35 526 Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19)

25 295 Infectieziektenbestrijding

BD1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 mei 2021

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid2, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport3, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning4 hebben op 22 april 2021 een brief5 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestuurd over bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, naar aanleiding van zijn brieven6 van 12 april 2021 en 20 april 2021.

Aansluitend hebben de commissies de Minister op 14 mei 2021 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 21 mei 2021 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID, VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 14 mei 2021

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid (J&V), voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) hebben op 22 april 2021 een brief7 aan u gestuurd over bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, naar aanleiding van uw brieven8 van 12 april 2021 en 20 april 2021.

In voornoemde brief van 22 april 2021 is aan u gevraagd de Kamer nader te informeren over de uitkomsten van het gesprek met de Tweede Kamer betreffende de motie-Janssen c.s.9 in het algemeen en de voorkeur van de Eerste Kamer voor de modaliteit «delegatie onder vereiste van goedkeuring» als bepalende zeggenschap in het bijzonder.

Daarnaast hebben voornoemde leden aangegeven in de brief dat het hen niet duidelijk is welke bewindspersoon dit onderwerp in portefeuille heeft. Zij vroegen zich daarom af waarom u de verdere correspondentie heeft gevoerd met de beide Kamers en niet de Minister van Justitie en Veiligheid, aangezien hij in een eerder stadium uitvoerig is ingegaan op de verschillende modaliteiten van bepalende zeggenschap en de voor- en nadelen daarvan.

De leden van de vaste commissies voor J&V, voor VWS en voor BiZa/AZ verzoeken u hierbij nogmaals de brief van 22 april 2021 te beantwoorden en de gevraagde informatie uiterlijk vrijdag 21 mei 2021 de Kamer te doen toekomen, gelet op het plenaire debat over – onder meer – de verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 op 25 mei 2021, waarbij de beantwoording betrokken kan worden.

De Minister van Justitie en Veiligheid ontvangt een afschrift van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.A.M. Adriaansens

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, B.O. Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 mei 2021

Bij brief van 14 mei 202110 verzochten de leden van de vaste commissies voor J&V, voor VWS en BiZa/AZ van uw Kamer mij om uiterlijk 21 mei 2021 te antwoorden op hun brief van 22 april 202111 inzake de motie-Janssen c.s.12 over bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm covid-19). Vanzelfsprekend voldoe ik, mede namens de Ministers van Justitie en Veiligheid (JenV) en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), graag aan dat verzoek. Een eerdere reactie van onze kant bleef uit, aangezien wij, naar nu blijkt ten onrechte, meenden dat de brief van 22 april 2021 geen verzoek om inlichtingen bevatte. Ik ben de leden van de genoemde commissies erkentelijk voor de verheldering die zij in hun brief van 14 mei 2021 op dit punt hebben gegeven.

Hieronder loop ik de onderwerpen langs uit de brief van de commissieleden van 22 april 2021, zoals die nader zijn geduid in hun brief van 14 mei 2021.

Uitvoering motie-Janssen c.s. en motie-De Boer c.s.

In hun brief van 22 april 2021 refereren de leden van genoemde commissies aan mijn brief van 12 april 202113, waarin ik meldde ernaar te streven om de Tweede Kamer binnen twee weken na die datum te informeren over de uitkomsten van het op 23 februari 2021 met uw Kamer gevoerde overleg over de denkbare modaliteiten van de uitvoering van de motie-Janssen c.s. en om daarbij eveneens de eerder door de leden van de fracties van SP en SGP in de Tweede Kamer gestelde vragen over de modaliteiten te beantwoorden. Ik heb dat, mede namens de Ministers van JenV en BZK, vervolgens gedaan in mijn brief aan de Tweede Kamer van 20 april 2021.14 Van die brief aan de Tweede Kamer zond ik uw Kamer via een afzonderlijke brief op diezelfde dag een afschrift, waarin ik de strekking van mijn brief aan de Tweede Kamer heb toegelicht om uw Kamer hiervan expliciet op de hoogte te stellen.15

Blijkens de brief van de commissieleden van 14 mei 2021 strekte hun brief van 22 april 2021 ertoe om mij te vragen uw Kamer nader te informeren over de uitkomsten van het gesprek met de Tweede Kamer betreffende de motie-Janssen c.s. in het algemeen en de voorkeur van de Eerste Kamer voor de modaliteit «delegatie onder het vereiste van goedkeuring» als bepalende zeggenschap in het bijzonder. Vanzelfsprekend zal ik uw Kamer over die uitkomsten informeren, zoals ook is gevraagd in de motie-De Boer c.s.16, waarin uw Kamer de voorkeur voor de genoemde modaliteit heeft uitgesproken. Op 19 mei 2021 heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer in een procedurevergadering besloten om mijn brief van 20 april 2021 voor kennisgeving aan te nemen. Dat geeft helaas nog niet de gewenste duidelijkheid of de Tweede Kamer de voorkeur van uw Kamer onderschrijft. Deze vraag zal ik daarom zo spoedig mogelijk na het debat met uw Kamer op 25 mei a.s. nogmaals en uitdrukkelijk aan de Tweede Kamer voorleggen.

Ik merk nog op dat de Tweede Kamer op 11 mei 2021 een amendement heeft verworpen dat ertoe strekte om in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 ten aanzien van een voorgenomen verlenging van die wet een blokkeringsrecht toe te kennen aan beide Kamers der Staten-Generaal.17 Dit amendement komt overeen met modaliteit nr. 1 zoals weergegeven in de «modaliteitenbrief» van 28 januari 2021. Bij de behandeling in de Tweede Kamer heb ik dit amendement ontraden, omdat het de reactie zou doorkruisen die ik in mijn brief van 20 april 2021 aan de Tweede Kamer heb gevraagd op de in de door uw Kamer aanvaarde motie-De Boer c.s. vervatte voorkeur voor de modaliteit van de delegatie onder vereiste van goedkeuring bij wet.18

Verantwoordelijkheidsverdeling Ministers

In hun brief van 22 april 2021 merkten de leden van de commissies op dat het hun enigszins bevreemdde dat de eerdergenoemde brieven van 12 april 2021 en 20 april 2021 van mijn hand waren, en niet van die van de Minister van JenV. Dit omdat het de Minister van JenV was die in debatten met uw Kamer op 19 en 23 februari 2021 uitvoerig was ingegaan op de verschillende modaliteiten van bepalende zeggenschap en de voor- en nadelen daarvan. De leden van de commissies gaven aan dat het daarom voor hen niet duidelijk is welke bewindspersoon dit onderwerp in portefeuille heeft.

Graag licht ik dit toe. De Twm covid-19 kent drie ondertekenaars. Eerste ondertekenaar is de Minister van VWS, die daarmee de primaire verantwoordelijkheid draagt voor deze wet. Tweede en derde ondertekenaar zijn de Minister van JenV respectievelijk de Minister van BZK. Gelet op deze verantwoordelijkheidsverdeling plegen brieven aan de Staten-Generaal die betrekking hebben op de Twm covid-19 te worden toegezonden en ondertekend door de Minister van VWS mede namens de beide andere Ministers. Als regel wordt de medebetrokkenheid van beide andere Ministers steeds vermeld in die brieven. Zo is het ook gegaan bij alle brieven die betrekking hebben op de motie-Janssen c.s. Ook in de onderhavige brief is dat het geval. Bij debatten in de Tweede en Eerste Kamer waarin aspecten van de Twm aan de orde zijn, maken de uitgenodigde bewindspersonen steeds praktische werkafspraken over wie welke onderwerpen voor zijn of haar rekening neemt in het debat. Deze praktische werkafspraken doen niet af aan de primaire verantwoordelijkheid van de Minister van VWS zoals deze tot uitdrukking komt in de ondertekening van de Twm en de daaruit voortvloeiende werkwijze met betrekking tot toezending en ondertekening van brieven aan de Staten-Generaal. In het debat met uw Kamer op 23 februari 2021 spraken de Minister van JenV en ik om praktische redenen af dat de Minister van JenV het woord zou voeren over onderwerpen die de zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de Twm covid-19 betroffen, in het bijzonder de uitvoering van de motie-Janssen c.s. Een van die redenen was dat de Minister van JenV kort daarvoor, op 19 februari 2021, bij de behandeling van het wetsvoorstel Tijdelijke wet vertoeven in de openbare lucht covid-19 in uw Kamer, al was ingegaan op dit onderwerp toen enkele leden van uw Kamer er bij die gelegenheid vragen over stelden. De Minister van JenV was bij het debat op 19 februari 2021 de enige aanwezige bewindspersoon, zodat het logisch was dat hij de gestelde vragen toen beantwoordde. Een andere reden om af te spreken dat de Minister van JenV dit onderwerp ook zou behandelen in het debat op 23 februari 2021, was gelegen in het juridische en staatsrechtelijke karakter van het onderwerp.

Overige zaken

Het verheugt ons dat de leden van de commissies in hun brief van 22 april 2021 het vertrouwen uitspraken dat de regering de Tweede Kamer vanuit een positieve grondhouding benadert over dit onderwerp. Ik meen aan dat vertrouwen recht te hebben gedaan met mijn brief van 20 april 2021 aan de Tweede Kamer en met mijn reactie in de Tweede Kamer op het eerdergenoemde amendement-Van Houwelingen.

De leden van de commissies meldden in hun brief van 22 april 2021 voorts de uitkomsten van het overleg met de Tweede Kamer met belangstelling af te wachten. Zoals ik hierboven heb aangegeven is er thans nog geen duidelijkheid of de Tweede Kamer de door uw Kamer in de motie-De Boer c.s. neergelegde voorkeursmodaliteit onderschrijft en zal ik hierover nogmaals met de Tweede Kamer in contact treden.

Ten slotte merkten de commissieleden, onder verwijzing naar toezegging T03127, op ervan uit te gaan dat de correspondentie tussen de Eerste Kamer en de Minister over de modaliteiten inzake de vormgeving van parlementaire betrokkenheid van de Eerste Kamer wordt gedeeld met de Tweede Kamer. Deze toezegging kom ik vanzelfsprekend na. Om die reden bracht ik via mijn brief van 20 april 2021 aan de Tweede Kamer het op 28 januari 2021 door uw Kamer vastgestelde nadere schriftelijke overleg19 onder de aandacht van de Tweede Kamer.

Overeenkomstig toezegging TO3127 zend ik ook van deze brief een afschrift aan de voorzitter van de Tweede Kamer.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

De letters BD hebben alleen betrekking op 35 526.

X Noot
2

Samenstelling commissie Justitie en Veiligheid:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), vac. (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga). Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (FVD).

X Noot
3

Samenstelling commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Adriaansens (VVD) (voorzitter), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA).

X Noot
4

Samenstelling commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning:

Kox (SP), vac. (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU).

X Noot
5

Kamerstukken I 2020/21, 35 526 / 25 295, AZ.

X Noot
6

Kamerstukken I 2020/21, 35 526 / 25 295, AS.

X Noot
7

Kamerstukken I 2020/21, 35 526 / 25 295, AZ.

X Noot
8

Kamerstukken I 2020/21, 35 526 / 25 295, AS.

X Noot
9

Kamerstukken I 2020/21, 35 526, L.

X Noot
10

Kenmerk 167290.185.2.

X Noot
11

Kenmerk 167290.184u; Kamerstukken I 2020/21, 35 526 / 25 295, AZ.

X Noot
12

Kamerstukken I 2020/21, 35 526, L.

X Noot
13

Kamerstukken I 2020/21, 35 526 / 25 295, AS, p. 4.

X Noot
14

Kamerstukken II 2020/21, 35 526, nr. 60.

X Noot
15

Kamerstukken I 2020/21, 35 526 / 25 295, AS, p. 3.

X Noot
16

Kamerstukken I 2020/21, 35 526, AK.

X Noot
17

Dit amendement-Van Houwelingen (Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 14) werd ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel inzake wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van aanvullende maatregelen voor het internationaal personenverkeer in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19 (35808; quarantaineplicht voor inreizers uit hoogrisicogebieden).

X Noot
18

zie Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 34 (verslag wetgevingsoverleg).

X Noot
19

Kamerstukken I 2020/21, 35 526, AC; bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 35 526, nr. 60.

Naar boven