35 546 Wijziging van de Gemeentewet, Provinciewet, Waterschapswet, Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en Kieswet in verband met het bevorderen van de bestuurlijke integriteit en de aanpak van aanhoudende bestuurlijke problemen in het decentraal bestuur (Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur)

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2021

Bij uw Kamer is het voorstel van wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur aanhangig.1 Naar aanleiding van de vragen van uw Kamer in het Verslag heb ik een nota van wijziging voorbereid om aan dit wetsvoorstel een verplichte risicoanalyse integriteit voor kandidaat-wethouders voorafgaand aan hun benoeming toe te voegen. Daarmee zou tevens uitvoering worden gegeven aan de motie van het lid Van der Graaf c.s., die de regering oproept om de risicoanalyse voorafgaand aan de benoeming van wethouders wettelijk te verankeren.2

Hierbij informeer ik u dat ik besloten heb de nota van wijziging niet in te dienen. Reden hiervoor is het op 3 november jl. vastgestelde advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, dat zeer kritisch is. De Raad van State heeft fundamentele kritiek op zowel de inhoud als de wettelijke vormgeving van de risicoanalyse en adviseert de nota van wijziging nu niet in te dienen, ook om het reeds aanhangige wetsvoorstel niet onnodig verder te vertragen. De voorgestelde wettelijke regeling staat volgens de RvS op gespannen voet met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet) en, in samenhang daarmee, het legaliteitsbeginsel en de rechtszekerheid.

Ik meen dat deze kritiek enkel is te adresseren door een integrale herziening van de wettelijke regeling, waarin veel meer in de wet zelf zal moeten worden geregeld. De tijd ontbreekt om dit nog voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 op een zorgvuldige wijze, met inbegrip van hernieuwd overleg met de koepels, te regelen. Vasthouden aan de nota van wijziging zou het risico op onnodige vertraging van het reeds aanhangige wetsvoorstel betekenen. Dit afwegende heb ik besloten af te zien van het indienen van de nota van wijziging.

Het advies biedt aanknopingspunten voor een andere wettelijke vormgeving van de risicoanalyse integriteit. Ik zal de voorbereiding van een nieuw, zelfstandig wetsvoorstel ter hand nemen, zodat een risicoanalyse voor wethouders uiteindelijk toch wettelijk verankerd kan worden, zij het niet voor de aankomende gemeenteraadsverkiezingen. Ik zal hierover in overleg treden met de koepels. Ook zal ik het proces van de benoeming van nieuwe wethouders na de gemeenteraadsverkiezingen evalueren, zodat die ervaringen bij de vormgeving van het nieuwe wetsvoorstel betrokken kunnen worden.

Ik zou uw Kamer dan ook willen verzoeken, indien u dit wenst, de behandeling van het reeds aanhangige wetsvoorstel voort te zetten. Het wetsvoorstel stelt onder andere de VOG voor kandidaat-wethouders verplicht, verduidelijkt de bepalingen inzake belangenverstrengeling en scherpt deze ook aan, en geeft de commissaris van de Koning meer armslag in zijn functioneren als rijksorgaan. Dit zijn relevante verbeteringen. Daarom zal de regering al het mogelijke doen om inwerkingtreding van dit wetsvoorstel op 1 april 2022 te bevorderen, zodat het van kracht kan zijn op de na de gemeenteraadsverkiezingen nieuw te benoemen wethouders.

Ik zal de burgemeesters informeren over het niet-indienen van de nota van wijziging, zodat ook voor gemeenten duidelijkheid ontstaat. Ook zal ik de burgemeesters oproepen te bevorderen dat bij de benoeming van nieuwe wethouders gebruik wordt gemaakt van de in 2019 door BZK uitgebrachte Handleiding basisscan integriteit voor kandidaat-bestuurders3, die goede handvatten biedt. De komende tijd zal mijn ministerie gemeenten gericht informeren over en ondersteunen bij wat op dit punt van hen wordt verwacht.

Het advies van de Raad van State zal gelijktijdig met het nader rapport gepubliceerd worden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 35 546.

X Noot
2

Kamerstuk 35 300 VII, nr. 29.

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstuk 28 844, nr. 173

Naar boven