35 475 Initiatiefnota van het lid Paternotte over Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2020

Hierbij ontvangt uw Kamer de reactie van het kabinet op het verzoek van het lid Paternotte (D66) tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 24 september jl. over het manifest «Keuzevrijheid in Nationaliteit» (Handelingen II 2019/20, item 4, nr. 19). Met deze brief ontvangt u weliswaar vertraagd ook de antwoorden op de Kamervragen over het artikel «Marokkaanse Nederlanders bevrijd ons van dubbele nationaliteit» van de leden Van Wijngaarden, Koopmans en Wiersma (VVD) (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3313) en de antwoorden op de Kamervragen over «de verplichte Marokkaanse nationaliteit» van de leden Jasper van Dijk en Karabulut (SP) (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3311). Deze brief en de bijgevoegde antwoorden op de Kamervragen stuur ik u mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Uw Kamer wordt door middel van deze brief geïnformeerd over de appreciatie van het kabinet van het manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit» en de daarbij behorende inzet van het kabinet. Op 27 mei jl. heeft het lid Paternotte (D66) een initiatiefnota ingediend met als titel «Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit» (Kamerstuk 35 475). De kabinetsreactie op deze initiatiefnota zal na de zomer volgen.

Manifest «Keuzevrijheid in Nationaliteit»

Op 24 september 2019 hebben twaalf Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond het manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit» gepubliceerd. In aanvulling op het manifest is er op 29 september een reflectie op het manifest openbaar gemaakt die ingaat op de maatschappelijke reacties op het manifest. Het manifest is aangeboden aan uw Kamer en aan de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB).

De auteurs van het manifest geven aan dat zij als Nederlandse burgers vrij willen zijn om zelf een keuze te kunnen maken als het gaat om de Marokkaanse nationaliteit en dat zij het gebrek aan keuzevrijheid ervaren als een groot gemis.

Deze wens tot keuzevrijheid komt, zo geven de auteurs in het manifest aan, voort uit hun binding met en gerichtheid op Nederland. De auteurs uiten in het manifest hun zorgen over de angst en onvrijheid die zij ervaren en die zij toeschrijven aan hun tweede nationaliteit.

Appreciatie van het manifest

Dit manifest is geschreven vanuit een nadrukkelijke binding met Nederland en vanuit het perspectief van Nederlands burgerschap. Het lanceren van dit manifest is in de visie van het kabinet een voorbeeld van weerbare burgers, die een maatschappelijk debat initiëren over de betekenis van Nederlands burgerschap in relatie tot andere overheden, zoals in dit geval de Marokkaanse staat. Het kabinet beschouwt dit als een zinvol en nuttig debat meer dan vijftig jaar na de start van de arbeidsmigratie vanuit Marokko naar Nederland. Het kabinet heeft dan ook begrip voor de wens om tot een individuele en vrije keuze te kunnen komen.

Het manifest als onderdeel van het maatschappelijk debat laat zien dat het hier gaat om mensen met een migratie-achtergrond die zich Nederland eigen hebben gemaakt, hun plek hebben opgeëist in de samenleving en daarmee ook sterker dan voorheen kritische vragen beginnen te stellen over het automatisme waarmee bij geboorte de Marokkaanse nationaliteit wordt verkregen. Het merendeel van de Marokkaanse gemeenschap in Nederland is immers van de tweede (en derde) generatie.

Binnen de heterogene gemeenschap van mensen met een Marokkaanse achtergrond klinken verschillende geluiden als het gaat om de behoefte aan binding met Marokko en het wel of niet problematiseren van het hebben van de Marokkaanse nationaliteit. De opstellers van het manifest geven aan dat zij vooral op zoek zijn naar keuzevrijheid voor henzelf. Dit laat onverlet dat andere mensen hun band met Marokko anders definiëren en de geschetste problematiek niet herkennen.

Het kabinet staat voor het beschermen van de rechten van iedere Nederlander, zowel in Nederland als daarbuiten. Het kabinet heeft begrip voor de behoefte van individuen om de persoonlijke relatie met Marokko, of andere landen waarvan men de nationaliteit bezit, te herdefiniëren. Het aanzwengelen van een maatschappelijk debat hierover beschouwt het kabinet als een recht van iedere Nederlander.

Hierbij speelt het internationaal rechtelijke kader een grote rol. Het is nadrukkelijk aan landen zelf om te bepalen op welke wijze hun nationaliteit verkregen kan worden, en ook op welke wijze hiervan wel of niet afstand kan worden gedaan. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft kort na de lancering van het manifest aandacht gevraagd voor dit onderwerp bij de Marokkaanse Minister van Buitenlandse Zaken die verwees naar bestaande wetgeving in Marokko. Met betrekking tot de Marokkaanse nationaliteit is bekend dat de Marokkaanse wetgeving bepalingen bevat die toestaan dat van de Marokkaanse nationaliteit afstand kan worden gedaan. Het kabinet beschikt niet over voorbeelden van praktische toepassing daarvan. Nederland kan landen die het afstand doen van hun nationaliteit juridisch of in de praktijk niet toestaan oproepen om hierover hun wetgeving of handelwijze te heroverwegen, maar dient de nationale bevoegdheid tot het aanpassen van nationaliteitswetgeving en de praktijk van ieder land op dit punt te respecteren.

Het kabinet ziet het als zijn taak om de wens uit het manifest waar mogelijk onder de aandacht te blijven brengen van de Marokkaanse overheid als onderdeel van de dialoog over verschillende bilaterale dossiers en belangen. Of de Marokkaanse overheid inmiddels wel bereid zou zijn een verzoek in te willigen tot het doen van afstand van de Marokkaanse nationaliteit zou uit nader overleg met de Marokkaanse autoriteiten moeten blijken. De verwachting is echter – zoals ook de ondertekenaars van het manifest constateren – dat dit een langdurig proces is.

Dit vraagstuk gaat ook en vooral om het voeren van het goede gesprek in Nederland. Dit debat gaat in de ogen van het kabinet vooral over de plek van mensen met een migratie-achtergrond in de Nederlandse samenleving. Juist omdat zij op grote schaal hun plek hebben weten te vinden in de Nederlandse samenleving worden er andere vragen gesteld over het diasporabeleid van andere landen of de nationaliteitsverkrijging. Deze scherpe vragen horen nadrukkelijk bij een open samenleving.

Tegelijkertijd mogen overheden van andere landen contact onderhouden met burgers die over de nationaliteit van dit land beschikken, zolang dit op vrijwillige basis plaatsvindt. Landen kunnen en mogen diasporabeleid voeren. Alleen daar waar diasporabeleid, ongeacht bij welk land, overgaat in ongewenste inmenging beschouwt het kabinet dit als onacceptabel. Er dient dan sprake te zijn van bijvoorbeeld de import van spanningen uit die andere landen, het negatief beïnvloeden van de participatie en het belemmeren van vrijheden van burgers in Nederland. Indien er sprake is van ongewenste vormen van inmenging acteert het kabinet op grond van een bestaande landen neutrale aanpak. U bent in maart 2018 (ongewenste buitenlandse inmenging) en april 2019 (tegengaan statelijke dreigingen) hierover geïnformeerd door de Minister van Justitie en Veiligheid.1

Tot slot

Het kabinet staat voor het beschermen van de rechten van iedere Nederlander, zowel in Nederland als daarbuiten. Mede door deze bescherming is er de ruimte voor gemeenschappen om zelf te werken aan hun weerbaarheid. Het manifest is bij uitstek een voorbeeld van weerbare burgers, die de vrijheid van meningsuiting gebruiken om een maatschappelijk debat te starten over de betekenis van Nederlands burgerschap in relatie tot andere overheden. De ondertekenaars van het manifest schrijven vanuit een nadrukkelijke binding met Nederland en vanuit het perspectief van Nederlands burgerschap. Het kabinet beschouwt dit als een zinvol en nuttig debat meer dan vijftig jaar na de start van de arbeidsmigratie vanuit Marokko naar Nederland.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 30 821, nr. 42 en Kamerstuk 30 821, nr. 72

Naar boven