35 535 Herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (wijziging van de Overleveringswet)

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juli 2020

Heden is aan uw Kamer het voorstel van wet inzake de herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie aangeboden (Kamerstuk 35 535). De regering is, mede naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, tot de conclusie gekomen dat het nodig is een verdergaande wijziging van artikel 6 van de Overleveringswet door te voeren dan thans in het voorstel van wet is voorzien. Niet alleen de door de Afdeling in haar advies aangehaalde arresten van 6 oktober 2019 in de zaak C-123/08 Wolzenburg, ECLI:EU:C:2009:616 en van 29 juni 2017 in de zaak C-579/15 Poplawski, ECLI:EU:C:2017:503, maar ook het na ontvangst van het advies van de Afdeling gewezen arrest van 25 juni 2019 in de vervolgzaak Poplawski C-573/17, ECLI:EU:C:2019:530 geven daartoe alle aanleiding.

Deze wijzigingen van artikel 6 van de Overleveringswet worden op dit moment voorbereid en zullen in een nota van wijziging worden opgenomen. Gezien de reikwijdte en de strekking van de voorgenomen wijziging is de regering voornemens om hierover eerst de daarvoor in aanmerking komende organisaties te consulteren. Daarna zal deze nota van wijziging aan de Afdeling advisering voor advies worden voorgelegd. Dit advies, het nader rapport en de nota van wijziging worden vervolgens aan uw Kamer aangeboden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven