Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2020
Met deze brief kom ik, mede namens de Minister-President, tegemoet aan het verzoek
van het lid Wilders (PVV), door uw Kamer mij toegezonden op 27 oktober jl. (Handelingen
II 2020/21, nr. 16, Regeling van Werkzaamheden).
Zoals ook op 27 oktober jl. onderstreept tijdens het vragenuurtje (Handelingen II
2020/21, nr. 16, mondelinge vragen van het lid Wilders over de aanslag op de Franse
leraar Samuel Paty) is de vrijheid van meningsuiting in Nederland een groot goed,
ook die van parlementariërs. Het is dan ook niet acceptabel dat de Turkse president
die probeert te beperken.
Die boodschap heeft de Minister President op 27 oktober ook in heldere bewoordingen
uitgesproken richting de Turkse President Erdogan. Diezelfde dag is deze boodschap
op hoog ambtelijk niveau overgebracht aan de Turkse Ambassadeur in Nederland. Naar
aanleiding van dat gesprek geeft de Nederlandse Ambassadeur in Ankara opvolging aan
deze kwestie bij de Turkse autoriteiten.
Tevens zijn naar aanleiding van de gebeurtenissen in Frankrijk de uitspraken en acties
van Turkije besproken tijdens de virtuele informele Europese Raad op 29 oktober jl.
De Europese Raad veroordeelde de terroristische aanslagen in Frankrijk in de meest
sterke bewoordingen en heeft wereldleiders opgeroepen om zich in te zetten voor dialoog
en begrip, waaronder tussen religies, in plaats van verdeeldheid.
Uiteraard blijft het kabinet pal staan voor het recht van allen, en zeker ook van
Nederlandse parlementariërs, om gebruik te maken van de vrijheid van meningsuiting.
Nederland zal dit internationaal, ook richting Turkije, blijven uitdragen en in EU-verband
bij Turkije erop aandringen om stappen in de goede richting te zetten op het gebied
van mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok