Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2021
Op 25 februari jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 59, Stemmingen) heeft uw Kamer een
motie1 aangenomen, welke is ingediend naar aanleiding van mijn antwoorden op schriftelijke
Kamervragen van de leden Sjoerdsma (D66), Van Nispen (SP), Van Ojik (GroenLinks),
Kuiken (PvdA), Markuszower (PVV) en Voordewind (ChristenUnie) over een vermeende poging
om een strafzaak te beïnvloeden.2 In de motie wordt de regering verzocht de Rijksrecherche in te schakelen om het mogelijke
lek uit het Julio Poch-onderzoek en de mogelijke poging tot beïnvloeding te laten
onderzoeken. Daarnaast wordt de regering onder verwijzing naar artikel 68 Grondwet
verzocht de Argentijnse rechtshulpverzoeken in de zaak Julio Poch, alle correspondentie
over deze rechtshulpverzoeken en alle reisverslagen van de CIE inzake het dossier
Poch (Bijlage bij Kamerstuk 35 570 VI, nr. 97) voor 1 maart 2021 naar de Kamer te sturen. In deze brief zal ik reageren op deze
motie.
Zoals ik ook in mijn eerdergenoemde antwoorden op schriftelijke Kamervragen heb aangegeven,
is het aan de Coördinatiecommissie Rijksrecherche (CCR) om te beslissen of in een
bepaald geval een onderzoek door de Rijksrecherche zal worden gestart. In de CCR zitten,
onder voorzitterschap van een lid van het College van procureurs-generaal, onder meer
de directeur van de Rijksrecherche en de coördinerend officier van justitie Rijksrecherche.
Als Minister van Justitie en Veiligheid speel ik daarin geen rol.
Met betrekking tot de door uw Kamer gevraagde stukken, kan ik u melden dat ik op dit
moment met de Commissie in gesprek ben om tot een ordentelijke overdracht van het
archief van de Commissie te komen. Zoals ook terug te lezen is in het rapport van
de Commissie, bestaat het archief van de Commissie uit tienduizenden brondocumenten.
Zodra het archief is overgedragen aan mijn departement, zullen deze documenten worden
doorgenomen om te beoordelen welke documenten op grond van artikel 68 Grondwet aan
uw Kamer kunnen worden verstrekt. Mijn uitgangspunt daarbij is dat deze verstrekking
zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus