Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 10 juni 2020 en het nader rapport d.d. 20 augustus 2020, aangeboden aan de Koning
door de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van
State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 mei 2020, nr. 2020001007,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 10 juni 2020, nr. W16.20.0138/II, bied ik U hierbij aan.
Bij Kabinetsmissive van 15 mei 2020, no. 2020001007, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht,
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet op de rechterlijke organisatie en
de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele wijzigingen in
het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling bij de hoogste rechtscolleges
(amicus curiae en kruisbenoemingen), met memorie van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel
en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert
de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot
het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Ten opzichte van het aan de Afdeling voorgelegde ontwerp is de memorie van toelichting
geactualiseerd door aan het slot van paragraaf 3 een passage toe te voegen over de
voorgenomen wijziging van de prejudiciële procedure in de Tijdelijke wet Groningen.
Voorts zijn enkele kleine misslagen in de memorie van toelichting hersteld.
Ik moge U, mede namens mijn ambtgenote van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker