35 498 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht (Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht)

Nr. 14 AMENDEMENT VAN HET LID SNELLER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 111

Ontvangen 26 januari 2024

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel R, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het voorgestelde artikel 196 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid vervalt «of als het geding aanhangig is gemaakt, voordat de zaak op de rol is ingeschreven,».

b. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. Tijdens een al aanhangig geding kan de rechter op verzoek van een partij een of meer voorlopige bewijsverrichtingen bevelen. Het eerste lid, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing.

2. In het voorgestelde artikel 197 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. Als het geding al aanhangig is, wordt het verzoek gedaan aan de rechter bij wie het geding aanhangig is.

Toelichting

Dit amendement regelt dat het mogelijk blijft om tijdens een al aanhangig geding om voorlopige bewijsverrichtingen te verzoeken. Indiener streeft ernaar om civiele procedures zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. In dit kader wijst indiener erop dat bewijsverzameling veel efficiënter kan zijn als deze plaatsvindt in de context van het geschil, tijdens de procedure. Op dat moment kan gerichter worden beoordeeld en beter worden ingeschat welk bewijs relevant zou zijn voor de beoordeling van de rechter. Om deze reden wenst indiener de mogelijkheid te behouden om tijdens een procedure die al aanhangig is een verzoek in te dienen tot een voorlopige bewijsverrichting.

Sneller


X Noot
1

Vervanging in verband met een wijziging in de ondertekening.

Naar boven