de waarde van huishoudelijke productie alleen moeilijk te veralgemeniseren, wat vergelijken tussen huishoudens lastig maakt. De tijd die aan het huishouden wordt gespendeerd is immers (tot op zekere hoogte) een keuze en het gevolg van voorkeuren. Dat het inkomen voor belasting geen perfecte maatstaf is om horizontale gelijkheid (dat gelijke huishoudens gelijk behandeld worden) in kaart te brengen is een probleem dat al langer is geïdentificeerd in de belastingliteratuur. Huishoudens met gelijke inkomens kunnen immers in veel zaken verschillen. Het idee met betrekking tot huishoudelijke productie is daarbij doorgaans dat de waarde van goederen en diensten die binnen het huishouden geproduceerd en geconsumeerd worden, zou moeten worden opgeteld bij het huishoudinkomen. Aangezien alleenverdieners (ervan uitgaande dat het niet werken van één van de partners een vrijwillige keuze is die gepaard gaat met minder arbeidsuren als huishouden) meer tijd overhouden voor huishoudelijke productie, betekent het feit dat dit niet is meegenomen in de berekeningen van de Commissie Draagkracht dat hun welvaart wordt onderschat. Tweeverdieners moeten (voor zover ze gezamenlijk meer uren werken) mogelijk besteedbaar inkomen gebruiken om een deel van deze goederen en diensten aan te kopen op de markt, die anders (belastingvrij) thuis kunnen worden geproduceerd. Vanuit dit theoretische perspectief zou het welvaartsverschil tussen alleen- en tweeverdieners kleiner kunnen zijn dan het verschil in gemeten gemiddelde belastingdruk. Daarbij dient opgemerkt te worden dat er nog veel andere factoren zijn die aanleiding kunnen geven tot verschillen in welvaart tussen deze groepen. Zo kunnen er kosten verbonden zijn aan arbeid, zoals representatie- en reiskosten, en kunnen de kosten van kinderen verschillen, bijvoorbeeld door verschillen in de noodzaak voor kinderopvang. Het is door al deze verschillen moeilijk om algemene bespiegelingen te relateren aan de concrete situatie van huishoudens. De «typische» alleenstaande, alleenverdiener of tweeverdiener bestaat niet. Zelfs als we enkel kijken naar de spreiding van de brutoinkomens wordt dit duidelijk (zie figuur 1). Deze spreiding is in feite nog veel groter, doordat huishoudens onder andere ook verschillen in arbeidsduur (zie figuur 2), uurloon (zie figuur 3) en andere kenmerken, zoals samenstelling. Hoeveel tijd huishoudens besteden aan arbeid kan dus sterk verschillen bij een gegeven inkomen, net als de afruil tussen betaald werk en huishoudelijke productie. Daarnaast verschilt de waardering van huishoudelijk werk per huishouden, en kan de keuze voor een bepaalde arbeidsverdeling afhangen van de persoonlijke voorkeuren ten aanzien van de waardering van huishoudelijk werk. Ook spelen meer dynamische factoren een rol bij het bepalen van de draagkracht en welvaart over de tijd, zoals ook aangegeven in het rapport van de Commissie. Zo kan het feit dat de tweede verdiener minder werkt tot gevolg hebben dat er meer tijd is voor huishoudelijke productie of vrije tijd, maar (naast minder inkomen) ook tot gevolg hebben dat de economische zelfstandigheid afneemt. Dit kan op termijn (bij onverwachte levensgebeurtenissen) leiden tot een verhoogde kans op schulden of armoede.

De conclusies van de Commissie ten aanzien van alleen- en tweeverdieners zijn; dat alleen- en tweeverdieners een vergelijkbaar aantal uren aan het wettelijk minimumloon moeten werken (als huishouden) om te voldoen aan het niet-veel-maar-toereikend-criterium van het SCP, en dat alleenverdieners met eenzelfde middeninkomen zwaarder worden belast dan tweeverdieners en alleenstaande ouders. Dit verschil valt te verklaren vanuit de beleidswens om de arbeidsdeelname en daarmee de economische zelfstandigheid van vooral vrouwen te bevorderen, die zowel internationaal gezien als vergeleken met Nederlandse mannen veel in deeltijd werken. Aan deze feitelijke constateringen verandert het al dan niet meenemen van huishoudelijke productie niets. Uit dit verschil in belastingdruk in het rapport is voortgekomen dat vanuit draagkracht één van de mogelijke visies is om het verschil in belastingdruk te verkleinen tussen alleen- en tweeverdieners. Dit is nadrukkelijk niet geformuleerd als een aanbeveling, maar als een mogelijke richting, mocht de (politieke) wens daartoe bestaan. Zoals eerder aangegeven is niet bekend hoe de huishoudelijke productie van gelijkaardige alleen- en tweeverdieners zich tot elkaar verhouden. Aangezien de waardering van huishoudelijke productie echter (deels) afhankelijk is van voorkeuren, zou deze politieke wens ook kunnen bestaan indien huishoudelijke arbeid wordt meegenomen.

Figuur 1 – verdeling brutohuishoudinkomen van werkende huishoudens naar huishoudtype (bron: MIMOSI)

Figuur 1 – verdeling brutohuishoudinkomen van werkende huishoudens naar huishoudtype (bron: MIMOSI)

Figuur 2 – Aantal uren betaalde arbeid, onder mannen en vrouwen, 2019 (bron: CBS)

Figuur 2 – Aantal uren betaalde arbeid, onder mannen en vrouwen, 2019 (bron: CBS)

Figuur 3 – Verdeling uurloon (in euro) in percentielen, 2019 (CBS)

Figuur 3 – Verdeling uurloon (in euro) in percentielen, 2019 (CBS)

X Noot
1

De letters AB hebben alleen betrekking op 35 572

X Noot
2

Samenstelling:

Essers (CDA) (voorzitter), Prast (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), Van Ballekom (VVD), Berkhout (Fractie-Nanninga), Crone (PvdA), Frentrop (FVD) Geerdink (VVD), Karimi (GL) (ondervoorzitter), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66) en Raven (OSF), Fiers (PvdA)

X Noot
3

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 572/32 140, Y

X Noot
5

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 572/32 140, Y

X Noot
7

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 572/32 140, Y, p. 2 t/m 9

X Noot
8

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 572/32 140, Y, p. 3 en 4

X Noot
9

PM Verwijzing

Naar boven