35 570 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021

Nr. 205 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag. 8 maart 2021

Van uw vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ontving ik op 18 december 2020 een afschrift van een burgerbrief m.b.t. beschikbaar stellen van middelen voor particulier onderwijs. U heeft mij gevraagd om een afschrift van een reactie op deze brief.

Aangezien niet schriftelijk is gereageerd op deze brief, kan ik u daar geen afschrift van doen toekomen. Mijn ambtenaren hebben meerdere malen telefonisch contact gehad met de indiener om de inhoud te bespreken en op deze wijze de brief beantwoord. Om privacy redenen kan ik inhoudelijk niet ingaan op individuele gevallen als deze, maar wel kan ik in algemene termen een reactie geven.

Particulier onderwijs mag niet bekostigd worden vanuit onderwijsmiddelen, dus ook niet vanuit de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Het is wettelijk niet toegestaan om met medeneming van publieke bekostiging het onderwijs aan een leerling uit te besteden aan een niet-bekostigde school. Wél biedt de huidige wetgeving scholen en samenwerkingsverbanden de mogelijkheid om kennis en expertise uit het particulier onderwijs te benutten door deze in te kopen en, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van een bekostigde school, in te zetten voor specifieke leerlingen op een schoollocatie. Deze mogelijkheden binnen het publiek bekostigde onderwijs worden nog onvoldoende benut. Daarbij kan uitwijken naar particulier onderwijs tot uitholling van het bekostigde onderwijs leiden, terwijl in het reguliere stelsel goed onderwijs, dat voldoet aan alle kwaliteitseisen, gewaarborgd dient te worden voor alle leerlingen, dus ook de leerlingen met een complexere ondersteuningsvraag.

Samenwerkingsverbanden ontvangen de middelen voor ondersteuningsbekostiging en hebben de wettelijke taak om in het ondersteuningsplan vast te leggen hoe de extra ondersteuning in de regio geregeld is. Dit aanbod moet dekkend zijn, zodat alle kinderen in de regio een passende plek kunnen krijgen. Daarnaast hebben scholen een zorgplicht. Deze houdt in dat zij verplicht zijn een passende plek voor een leerling met extra ondersteuning te vinden.

Wanneer de school vindt dat zij het kind niet de benodigde ondersteuning en begeleiding kunnen bieden, gaat de school (de leraar, intern begeleider of degene die voor hen als aanspreekpunt fungeert) met de ouders in gesprek over een passende plek op een andere reguliere of speciale school. Indien hier geen oplossing uit volgt, kunnen de ouders in gesprek met de schoolleiding. Als er nog geen oplossing is, kunnen de ouders contact opnemen met het samenwerkingsverband. Ook in die gevallen waarbij kinderen niet meer ingeschreven zijn op een school binnen het samenwerkingsverband, maar bijvoorbeeld op een particuliere school, dient het samenwerkingsverband mee te denken over oplossingen. Komen ouders er samen met de school én het samenwerkingsverband niet uit, dan kunnen zij een onderwijs(zorg)consulent inschakelen. Onderwijs(zorg)consulenten zijn onafhankelijke deskundigen met veel kennis en ervaring op het gebied van onderwijs aan kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte. Deze kennis en ervaring kunnen zij (eventueel samen met de gemeente) inzetten om een (creatieve) oplossing te vinden binnen het regulier bekostigd onderwijs. Stichting Gedragswerk kan hierbij ondersteunen om samenwerkingen te bevorderen en te komen tot een effectieve oplossing.

In deze casus is het desbetreffende samenwerkingsverband op de bovenstaande verplichtingen en mogelijkheden gewezen.

Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven