35 534 Voorstel van wet van het lid Podt houdende toetsing van levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek en tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en enkele andere wetten (Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek)

Nr. 10 BRIEF VAN AUTORITEIT PERSOONSGEGEVENS

Den Haag, 2 mei 2024

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bij brief van 31 januari 2024 is de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) op grond van het bepaalde in artikel 36, vierde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), geraadpleegd over het voorstel van wet van het lid Podt houdende toetsing van levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek en tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en enkele andere wetten (Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek) (hierna: het wetsvoorstel) (Bijlage bij Kamerstuk 35 534, nr. 9).

De AP heeft in het belang van duidelijkheid over de grondslagen van de verwerking een kanttekening bij de memorie van toelichting.

Strekking van het wetsvoorstel

Er zijn mensen op hoge leeftijd die op enig moment hun leven als «voltooid» beschouwen1. Voor deze ouderen creëert het wetsvoorstel de mogelijkheid hun stervenswens kenbaar te maken bij een levenseindebegeleider om zo op een zelfgekozen moment het leven te kunnen beëindigen. Ook wordt een uitzondering gemaakt op de strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding door een levenseindebegeleider.

Om uitvoering te kunnen geven aan de stervenswens geldt een aantal zorgvuldigheidseisen. Daarvoor worden persoonsgegevens van de oudere verwerkt, waaronder gezondheidsgegevens. De levenseindebegeleider zal die zelf van de oudere verkrijgen, maar ook inwinnen bij de (huis)arts van de oudere. Verder moet hij een andere, onafhankelijke levenseindebegeleider raadplegen die zijn oordeel aan de levenseindebegeleider geeft over de naleving van de zorgvuldigheidseisen waarbij ook persoonsgegevens van de oudere worden verwerkt. Hiervoor geeft het wetsvoorstel specifieke grondslagen2. Ten aanzien van de door de (onafhankelijke) levenseindebegeleider en de (huis)arts te verwerken gezondheidsgegevens is de uitzondering op het verbod om bijzondere persoonsgegevens te verwerken van artikel 9, tweede lid, onder g, van de AVG, van toepassing. Dit omdat de met de levenseindebegeleiding van een oudere – en de in dat verband toe te passen zorgvuldigheidscriteria die nopen tot de verwerking van gezondheidsgegevens – een zwaarwegend algemeen belang is gemoeid3.

Wetgevingstoets

Eenduidigheid toepasselijke verwerkingsgrondslag

Verstrekking van medische gegevens kan alleen rechtmatig zijn als aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan: er moet – net als bij gewone persoonsgegevens – een verwerkingsgrondslag zijn, er moet een geldige uitzondering op het beginselverbod op verwerking van bijzondere persoonsgegevens zijn, en het medisch beroepsgeheim moet mogen worden doorbroken. Alle drie komen aan bod in de memorie van toelichting. Op het punt van de grondslag volgt uit de toelichting bij het concept echter dat het opvragen van persoonsgegevens door de levenseindebegeleider bij de (huis)arts primair wordt gezien als een verenigbare verdere verwerking als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de AVG. Voor zover daarvan geen sprake zou zijn, kan de verwerkingsgrondslag ook worden gevonden in artikel 6, derde lid, van de AVG, aldus de toelichting4. Een vergelijkbare redenering volgt de toelichting bij de gegevensuitwisseling tussen de levenseindebegeleider en de onafhankelijke levenseindebegeleider (en vice versa)5.

De AP is van oordeel dat de toelichting zo niet duidelijk genoeg is over de verwerkingsgrondslag. Dit is wel belangrijk omdat zich anders later in de praktijk vragen voor kunnen doen. De verwerkingen van persoonsgegevens in dit wetsvoorstel hebben een verplichtend karakter. De AP maakt uit de toelichting op dat daar twee redenen voor zijn. Ten eerste zal de levenseindebegeleider persoonsgegevens, waaronder gezondheidsgegevens, moeten verwerken om te kunnen voldoen aan de zorgvuldigheidseisen uit artikel 2 van het wetsvoorstel6. Deze eisen beogen (met name) om een volledig beeld te krijgen van eventuele medische gronden die raken aan de stervenswens7. Dit vergt dat hij zich zal moeten wenden tot de (huis)arts van de oudere – die desgevraagd verplicht is informatie te verstrekken – en ook de onafhankelijke levenseindebegeleider zal moeten raadplegen. Ten tweede is een verplichting nodig omdat anders het beroepsgeheim – dat zowel rust op de (huis)arts als de (onafhankelijke)levenseindebegeleider8 – aan verstrekking van de bewuste persoonsgegevens in de weg zou staan9. In het wetsvoorstel is daarom de plicht opgenomen om persoonsgegevens te verwerken. Deze wettelijke verplichting is de (enige) AVG-verwerkingsgrondslag10. Omdat deze verplichting ook een nieuwe doelstelling heeft, kan naar het oordeel van de AP van een met een ander doel verenigbare verdere verwerking geen sprake zijn. Toetsing aan de maatstaf van artikel 6, vierde lid, aanhef, onderdelen a tot en met e, kan in deze context dan ook achterwege blijven.

Openbaarmaking

Deze wetgevingstoets wordt binnen twee weken op de website van de AP gepubliceerd.

De voorzitter Autoriteit Persoonsgegevens, A. Wolfsen


X Noot
1

Memorie van toelichting, p. 2–3, Kamerstuk 35 534, nr. 8

X Noot
3

Memorie van toelichting p. 49. Kamerstuk 35 334, nr. 8

X Noot
4

Memorie van toelichting p. 49. Kamerstuk 35 334, nr. 8

X Noot
5

Memorie van toelichting p. 50. Kamerstuk 35 334, nr. 8

X Noot
6

Dit volgt uit de tekst van artikel 3 van het concept en ook uit p. 45 van de memorie van toelichting. Kamerstuk 35 334, nr. 8

X Noot
7

Memorie van toelichting p. 35–37 en p. 61. Kamerstuk 35 334, nr. 8

X Noot
8

De (huis)arts is een beroepsbeoefenaar in de zin van de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) en onderworpen aan het medisch beroepsgeheim zoals opgenomen in artikel 88 van Wet BIG en in artikel 7:457, eerste lid, BW. Het concept regelt dat ook de (onafhankelijke) levenseindebegeleider als beroepsbeoefenaar wordt ingeschreven en onderworpen aan het medisch beroepsgeheim.

X Noot
9

Memorie van toelichting bij het concept, p. 50–52. Kamerstuk 35 334, nr. 8

X Noot
10

Artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de AVG.

Naar boven