35 570 XIX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds (XIX) voor het jaar 2021

K VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 31 augustus 2021

De leden van de vaste commissies voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en Financiën2 hebben kennisgenomen van de brief3 van 23 juni 2021, in reactie op de brief met schriftelijke vragen van de commissies van 31 mei 2021 inzake de bekostiging van de investeringsvoorstellen uit het Nationaal Groeifonds. De leden van de fracties van de PvdD en OSF hebben naar aanleiding hiervan enkele vervolgvragen en opmerkingen.

Naar aanleiding hiervan is op 13 juli 2021 een brief gestuurd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat met een afschrift aan de Minister van Financiën.

De Ministers hebben op 17 augustus 2021 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT / LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat

Den Haag, 13 juli 2021

De leden van de vaste commissies voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Financiën hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief4 van 23 juni 2021, in reactie op de brief met schriftelijke vragen van de commissies van 31 mei 2021 inzake de bekostiging van de investeringsvoorstellen uit het Nationaal Groeifonds. De leden van de fracties van de PvdD en OSF hebben naar aanleiding hiervan enkele vervolgvragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van PvdD

De leden van de PvdD-fractie danken u voor de antwoorden op hun eerdere vragen. Zij hebben naar aanleiding van deze antwoorden nog de volgende vragen over het doortrekken van de Noord-Zuidlijn. In uw brief geeft u aan dat pas na de definitieve toekenning door het Groeifonds de effecten van de werkzaamheden voor het doortrekken van de Noord-Zuidlijn op de uitstoot van CO2 en stikstof in kaart worden gebracht. Waarom gebeurt dit niet van tevoren? Is het effect op de uitstoot van CO2 en stikstof irrelevant voor de toekenning?

Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie van OSF

Op 1 december 2020 hebben de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken en Klimaat aan de Tweede Kamer toegezegd dat er alsnog een Instellingswet voor een begrotingsfonds zal worden ingediend5. Dit omdat de Ministers op basis van de gevoerde debatten hebben geconstateerd dat er zorgen bleven bestaan over de waarborging van de controle van het parlement over de uitgaven uit het fonds. Van bovengenoemde Instellingswet is nog altijd geen sprake. Wanneer verwacht u dat het parlement haar controlefunctie op het Nationaal Groeifonds behoorlijk uit kan oefenen?

Voor wat betreft de voorstellen met een positief advies van de adviescommissie: de focus van de voorstellen lijkt – wederom – op de Randstad te liggen. Dit doet de vraag rijzen wat het verschil is met een reguliere begroting. Bijvoorbeeld het voorstel om de treinverbinding tussen Schiedam en Delft te verbeteren is een zeer specifiek voorstel. Waarom komt dit in aanmerking voor het Nationaal Groeifonds? Welke bijzondere innovatie die de treinverbinding tussen Schiedam en Delft gaat verbeteren rechtvaardigt dat deze onderdeel uitmaakt van het Nationaal Groeifonds?

De leden van de vaste commissies voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 10 september 2021.

Een afschrift van deze brief is verzonden aan de Minister van Financiën.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, L.P. van der Linden, MSc.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, N.J.J. van Kesteren

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 augustus 2021

Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op uw vervolgvragen inzake de bekostiging van investeringsvoorstellen uit het Nationaal Groeifonds

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van PvdD

De leden van de PvdD-fractie danken u voor de antwoorden op hun eerdere vragen. Zij hebben naar aanleiding van deze antwoorden nog de volgende vragen over het doortrekken van de Noord-Zuidlijn. In uw brief geeft u aan dat pas na de definitieve toekenning door het Groeifonds de effecten van de werkzaamheden voor het doortrekken van de Noord-Zuidlijn op de uitstoot van CO2 en stikstof in kaart worden gebracht. Waarom gebeurt dit niet van tevoren? Is het effect op de uitstoot van CO2 en stikstof irrelevant voor de toekenning?

In het advies van de commissie staat een expliciet verzoek om inzicht te geven in de impact van het project op de CO2-uitstoot (pagina 30 en 37 van het eindrapport). De commissie zal dit meenemen in haar beoordeling. We hebben van de indieners vernomen dat het effect op hoofdlijnen zal worden toegelicht, omdat het zonder gedetailleerdere tracékeuze nog te vroeg in het proces is om een gedetailleerde rapportage van milieueffecten te leveren. Daarnaast worden de indieners erop gewezen dat bij het opstellen van de MKBA de efficiënte CO2-prijs te gebruiken. Dit zorgt ervoor dat effecten omtrent de uitstoot van broeikasgassen op een gedegen manier worden meegenomen in de kosten-batenanalyse.

Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie van OSF

Op 1 december 2020 hebben de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken en Klimaat aan de Tweede Kamer toegezegd dat er alsnog een Instellingswet voor een begrotingsfonds zal worden ingediend. Dit omdat de Ministers op basis van de gevoerde debatten hebben geconstateerd dat er zorgen bleven bestaan over de waarborging van de controle van het parlement over de uitgaven uit het fonds. Van bovengenoemde Instellingswet is nog altijd geen sprake. Wanneer verwacht u dat het parlement haar controlefunctie op het Nationaal Groeifonds behoorlijk uit kan oefenen?

De instellingswet zal naar verwachting in oktober worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Tot de instellingswet is aangenomen, zal worden gewerkt met de huidige constructie van een niet-departementale begroting. Daarbij is het budgetrecht onverkort van toepassing: voor overboeking van budget voor toegekende projecten naar de departementale begrotingen en voor wijzigingen binnen de niet-departementale begroting van het NGF is eerst autorisatie van het parlement nodig.

Voor wat betreft de voorstellen met een positief advies van de adviescommissie: de focus van de voorstellen lijkt – wederom – op de Randstad te liggen. Dit doet de vraag rijzen wat het verschil is met een reguliere begroting. Bijvoorbeeld bet voorstel om de treinverbinding tussen Schiedam en Delft te verbeteren is een zeer specifiek voorstel. Waarom komt dit in aanmerking voor het Nationaal Groeifonds? Welke bijzondere innovatie die de treinverbinding tussen Schiedam en Delft gaat verbeteren rechtvaardigt dat deze onderdeel uitmaakt van het Nationaal Groeifonds?

De mate waarin een voorstel bijdraagt aan het verdienvermogen van Nederland is leidend. De onafhankelijke beoordelingscommissie doet een impactanalyse van alle ingediende voorstellen en brengt op basis daarvan advies uit aan het kabinet over de te bekostigen voorstellen. Voor het voorstel om de treinverbinding tussen Schiedam en Delft te verbeteren geldt dat de commissie heeft geadviseerd hiervoor geld te reserveren in afwachting van nadere onderbouwing van de indieners.

De commissie schrijft in haar rapport dat ze er nadrukkelijk voor heeft gekozen om enkel voor dit randvoorwaardelijke onderdeel van het voorstel (uitbreiding spoorcapaciteit Delft en Schiedam-Centrum en aanpakken van het knelpunt bij station Laan van Nieuw Oost-Indië van het onderdeel «Oude Lijn») geld te reserveren, omdat de andere onderdelen van het voorstel de reikwijdte van het fonds te boven gaan. Daarnaast levert deze aanpak volgens de analyse van de commissie en het CPB de hoogste toegevoegde waarde op het bbp per geïnvesteerde euro op. Bekostiging van dit specifieke onderdeel zou kunnen bijdragen aan het versneld oplossen van het (door de commissie en de indieners gesignaleerde) knelpunt in het OV-systeem, door een randvoorwaarde in te vullen voor verdere investeringen. Het CPB verwacht dan ook dat de investeringen in de Oude Lijn positieve reisbaten zou kunnen opleveren voor het gehele treinnetwerk. Zodra de indieners nadere onderbouwing hebben aangeleverd bij de commissie, zullen zij opnieuw advies uitbrengen over dit onderdeel van het voorstel bij het kabinet.


X Noot
1

Samenstelling:

Koffeman (PvdD), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA) (ondervoorzitter), N.J.J. van Kesteren (CDA), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga) (voorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Prins (CDA), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA).

X Noot
2

Samenstelling:

Essers (CDA), vac. (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA) (voorzitter), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), Van Ballekom (VVD), Berkhout (Fractie-Nanninga), Crone (PvdA), Frentrop (FVD) Geerdink (VVD), Karimi (GL) (ondervoorzitter), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), Raven (OSF), Prast (PvdD).

X Noot
3

Brief van de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Financiën, Kamerstukken I, 2020–2021, 35 570 XIX, J.

X Noot
4

Brief van de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Financiën, Kamerstukken I, 2020–2021, 35 570 XIX, J.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2020–2021, 35 570 XIX, nr. 23.

Naar boven