35 570 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2021

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2020

Aanleiding

Tijdens de Begrotingsbehandeling SZW 2020 d.d. 28 november 2019 (Handelingen II 2019/20, nr. 30, item 10) is door de leden Smeulders (GL) en Palland (CDA) een motie ingediend waarbij de regering is verzocht onderzoek te doen naar het recht tot voordracht van toezichthouders binnen de publieke sector (Kamerstuk 35 300 XV, nr. 43).

Het kabinet erkent dat voor een goede medezeggenschap de relatie tussen de gouden driehoek van Raad van Toezicht/Commissarissen, Raad van Bestuur en Ondernemingsraad/Medezeggenschapsraad van belang is. Zoals ik in de Kabinetsreactie op de initiatiefnota «Samen de Baas»1 uiteen heb gezet, zijn er diverse manieren om het overleg en contact tussen de drie raden te stimuleren. Het voordrachtsrecht van de ondernemingsraad kan daar een bijdrage aan leveren, maar bijvoorbeeld ook een adviesrecht met betrekking tot benoemingen van bestuursleden of toezichthouders.

In deze brief wil ik de Kamer, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid, informeren over de uitkomst van de verkenning die ik naar aanleiding van de motie heb uitgevoerd. Omdat zowel het voordrachtsrecht als het adviesrecht de inspraak van de medezeggenschap bevordert, zullen beide aspecten daarbij aan de orde komen.

Bestaande mogelijkheden om toezichthouders te kunnen voordragen en te adviseren over benoemingen

Er bestaan diverse mogelijkheden voor de medezeggenschap om toezichthouders voor te dragen. Zoals benoemd in de motie, kent het Burgerlijk wetboek (BW) ondernemingsraden een (algemeen) voordrachtsrecht toe voor leden van de raad van commissarissen van structuurvennootschappen2. Op grond van artikel 2:158 lid 5 BW (NV)/2:268 lid 5 BW (BV) kunnen de algemene vergadering en de ondernemingsraad (OR) aan de raad van commissarissen personen aanbevelen om als commissaris te worden voorgedragen. De commissarissen worden vervolgens benoemd door de algemene vergadering. Voor een derde van het aantal leden van de raad van commissarissen geldt voor de OR op grond van artikel 2:158 lid 6 BW (NV)/2:268 lid 6 BW (BV) een versterkt recht van aanbeveling. De persoon die de OR op die grond aanbeveelt, wordt door de raad van commissarissen op voordracht geplaatst, tenzij de raad van commissarissen bezwaar maakt tegen de aanbeveling.

Voor de publieke sector gelden daarnaast specifieke maatregelen die voorzien in een recht tot voordracht dan wel een adviesrecht voor het medezeggenschapsorgaan. Ik licht hieronder per sector toe welke maatregelen dat zijn.

Onderwijs

Binnen de onderwijssector heeft de medezeggenschapsraad (MR) inspraak bij de benoeming van de leden van de raad van toezicht. Dit is ook in de verschillende sectorwetten binnen het onderwijs vastgelegd.

Voor het voortgezet onderwijs is dit geregeld in artikel 24d lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) waarin staat dat de MR bij de benoeming van de leden van de raad van toezicht in de gelegenheid wordt gesteld een bindende voordracht te doen voor een lid.

Voor MBO-instellingen geldt op grond van artikel 9.1.4, zesde lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web), dat de benoeming van de leden van de raad van toezicht geschiedt op grond van vooraf openbaar gemaakte profielen. De OR is bevoegd advies uit te brengen over deze profielen, en heeft het recht om één bindende voordracht te doen voor een lid van de raad van toezicht.

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is voor hogescholen en universiteiten het voordrachtsrecht geregeld. Voor universiteiten geldt op grond van artikel 9.7. lid 2 WHW dat een van de leden van de raad van toezicht wordt benoemd op voordracht van de universiteitsraad3 dan wel de OR en het orgaan dat op grond van de medezeggenschapsregeling is ingesteld.

Voor hogescholen geldt op grond van artikel 10.3d lid 4 WHW dat de benoeming van de leden van de raad van toezicht geschiedt op basis van vooraf openbaar gemaakte profielen. Een van de leden wordt benoemd op voordracht van de MR, dan wel de OR en het orgaan dat op grond van de medezeggenschapsregeling is ingesteld.

In het onderwijs heeft de MR op grond van artikel 11 lid 1 sub h van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) bovendien het recht om te adviseren over de aanstelling en het ontslag van de schoolleiding en de leden van het bestuur. In artikel 11 lid 1 sub q WMS is daarnaast een adviesrecht voor de MR opgenomen ten aanzien van de vaststelling van de competentieprofielen van de toezichthouders en het toezichthoudend orgaan, alsmede van de leden van het bestuur.

Naar aanleiding van een motie van het lid Westerveld (GL)4, is uit gesprekken met het veld gebleken dat er geen grote behoefte bestaat binnen het onderwijsveld om de huidige wettelijke mogelijkheden tot inspraak, die de medezeggenschap bij de selectieprocedure van toezichthouders heeft, te wijzigen. Het beeld dat naar voren komt is dat de bestaande mogelijkheden over het algemeen voldoende zijn, maar dat deze in sommige gevallen nog meer benut kunnen worden. In de ondersteuning van de medezeggenschap kan hier aandacht aan worden gegeven. Bovendien wordt het advies dat de MR geeft, of de voordracht die wordt gedaan bij de benoemingen, in algemene zin vaak gevolgd.

Zorg

Zoals reeds benoemd in de Kabinetsreactie op de initiatiefnota Samen de Baas5, is op het gebied van medezeggenschap in de zorg met name de Governancecode Zorg van belang. Daarin staat dat de raad van toezicht transparant is over de samenstelling van de raad en dat de OR en de (centrale) cliëntenraad inbreng hebben op de samenstelling.

Voor 91% van de werknemers met een cao in de zorg is bovendien in de cao opgenomen dat de OR een voordrachtsrecht of adviesrecht heeft ten aanzien van de benoeming van de toezichthouder.6 Zo is in de cao Jeugdzorg, de cao Kinderopvang en de cao Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening een recht tot voordracht opgenomen voor het medezeggenschapsorgaan voor één of meer zetels van het bestuur dan wel de raad van commissarissen of raad van toezicht. In de cao Gehandicaptenzorg, de cao GGZ, de cao VVT en de cao Ziekenhuizen is bepaald dat een OR een adviesrecht heeft over een voorgenomen besluit tot benoeming van een lid van het bestuur en/of de raad van toezicht. Hierbij wordt de procedure conform artikel 30 WOR toegepast, dat de OR adviesrecht geeft ten aanzien van het besluit tot benoeming of ontslag van een bestuurder van de onderneming.7

Politie

Zoals ook geschetst in de Kabinetsreactie8, bestaat het toezicht op en waarborgen van de politie uit een interne en een externe component. De auditcommissie politie behelst het interne toezichtsorgaan. De auditcommissie politie bestaat uit acht leden, waarvan drie leden uit de politie afkomstig zijn. Op die manier reflecteren zij al vanuit het gezichtspunt van de professional. De inspectie JenV, ADR, ARK, Bureau ICT-toetsing, etc. vormen de externe toezichthouders. Deze externe toezichthouders zijn allemaal onafhankelijk van de Minister van JenV. In de Kabinetsreactie schreef ik reeds dat het zowel voor het interne toezichtsorgaan als voor de externe toezichthouders niet wenselijk is om deze benoemingen te laten plaatsvinden door professionals.

Maatwerk is van belang

Uit de verkenning is gebleken dat het recht tot voordracht dan wel een adviesrecht ten aanzien van de benoeming van toezichthouders in de publieke sector reeds op verschillende manieren is geborgd. Binnen de publieke sector bestaan veel verschillen. Het bieden van maatwerk is daardoor des te belangrijker. De medezeggenschapswetten geven die mogelijkheid en het is mooi om te zien dat de geboden ruimte in de praktijk ook wordt benut.

Het kabinet hecht sterk aan maatwerk en keuzevrijheid. Niet elke maatregel is automatisch geschikt voor iedere sector of voor de sector als geheel. Het kabinet acht het invoeren van één generieke maatregel voor de gehele publieke sector ten aanzien van het voordragen van toezichthouders niet wenselijk, nu dit recht in de praktijk al is geborgd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 35 240, nr. 4.

X Noot
2

Vennootschappen die voldoen aan een aantal criteria, waaronder het hebben van minimaal 100 werknemers en een eigen vermogen van € 16 miljoen of meer.

X Noot
3

De universiteitsraad bestaat voor de helft uit leden die door en uit het personeel worden gekozen en voor de helft uit leden die door en uit de studenten worden gekozen.

X Noot
4

Kamerstuk 30 079, nr. 95.

X Noot
5

Kamerstuk 35 240, nr. 4, p. 9.

X Noot
6

Dit percentage is gebaseerd op een steekproef van 98 cao’s geldend voor 4,9 miljoen werknemers, die SZW hanteert voor de jaarlijkse rapportage cao-afspraken. De steekproef bevat in de sector zorg de volgende lopende cao’s met bepalingen waarin is opgenomen dat de OR een voordrachtsrecht of adviesrecht heeft ten aanzien van de benoeming van de toezichthouder: cao Gehandicaptenzorg; cao VVT; cao GGZ; cao Jeugdzorg; cao Kinderopvang; cao Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening; cao Ziekenhuizen; en de cao Sanquin met een looptijd tot 1 april 2019.

X Noot
7

Het adviesrecht uit artikel 30 WOR kent geen mogelijkheid tot beroep in het geval dat de OR het niet eens is met de uiteindelijke beslissing van de ondernemer.

X Noot
8

Kamerstuk 35 240, nr. 4, p. 9.

Naar boven