Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35473 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35473 nr. C |
Ontvangen 6 juli 2020
Vraag 1
De leden van de SP-fractie constateren dat het doel van het nieuwe noodpakket behoud van werkgelegenheid blijft. Hoeveel arbeidsplaatsen denkt de regering dat er dit jaar in totaal en per sector verloren zouden gaan zonder dit noodpakket? Hoeveel verdwijnen er ondanks dit noodpakket? In welke sectoren?
Antwoord 1
Het kabinet vindt het belangrijk om tijdens deze coronacrisis banen en inkomens te beschermen. Het noodpakket 2.0, dat eind mei gepresenteerd is, heeft dan ook als doel om de effecten van deze crisis op de Nederlandse economie op te vangen. Tegelijkertijd heeft het kabinet reeds geconstateerd dat het niet meer realistisch is dat met het noodpakket een groeiend aantal ontslagen en faillissementen voorkomen kan worden. We zijn in een nieuwe fase terechtgekomen waarin de economie zich zal moeten aanpassen aan de nieuwe realiteit. Noodpakket 2.0 is daarom ook vormgegeven om werknemers, ondernemers en werkgevers zo goed mogelijk te ondersteunen bij dit aanpassingsproces.
Het is vooralsnog lastig in te schatten hoeveel arbeidsplaatsen er dankzij dit brede pakket aan maatregelen zullen worden behouden, en hoeveel arbeidsplaatsen er ondanks het pakket alsnog zullen gaan verdwijnen. Dit hangt in sterke mate af van de economische ontwikkeling. De coronacrisis raakt werknemers en bedrijven tot dusver hard. De verwachting is dat, ondanks de maatregelen, de werkloosheid zal oplopen. De impact van de coronacrisis op de werkgelegenheid verschilt echter sterk per sector. Volgens het UWV zullen bepaalde sectoren naar verwachting sterk krimpen, terwijl andere sectoren nauwelijks worden getroffen of juist groeien.
Duidelijk is dat het noodpakket een belangrijke bijdrage levert aan de economie en het behoud van werkgelegenheid. Het noodpakket kent een omvangrijk budgettair beslag, waarmee een groot aantal bedrijven en werkenden is geholpen. De antwoorden op vraag 3 en 16 geven in meer detail inzicht in (de omvang van) het gebruik van de NOW en TOZO, waar mogelijk uitgesplitst per sector.
Vraag 2
Hoeveel geld verwacht de regering dit jaar in totaal aan de noodpakketten te moeten besteden?
Antwoord 2
In de Kamerbrief van 26 juni 2020 over de staat van de overheidsfinanciën is de Tweede Kamer voorzien in een update van de stand van de overheidsfinanciën op basis van de doorrekening van de juniraming van het CPB. Hierin wordt ook een uitgebreid overzicht gegeven van de verwachte uitgaven aan noodpakket 1.0 en noodpakket 2.0. Ten tijde van het versturen van deze brief bedroegen de totale verwachte uitgaven € 36,4 miljard, waarvan € 25,9 miljard op de begroting van SZW (voornamelijk NOW 1 & 2 en TOZO 1 & 2)
Een actueel overzicht van noodmaatregelen aan de uitgavenkant van de begroting wordt bijgehouden op www.rijksfinancien.nl. Dit overzicht wordt wekelijks geactualiseerd en bevat informatie over de verschillende extra uitgavenmaatregelen en relevante hyperlinks naar kamerbrieven en (incidentele) suppletoire begrotingen.
Vraag 3
Bij welke ondernemingen komt dat geld terecht? De aan het woord zijnde leden verzoeken de regering in de beantwoording een verdeling te maken in grote, middelgrote en kleine ondernemingen qua werknemers, alsmede een onderverdeling in sectoren.
Antwoord 3
Bijna de helft (45%) van de eerste voorschotverstrekking van de NOW komt toe aan kleine werkgevers tot en met 50 werknemers. Een kwart (25%) komt toe aan werkgevers met 50 tot 150 werknemers. Het overige deel, ongeveer één derde (30%), komt toe aan werkgevers met 250 of meer werknemers.
Het is onbekend in hoeverre de Tozo toekomt aan zelfstandigen met personeel en zelfstandigen zonder personeel en hoe de Tozo verdeeld is over sectoren.
Er is zicht op de verdeling naar de bedrijfssector betreffende de NOW. De meeste toekenningen komen toe aan de sectoren detailhandel (18%), horeca en catering (18%), overige commerciële dienstverlening (18%), zorg en welzijn (12%), de metaalindustrie, installatie- en voertuigensector (10%) en de groothandel (9%).
Het is vooralsnog niet mogelijk om de Tozo-regeling uit te splitsen naar de gevraagde kenmerken vanwege het decentrale karakter van de uitvoering. Het vergt enige tijd voordat gemeenten aanvragen verwerkt hebben, hun administratie doorzetten naar het CBS en het CBS vervolgens deze bestanden kan koppelen aan persoons- of bedrijfskenmerken. We zijn met het CBS in gesprek om inzicht te krijgen in de verdeling over sectoren. Naar verwachting volgen de eerste voorlopige inzichten in de tweede helft van juli.
Vraag 4
Is er zicht welke werknemers door de maatregelen in dienst blijven, zowel qua inkomen, als qua vast en/of flexibel contract?
Antwoord 4
Voor de NOW zijn circa 148.000 aanvragen ingediend, waarvan er circa 139.000 zijn goedgekeurd. Die werkgevers hebben in totaal 2,6 miljoen werkenden in dienst. Deze bedrijven vertegenwoordigen samen meer dan 2,6 miljoen werknemers. Het gemiddelde sociale verzekeringsloon op jaarbasis bedraagt circa € 38.500 per werknemer waarover een NOW-aanvraag is ingediend. Daarbij is rekening gehouden dat de maximale vergoeding waarover een NOW-aanvraag kan worden ingediend is gemaximeerd op 2 maal het maximum dagloon. Het is niet bekend hoe groot het aandeel vaste versus flexibele dienstverbanden is van werkgevers dat een beroep doet op de NOW.
Uitzendbedrijven die een NOW-aanvraag hebben ingediend vertegenwoordigen circa 400.000 werknemers. Daarmee betreft de uitzendsector de op 1 na grootste sector in termen van het aantal betrokken medewerkers in de NOW (na de sector «overige commerciële dienstverlening»).
Vraag 5
Op welke wijze en in hoeverre denkt de regering dat met het nieuwe noodpakket de verwachte toename van armoede, met name ook onder kinderen, Bestreden zal worden, en heeft de regering extra maatregelen in petto voor het geval dat de ontwikkeling van de armoede onder kinderen in strijd komt met de recent aan de Eerste Kamer Toegezegde streefcijfers inzake kwantitatieve reductie van de kinderarmoede?
Antwoord 5
De huidige corona-crisis raakt ons allen, (financieel) kwetsbare personen in het bijzonder. Het kabinet zet zich er samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties voor in dat mensen die het financieel moeilijk hebben niet nog verder in de problemen komen als gevolg van de coronacrisis. De noodpakketten zijn hierin een belangrijke pijler. Werk is immers de belangrijkste weg uit armoede. Het nieuwe noodpakket is naast baanbehoud gericht op bij- en omscholing en tegemoetkomingen voor het betalen van vaste lasten. Baanbehoud en de mogelijkheid om je als ondernemer en werknemer aan te kunnen passen aan een veranderende Nederlandse samenleving en economie dragen bij aan het voorkomen van armoede onder ondernemers en werkenden, waaronder gezinnen.
Daarnaast heet het kabinet een aantal tijdelijke maatregelen genomen, onder andere: gericht op het voorkomen van schulden via een oproep aan partijen om ruimhartig om te gaan met het treffen van betalingsregelingen en terughoudend om te gaan met de inzet van dwangmaatregelen; noodsteun aan voedselbanken en extra middelen voor het verstrekken van laptops aan kinderen in een financieel kwetsbare positie (Kamerstukken II, 2019–2020, 35 415, nr. 11).
Het kabinet blijft de ontwikkelingen op het terrein van armoede nauwlettend volgen in overleg met betrokken partijen zoals VNG en Divosa. Het kabinet wil ook proactief kijken waar versnelling van het beleid en/of extra stappen nodig en mogelijk zijn. Daar wil het kabinet partijen op het terrein van armoede en schulden actief betrekken. Deze zomer nog zullen er een tiental rondetafelgesprekken worden georganiseerd (zie ook Kamerbrief II van 23 juni jl. «Brief n.a.v. eerste termijn AO Armoede en schulden d.d. 18 juni 2020»).
Vraag 6
De regering erkent dat de kans op onjuist gebruik en misbruik relatief groot is met deze grofmazige regelingen. Kan de regering een inschatting geven van de omvang van het onjuiste gebruik c.q. misbruik, en aangeven of – en zo ja op welke wijze – daar tegengas aan gegeven wordt?
Antwoord 6
Op basis van de nu beschikbare gegevens en meldingen is het nog niet mogelijk om een inschatting te geven van de omvang van onjuist gebruik of misbruik. Gezien de noodzaak van snelle financiële ondersteuning voor een grote hoeveelheid bedrijven is een afweging gemaakt tussen snelle en adequate dienstverlening enerzijds en de belangen van tijdige en correcte naleving van de regeling anderzijds.
De NOW kent verschillende beheersmaatregelen. De werkgever is verantwoordelijk voor de juistheid van alle informatie die hij aanlevert, dient een controleerbare administratie te beheren en onverwijld melding te doen indien duidelijk is dat hij niet langer aan de vereisten voor subsidieverlening voldoet. Voor vaststelling van de subsidie wordt gebruik gemaakt van een verklaring van een accountant bij een subsidiebedrag boven de € 125.000 of een voorschot boven de € 100.000. Als geen accountantsverklaring overlegd hoeft te worden moet bij een subsidie met een voorschot boven de € 20.000 of een vaststellingsbedrag boven de € 25.000 een verklaring van een deskundige derde overlegd moeten worden die de omzetdaling bevestigt.
Ook het UWV en de banken spelen een rol. Het UWV kan gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn controletaken opvragen bij de Belastingdienst en kan indien er een ernstig vermoeden is dat niet aan de subsidievoorwaarden wordt voldaan de betaling van het voorschot weigeren, wijzigen, intrekken of opschorten. Daarnaast kan het UWV de reeds verleende subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. UWV zet fraudemeldingen door naar de Inspectie SZW indien dat relevant is. De Inspectie kan op grond van informatie van UWV of naar aanleiding andere signalen en meldingen onder gezag van het Openbaar Ministerie een opsporingsonderzoek instellen. De banken zijn daarnaast gestimuleerd om ongebruikelijke transacties in relatie tot de NOW-subsidies te melden. Verdachte transacties zullen door de FIU, de Inspectie SZW en de FIOD worden geanalyseerd.
Om fraude en misbruik met SZW-maatregelen uit het noodpakket effectief te kunnen bestrijden is een samenwerkingsverband opgezet tussen UWV, Belastingdienst, Inspectie SZW en FIOD. Binnen de juridische kaders wordt kennis en informatie gedeeld om misbruik en fraude te detecteren. Specialisten van genoemde organisaties werken samen om analyses te maken en met elkaar te delen. Voor de dossiers onder de € 125.000 of met een voorschot onder de € 100.000 worden eveneens steekproefsgewijs controles uitgevoerd. Deze controles richten zich onder meer op de juistheid van de verantwoorde omzetdaling en juistheid van de bijgevoegde verklaring van de derde.
De Tozo wordt uitgevoerd door gemeenten. Gemeenten zijn daarbij verantwoordelijk voor hun eigen beleid in het kader van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O). Onderdeel van dit M&O-beleid is de controle achteraf, die een gemeente bijvoorbeeld steekproefsgewijs en/of signaalgestuurd kan vormgeven. Gemeenten worden bij de M&O aanpak van de Tozo ondersteund door SZW, VNG en Divosa. Zo is het Inlichtingenbureau (IB) gevraagd om verschillende bestandskoppelingen te realiseren, zodat gemeenten op basis van signalen van het IB eventueel misbruik kunnen opsporen. Deze IB-signalen komen dit najaar beschikbaar voor gemeenten. Ook is een handreiking M&O Tozo opgesteld (met expliciete aandacht voor preventie aan de hand van gedragswetenschappelijke inzichten) en brengen VNG en Divosa een aantal (complexe) misbruikrisico’s gedetailleerd in kaart en bieden ze gemeenten handelingsperspectief hoe hier mee om te gaan.
Het inschatten van de omvang van onjuist gebruik of misbruik is altijd complex, te meer daar de uitvoering van de Tozo zoals gezegd bij gemeenten is belegd. Bij de VNG zijn vooralsnog slechts een beperkt aantal signalen van eventuele fraude bekend.
Vraag 7
In hoeverre blijft de «ontslagboete» bestaan? Wat zullen de gevolgen van het (gedeeltelijk) loslaten van de ontslagboete zijn voor de werkgelegenheid en de werkloosheid?
Antwoord 7
De werkgever committeert zich bij de aanvraag van de subsidie om géén ontslag op grond van bedrijfseconomische redenen aan te vragen voor zijn werknemers gedurende de periode waarover de tegemoetkoming ontvangen wordt. Indien in juni, juli, augustus of september (het subsidietijdvak) toch ontslag wordt aangevraagd en deze aanvraag niet (of niet tijdig) is ingetrokken, wordt bij de vaststelling van de subsidie een correctie doorgevoerd.
Bij de afrekening zal de subsidie voor ontslagaanvragen om bedrijfseconomische redenen voor 100% worden gecorrigeerd met de hoogte van de loonsom van de werknemers waarvoor ontslag is aangevraagd. De berekening van de correctie vindt daarbij plaats conform de berekeningswijze uit de subsidieregeling (3 x loonsom werknemer voor wie ontslag is aanvraagt in referentiemaand x 1,4 x 0,9). Deze correctie vindt plaats, ongeacht het moment waarop het ontslag aangevraagd wordt. De werkgever betaalt dus wel de loonkosten van deze werknemer, maar krijgt er geen tegemoetkoming voor. Daarnaast geldt er een korting van 5% procent op het subsidiebedrag bij grote ontslagaanvragen in het kader van de Wet melding collectief ontslag die de werkgever onder bepaalde voorwaarden kan voorkomen.
Het kabinet geeft zich rekenschap van het feit dat het virus en de economische gevolgen daarvan langer dan gehoopt bij ons blijven en we een fase ingaan waarin werkenden, bedrijven en ondernemers zich meer en meer zullen moeten voegen naar een nieuwe economische realiteit. In het licht hiervan is het kabinet er zich van bewust dat ontslagen en faillissementen niet in alle gevallen te voorkomen zijn en dat er bedrijven zijn die zich nu al moeten gaan aanpassen aan veranderde omstandigheden. Een concrete inschatting van de gevolgen voor de werkgelegenheid en werkloosheid van de aanpassingen van de bepalingen rondom bedrijfseconomische ontslagaanvragen in de NOW is evenwel niet te geven. Het aantal ontslagen hangt van veel meer (onzekere, economische) factoren af dan alleen de aanpassing van de korting bij bedrijfseconomische ontslagaanvragen.
Een goed beeld over de ontwikkelingen in het aantal ontslagen in relatie tot de aanpassingen in de NOW 2 is dus niet te geven. Reden hiervoor is eveneens dat het mogelijk is ontslag op verschillende wijzen te realiseren. Dit kan middels een verkregen ontslagvergunning van UWV, maar het is ook mogelijk ontslag met wederzijds goedvinden te realiseren. UWV rapporteert over het aantal ingediende ontslagaanvragen wegens bedrijfseconomische redenen. In maart 2020 is er voor 1.249 werknemers een ontslagaanvraag ingediend, in april voor 1.786 werknemers en in mei voor 1.750 werknemers. Het aantal ingediende ontslagaanvragen wegens bedrijfseconomische redenen in juni bedraagt 4.470. Van belang is hierbij te vermelden dat niet alle werkgevers die een ontslagaanvraag indienen gebruik maken van de NOW-regeling. Gelet op de aantallen kan gesteld worden dat de (economische) gevolgen van de virusuitbraak zich duidelijk aftekenen. Het causale verband hiervan met de wijzigingen in de NOW is echter niet gegeven. Al met al reden voor het kabinet om de situatie nauwlettend in de gaten te houden.
Vraag 8
Bonussen en het uitkeren van dividenden zijn strijdig met het ontvangen van overheidssteun in het kader van deze noodmaatregelen. Hoe wordt het toezicht daarop georganiseerd, en tot wanneer blijft deze strijdigheid bestaan? Geldt dit ook voor het jaar 2021?
Antwoord 8
De verplichting geldt enkel voor bedrijven die ook een accountantsverklaring dienen te overleggen. De accountant zal hier dus onderzoek naar doen bij het verzoek tot vaststelling van de NOW-subsidie die de werkgever wil indienen. Er wordt ook gekeken naar de situatie dat de accountant na de vaststelling van de accountantsverklaring over de NOW-subsidie ontdekt dat er in strijd met de verplichtingen is gehandeld. Tevens is een werkgever verplicht om alle omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie te melden. Indien blijkt dat de werkgever zich na de subsidievaststelling niet heeft gehouden aan deze aan de subsidie verbonden verplichting, kan de NOW-subsidie worden teruggevorderd. De verplichting geldt alleen voor bonussen en dividenden over 2020, maar indien de strijdigheid in 2021 geconstateerd wordt, kan dus worden teruggevorderd.
Vraag 9
De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken de regering de lijn tussen de kabinetsappreciatie van het advies van de Commissie Borstlap over de hervorming van de arbeidsmarkt en de NOW- en TOZO-regelingen te verduidelijken.
Antwoord 9
De NOW en Tozo regelingen zijn onderdeel van het bredere steunpakket en hebben dan ook als doel tijdens deze crisis banen van werknemers zoveel mogelijk te behouden en ondernemers in hun levensonderhoud en het voortzetten van hun bedrijf te ondersteunen. Het huidige steunpakket loopt tot 1 oktober. Het kabinet is zich nu aan het voorbereiden op de periode daarna. Het uitdenken van de opvolging van het noodpakket is complex. Daarbij moeten we rekening houden met de veranderende economische situatie, maar ook de uitvoerbaarheid van alle maatregelen. Daarnaast gaat het kabinet ook met sociale partners in gesprek. Naast kortetermijnmaatregelen ter bestrijding van de crisis staan ook hervormingen (waaronder Borstlap) op deze werkagenda. We werken hier hard aan, maar we kunnen daar nog niet op vooruitlopen.
Vraag 10
Kan de regering aangeven hoe uitvoeringsproblemen rond incidenteel loon en seizoensarbeid zijn aangepakt? Is dat naar tevredenheid van werkgevers geregeld? Geldt dat ook voor de uitzendbranche?
Antwoord 10
Wat betreft incidenteel loon is bij de derde aanpassing van de eerste NOW geregeld dat een extra periode salaris, zoals een dertiende maand, gefilterd zal worden uit de loonsom. Het is niet mogelijk om ook ander incidenteel loon, zoals een prestatiebonus, volledig en juist uit de loonsom te filteren. Opbouw en uitbetaling van vakantiegeld werd reeds al uit de loonsom gefilterd.
Wat betreft seizoensarbeid is bij de derde aanpassing van de eerste NOW geregeld dat bedrijven die in de subsidiemaanden een hogere loonsom hebben dan in de referentiemaand, daar ook een hogere subsidie voor krijgen. Zo worden bedrijven met een seizoenspiek in de subsidiemaanden beter voorzien.
Het is nog te vroeg om te kunnen oordelen over de effectiviteit van de NOW en de aanpassingen die daarin zijn doorgevoerd. Wel zijn de voorgenomen aanpassingen op voorhand gewisseld met sociale partners, waaronder dus ook verschillende werkgeversorganisaties. Tot slot is het kabinet zich bewust van de wens van de uitzendsector om ook andere bonussen te filteren uit de loonsom, maar zoals net aangegeven is dit helaas niet mogelijk.
Vraag 11
Kan de regering in bredere zin ingaan op gebleken uitvoeringsproblemen in de eerste ronde en hoe deze zijn opgelost in de tijdelijke verlenging van de NOW en TOZO-regelingen? Is er zicht op navorderingen uit de eerste ronde?
Antwoord 11
In de NOW-1 zijn, na signalen vanuit de praktijk, meerdere wijzigingen doorgevoerd. De voornaamste aanpassingen naar aanleiding van knelpunten in de praktijk zijn dat de loonsom in de referentiemaand januari is geschoond van een evt. uitgekeerde dertiende maand, waardoor bedrijven die een dertiende maand in januari hebben uitgekeerd bij de afrekening minder snel worden geconfronteerd met een lagere subsidievaststelling als gevolg van een loonsomdaling. Ook is geregeld dat aanvragen om NOW-subsidie kunnen worden gedaan met een buitenlands (SEPA) rekeningnummer. Verder zijn seizoensbedrijven (deels) tegemoetgekomen met een alternatieve loonsombepaling en kunnen bedrijven die een andere onderneming hebben overgenomen hun omzet op een andere wijze berekenen, zodat rekening kan worden met de nieuwe bedrijfssituatie. Deze oplossingen zijn ook onderdeel van de NOW-2, behalve de seizoensmaatregel. Anders dan in de NOW-1 is in NOW-2 geen aparte regeling opgenomen voor seizoensbedrijven of andere werkgevers met een hogere loonsom in de meetperiode dan in de referentieperiode, zoals nieuw gestarte bedrijven en bedrijven die door overname zijn gegroeid. Een dergelijke regeling is minder noodzakelijk; omdat de referentieloonsom in de NOW-2 van januari naar maart verschuift, zullen er aanzienlijk minder gevallen zijn van werkgevers die tussen de referentieperiode en de corona-uitbraak een aanzienlijk hogere loonsom hebben gekregen. Ten slotte: er is nog geen zicht op eventuele navorderingen van teveel betaalde subsidies op grond van de NOW-1. Dat zicht ontstaat pas op het moment dat de vaststellingsaanvragen in behandeling worden genomen. Een aanvraag tot vaststelling voor de NOW-1 kan vanaf 7 oktober worden ingediend.
Gemeenten werden bij Tozo 1.0 geconfronteerd met een zeer groot aantal aanvragen, die zich in de eerste weken na 16 maart hebben geconcentreerd. Bij diverse gemeenten zijn daardoor achterstanden ontstaan, die inmiddels in belangrijke mate zijn weggewerkt. Veel gemeenten hebben met voorschotten gewerkt, alvorens tot beschikking kon worden overgegaan. Dit betekende voor gemeenten extra werk.
Naar nu bekend doen deze problemen zich minder voor bij Tozo 2.0. Dat komt omdat het aantal aanvragen minder is omdat een deel van de ondernemers inmiddels aan de slag is, of vanwege het inkomen van de partner waardoor zij niet meer in aanmerking komen voor de Tozo. Daarnaast zijn de werkprocessen, waaronder de ICT, nu beter ingericht in vergelijking met de beginperiode Tozo 1.0. SZW, VNG en Divosa hebben gemeenten met een Toolkit bij de uitvoering van de verlening van de Tozo ondersteund. Deze Toolkit was reeds voor de verlenging beschikbaar zodat gemeenten op de verlenging hebben kunnen anticiperen.
Vraag 12
Hoe gaat de regering toezien op de nieuwe 5%-kortingsregeling (ontslag van 20 werknemers of meer) indien een bedrijf en bonden niet tot een akkoord zijn gekomen? Hoe is de handhaafbaarheid ingericht?
Antwoord 12
In de NOW 2 is bepaald dat de werkgever bij grote ontslagaanvragen zoals bedoeld in de Wet melding collectief ontslag (WMCO) de belanghebbende vakbonden dient te betrekken. Doet de werkgever een melding zoals bedoeld in de WMCO en dient hij tijdens de subsidieperiode 20 of meer ontslagaanvragen in een werkgebied uit de WMCO in wegens bedrijfseconomische redenen, dan moet hij met de belanghebbende vakbonden (of vertegenwoordiging van werknemers als er geen belanghebbende vakbond is) overeenstemming over het ontslag bereiken. Als ze geen overeenstemming bereiken, moet er een gezamenlijke aanvraag voor geschilbeslechting worden gedaan bij de Stichting van de Arbeid (die niet is ingetrokken). Is er geen overeenstemming en geen gezamenlijk verzoek om geschilbeslechting, dan wordt het volledige subsidiebedrag verlaagd met 5%. De werkgever is verplicht om ontslagaanvragen niet eerder dan vier weken na de WMCO-melding in te dienen bij UWV. Deze periode kan hij gebruiken om tot overeenstemming te komen of geschilbeslechting aan te vragen.
Bij het aanvragen van de subsidievaststelling moet de werkgever duidelijk maken of er sprake is van een grote ontslagaanvraag in de zin van de WMCO en of de werkgever overeenstemming met de belanghebbende vakbonden heeft bereikt. Indien dit niet geval is, zal de werkgever om de korting te voorkomen eveneens duidelijk moeten maken dat er een gezamenlijk verzoek om geschilbeslechting bij commissie voor geschilbeslechting bij de Stichting van de Arbeid en dat deze niet is ingetrokken. De werkgever moet desgevraagd aan de hand van documentatie aantonen dat hij een akkoord heeft bereikt of dat hij een gezamenlijk verzoek bij de Stichting van de Arbeid heeft ingediend. In gezamenlijkheid met UWV wordt op dit moment bezien hoe beschikbare informatie over ingediende ontslagaanvragen en WMCO-meldingen gebruikt kan worden bij controle op de bepalingen in de regeling over grote bedrijfseconomische ontslagaanvragen.
Vraag 13
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden de scholingsmaatregel wat schriel. Het gaat niet veel verder dan dat werkgevers hun werknemers via de OR moeten laten weten dat er scholingsaanbod is. Heeft de regering overwogen om dit steviger te formuleren en zo ja, waarom is daarvan afgezien?
Antwoord 13
Een inspanningsverplichting voor werkgevers in NOW2 om hun werknemers te stimuleren zich te gaan scholen doet volgens het kabinet het meest recht aan de bijzondere situatie waarin bedrijven zitten die voor NOW2 in aanmerking komen. Verdergaande eisen zouden deze bedrijven in een nog lastiger positie kunnen brengen en dat moet met NOW2 juist voorkomen worden. De inspanningsverplichting is bedoeld als een extra aanmoediging voor werkgevers om aandacht te hebben voor leren en ontwikkelen, juist ook in crisistijd. Daarnaast is het zo dat de werkgever de ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of de werknemers zelf moet informeren over de subsidieverlening. Vanuit de werknemers kan er dan op worden toegezien dat de werkgever zich daadwerkelijk aan deze inspanningsverplichting houdt. Ook kan de ondernemingsraad de werknemers zelf stimuleren om zich te laten scholen.
Vraag 14
Eerdere arbeidsmarktcrises laten zien dat jongeren en andere kwetsbare groepen (waaronder arbeidsgehandicapten, werknemers met flexcontracten, personen met weinig arbeidsmarktcompetenties) het eerste het slachtoffer worden. In welke mate, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, doet dit fenomeen zich ook nu voor en welk beleid heeft de regering hiervoor in petto?
Antwoord 14
Jongeren, laagopgeleiden, mensen met een migratieachtergrond en mensen met een arbeidsbeperking werken bovengemiddeld vaak in een flexibel arbeidscontract. Het gevolg hiervan is dat zij als gevolg van de coronacrisis een groter risico lopen om hun werk te verliezen.
Het kabinet heeft deze groepen goed op het netvlies. Voorkomen moet worden dat deze mensen de band met de arbeidsmarkt verliezen. Het huidige beleid is erop gericht dat bedrijven ook werknemers met een flexibel contract in dienst houden. Onderdeel van dit beleid is dat ook de loonkosten van flexwerkers in aanmerking komen voor een tegemoetkoming onder de NOW.
Om flexwerkers te ondersteunen heeft het kabinet in aanvulling hierop de TOFA in het leven geroepen. Deze regeling biedt ondersteuning aan werknemers met een flexibel contract die door de coronacrisis geraakt zijn in hun inkomen én geen uitkering kunnen krijgen. Het kabinet zal de komende tijd bekijken hoe verder te gaan na het huidige noodpakket.
Vraag 15
Nederland heeft baat bij een soepel economisch ecosysteem waarin startups en scaleups gedijen. Daar komt immers een belangrijke innovatiepuls vandaan die de rest van onze economie van vernieuwingsbrandstof voorziet. Veel van deze jonge, nieuwe, en duurzame bedrijven voldoen niet aan de gestelde NOW-omzetvereisten in het voorafgaande jaar. Kan de regeringen verhelderen hoe deze kwestie inmiddels is geregeld en of dat in samenspraak met de stakeholders is gedaan?
Antwoord 15
Het kabinet onderschrijft het belang van zo’n ecosysteem en innovatie-impulsen. De NOW is dan ook zodanig ingericht dat zoveel mogelijk – ook jonge innovatieve en recent gestarte bedrijven – gebruik kunnen maken van deze regeling. Zo kunnen recent gestarte ondernemingen, die gestart zijn voor 2 februari 2020 een beroep op de NOW doen. Voor ondernemingen die na 1 januari 2019 zijn gestart, geldt een afwijkende regeling voor de omzetberekening om hen tegemoet te komen. Wat betreft start-ups is derhalve alle ruimte gezocht – binnen de randvoorwaarde dat er altijd minimaal een maand referentieomzet beschikbaar moet zijn – om de regeling ook voor hen te laten werken.
Wat betreft scale-ups geldt dat de NOW als generieke maatregel inderdaad wat kan knellen. Een onderneming moet tenminste 20% omzetdaling te hebben om in aanmerking te komen voor NOW-subsidie. Bedrijven die al bestonden, maar de afgelopen maanden zeer gegroeid zijn, kunnen daardoor in de situatie komen dat zij, ondanks een terugval in omzet(groei), toch niet in aanmerking voor NOW-subsidie komen. Hoewel dit uiteraard niet optimaal is, is dat inherent aan de werking van een robuuste regeling met meer dan 140.000 aanvragers in het eerste tijdvak, waarbij geen maatwerk kan worden geleverd in individuele gevallen. Naast de NOW is specifiek voor start- en scale ups daarom ook de Corona Overbruggingslening (COL) geïntroduceerd, die bijdraagt aan de verbetering van de liquiditeitspositie van innovatieve bedrijven (startups en scale-ups).
Vraag 16
Kan de regering de laatste stand van zaken weergeven wat betreft de take-up van de NOW- en TOZO-regeling? Welke conclusies worden hieraan verbonden? Is er zicht op de verdeling naar bedrijfssector?
Antwoord 16
Het gebruik van de regelingen ligt hoog. Voor de NOW zijn circa 148.000 aanvragen ingediend, waarvan er circa 139.000 zijn goedgekeurd. Die werkgevers hebben in totaal 2,6 miljoen werkenden in dienst. Het loket voor de NOW2 wordt op maandag 6 juli geopend. Naar schatting zijn er 374.000 aanvragen Tozo1 gedaan. Per 1 juni startte Tozo2, waarvoor naar schatting in de eerste drie weken van juni rond 60.000 aanvragen zijn gedaan. Vanwege de overgang van Tozo1 naar Tozo2 is de schatting omtrent het aantal Tozo2 op dit moment met meer onzekerheid omgeven. Al met al kunnen we concluderen dat er groot beroep op het noodpakket wordt gedaan.
Er is zicht op de verdeling naar de bedrijfssector betreffende de NOW. De meeste toekenningen komen toe aan de sectoren detailhandel (18%), horeca en catering (18%), overige commerciële dienstverlening (18%), zorg en welzijn (12%), de metaalindustrie, installatie- en voertuigensector (10%) en de groothandel (9%).
Het is vooralsnog niet mogelijk om de Tozo-regeling uit te splitsen naar de gevraagde kenmerken vanwege het decentrale karakter van de uitvoering. Het vergt enige tijd voordat gemeenten aanvragen verwerkt hebben, hun administratie doorzetten naar het CBS en het CBS vervolgens deze bestanden kan koppelen aan persoons- of bedrijfskenmerken. We zijn met het CBS in gesprek om inzicht te krijgen in de verdeling over sectoren. Naar verwachting volgen de eerste voorlopige inzichten in de tweede helft van juli.
Vraag 17
Kan de regering iets meer «couleur locale» geven van de inzet en uitwerking van het pakket voor Caribisch Nederland? Op basis van welke aannames is de hoogte van dit pakket bepaald?
Antwoord 17
Bij de vormgeving van een regeling voor loon- en inkomstenderving, naar analogie van de inzet in Europees Nederland, is rekening gehouden met de lokale context van Caribisch Nederland en het realiseren van een uitvoerbare regeling binnen een uiterst korte termijn. Gelet daarop is gekozen voor een regeling die in hoge mate aansluit op de bestaande loondervingsregeling voor de zieke werknemer in Caribisch Nederland. Gevolg hiervan is dat onder meer het uitkeringspercentage van de Europees Nederlandse situatie afwijkt en dat de subsidie per betalingsronde wordt vastgesteld, dus zonder subsidievaststelling achteraf. De subsidie voor de werkgever is niet zoals in Europees Nederland gebaseerd op de totale loonsom, maar wordt per werknemer bepaald op basis van 80% van het gemaximeerde dagloon. Op de voorwaarde dat er sprake moet zijn van een omzetverlies van tenminste 20%, is er voor Caribisch Nederland geen uitzondering gemaakt.
Er is voor gekozen om de subsidie voor werkgevers (ten behoeve van hun werknemers die vanwege de coronacrisis niet aan het werk zijn), voor zelfstandig ondernemers en voor gewezen werknemers in één subsidieregeling onder te brengen. Het hoofd van de departementale RCN-unit SZW is met de uitvoering belast en beschikt daartoe over een ruim mandaat om in bijzondere gevallen maatwerk te leveren. Tot en met 26 juni 2020 is aan ruim 4.300 belanghebbenden uitbetaald (3.102 werknemers in dienst van ca. 600 werkgevers, 917 zelfstandig ondernemers, 283 gewezen werknemers). De budgettaire raming voor de verlenging met vier maanden is gebaseerd op de realisatiecijfers van de eerste tranche bij gelegenheid van de voorbereiding van de tweede tranche.
Gelet op het belang van ruimte voor aanvullend eilandelijk beleid, worden net als in de eerste tranche middelen beschikbaar gesteld aan de openbare lichamen. Hierbij is gekozen voor een bedrag € 1,3 mln. voor vier maanden. Van een concrete onderbouwing van de hoogte is afgezien, aangezien deze middelen – binnen voorwaarden – vrij besteedbaar zijn.
Vraag 18
In de Tweede Kamer heeft de regering aangegeven dat 138.500 bedrijven subsidie hebben gekregen op basis van de NOW 1.0. Hiervan heeft 67% van de bedrijven minder dan 10 werknemers en 27% tussen de 10 en 50 werknemers. Is er op dit moment al iets te zeggen over het bereik van de NOW 2?
Antwoord 18
Het aanvraagloket voor de NOW2 wordt op maandag 6 juli geopend. Het kabinet zal uw Kamer maandelijks informeren over het beroep op het noodpakket, met daarin aandacht voor het aantal aanvragen en mogelijke uitsplitsingen. In augustus informeert het kabinet uw Kamer over de voortgang omtrent de NOW2.
Vraag 19
Is de regering bereid in kaart te brengen of het laten vervallen van de ontslagboete (althans: de korting naar 100% in plaats van 150% brengen, wat de facto betekent dat van een boete geen sprake meer is) leidt tot ontslagen bij de bedrijven met meer dan 50 werknemers die van de NOW2-regeling gebruik maken?
Antwoord 19
In de NOW-2 is geregeld dat het loon van werknemers voor wie ontslag is aangevraagd voor 100% in mindering wordt gebracht op de hoogte van de loonsom waarop de subsidie gebaseerd is. De verhoging daarop van 50% komt te vervallen, maar dat betekent niet dat de werkgever geen aanvullende kosten heeft indien hij ontslag aanvraagt. Daarnaast wordt een verlaging van de subsidie met 5% mogelijk bij grote ontslagaanvragen conform de WMCO. In het antwoord op vraag 7 wordt verder toegelicht hoe de correcties bij ontslagaanvragen uitwerken.
Het is niet mogelijk inzichtelijk te maken in hoeverre de genoemde wijzigingen gevolgen hebben voor het aantal ontslagen specifiek bij bedrijven met meer dan 50 werknemers. Het Ministerie van SZW en het UWV beschikken niet over deze informatie. Reden hiervoor is onder meer dat het mogelijk is ontslag op verschillende te realiseren. Dit kan middels een verkregen ontslagvergunning van UWV, maar het is ook mogelijk ontslag met wederzijds goedvinden te realiseren. In die laatste situatie wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd zonder dat deze informatie bij UWV bekend is. Een volledig beeld is derhalve niet te geven.
Vraag 20
Op welke manier vindt afstemming en coördinatie plaats tussen de regelingen vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en regelingen vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, zodat de onderscheiden regelingen voor deze doelgroep zo goed mogelijk hun doel treffen?
Antwoord 20
Tussen de departementen vindt geregeld overleg plaats met het oog op de totstandkoming van doeltreffende regelgeving. Dat contact heeft meerdere vormen: naast het formele afstemmingstraject vindt regelmatig informeel overleg plaats tussen de medewerkers van de betrokken ministeries.
Vraag 21
Is in deze incidentele suppletoire begroting ook de TOFA al opgenomen, of volgt daarvoor nog een begrotingswijziging?
Antwoord op vraag 21
De budgettaire gevolgen van de TOFA zijn reeds verwerkt via een nota van wijziging op de derde incidentele suppletoire begrotingswet (Tweede Kamer, 35 473, nr. 6).
Vraag 22
Kan de regering inzicht geven in de te verwachten effecten van het opnemen van een partnertoets in de TOZO 2?
Antwoord op vraag 22
De geschatte budgettaire gevolgen van de verlenging van de Tozo (t/m eind september) komen uit op € 1,5 miljard. In de berekeningen die hieraan ten grondslag liggen is er rekening mee gehouden dat 160.000 zelfstandigen een beroep doen op bijstand voor levensonderhoud en 50.000 zelfstandigen op bijstand voor bedrijfskapitaal. De uitgaven vallen naar verwachting lager uit dan Tozo 1 door o.a. de partnertoets, versoepeling van coronamaatregelen en een bijgestelde verwachting voor het beroep op bedrijfskapitaal. Indien er geen partnertoets voor Tozo 2 was ingevoerd dan zouden naar verwachting 100.000 zelfstandigen extra een beroep doen op bijstand voor levensonderhoud, waardoor de verwachte uitgaven voor Tozo 2 ruim € 0,5 miljard hoger zouden uitvallen.
Vraag 23
In de begroting is een post opgenomen van 50 miljoen voor scholing. De regering motiveert dit door te stellen dat dit in feite een aanjaagbedrag is, bedoeld om veel grotere geldstromen uit onder andere de O&O-fondsen op gang te brengen. Waarop baseert de regering de verwachting dat dit bedrag daartoe voldoende zal zijn en dat dit bedrag dit effect ook daadwerkelijk zal hebben? Hoe wil de regering dit monitoren? Is de regering bereid om bij uitblijven van het gewenst effect aanvullende maatregelen te nemen?
Antwoord 23
Investeringen in om- en bijscholing van werkenden zijn in hoge mate in handen van private partijen, aansluitend bij de primaire verantwoordelijkheid van werkgevers en werkenden voor scholing. In de brede maatschappelijke heroverweging 5, Ongekend talent, wordt geschat dat private partijen jaarlijks circa € 3,6 miljard investeren (Tweede Kamer 32 359, nr. 4). Het pakket NL Leert Door is aanvullend op de investeringen van private partijen. Door middel van cofinanciering kunnen private partijen meer omvangrijke scholingstrajecten mogelijk maken. Dat is bijvoorbeeld interessant voor sectoren waar op dit moment veel vraag is naar nieuwe mensen. Zij kunnen dan met de tegemoetkoming uit het pakket meer mensen op weg helpen met omscholing. In hoeverre dit voldoende is, valt nu niet vast te stellen. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn op dit moment erg onzeker, waardoor niet valt te voorspellen wat de scholingsbehoefte is over enige maanden. Daarom zullen we de regeling monitoren, ondertussen de ogen openhouden voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en zo nodig bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Vraag 24
Het laat zich aanzien dat de economische effecten van deze crisis op 1 oktober 2020 nog lang niet tot het verleden zullen behoren. Iedereen realiseert zich ook dat de steunmaatregelen niet onbeperkt op deze manier voortgezet kunnen worden. Kan de regering ons al de krijtlijnen schetsen van de gedachten van de regering over de periode na 1 oktober 2020? Kan de regering ook aangeven op welke manier u daarbij een relatie ziet met de het rapport van de commissie-Borstlap1? Is de regering bereid tijdig hierover het gesprek met beide Kamers aan te gaan?
Antwoord 24
De coronacrisis heeft een grote impact op de Nederlandse economie. De meest recente economische prognoses zijn niet rooskleurig. Hoewel het kabinet begrijpt dat er behoefte is aan duidelijkheid over het vervolg op Noodpakket 2.0, is het nu nog te vroeg om te zeggen welke maatregelen in oktober precies nodig zullen zijn. Hoe de economie zich gaat ontwikkelen is in deze roerige tijd lastig te voorspellen.
Het kabinet zal de komende tijd bekijken hoe verder te gaan na het huidige noodpakket. Belangrijk aandachtspunt daarbij is ook wat er in de uitvoering mogelijk is. Daarbij kijkt het kabinet ook naar wat nodig is om de economie op langere termijn te versterken. Verder is het kabinet hierover in gesprek met sociale partners. Het kabinet verwacht de plannen met Prinsjesdag aan uw Kamer voor te leggen.
Vraag 25
De leden van de PvdA-fractie merken op dat ondernemers onder de 21 jaar niet in aanmerking komen voor de TOZO. Graag vragen zij de regering om deze keuze zorgvuldig te onderbouwen. Immers, ondernemers onder de 21 jaar kennen toch dezelfde verplichtingen en risico’s als ondernemers boven de 21 jaar? Graag een reactie van de regering.
Antwoord 25
Jongeren vanaf 18 tot 21 jaar zijn niet uitgesloten van het recht op Tozo. Wel gelden voor hen de lagere bijstandsnormen voor jongeren op grond van artikel 20 van de Participatiewet. Deze jongerennormen zijn lager dan de bijstandsnormen voor volwassenen, omdat de ouders volgens de wet (artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek) verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van het levensonderhoud van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt. Om deze reden dekt de bijstandsnorm voor personen van 18 tot 21 jaar niet volledig de noodzakelijke kosten van bestaan. Gelet op het vangnetkarakter van de bijstand is het gerechtvaardigd om bij de bepaling van de hoogte van de norm rekening te houden met deze onderhoudsplicht.
Mocht de onderhoudsplicht niet te gelde kunnen worden gemaakt dan kan de jongere op grond van de Participatiewet een aanvullend beroep doen op bijzondere bijstand om het inkomen aan te vullen.
Vraag 26
Het kabinet stelt 50 miljoen euro beschikbaar voor NL leert door, zo lezen de aan het woord zijnde leden. Echter, UWV heeft eerder aangegeven dat het minstens 500 miljoen euro nodig heeft. Waarom heeft de regering niet voor 500 miljoen euro gekozen? Graag een cijfermatige onderbouwing van de keuze voor 50 miljoen. Heeft de regering aanwijzingen dat 50 miljoen voldoende is? Zo ja, waarop zijn deze aanwijzingen gebaseerd?
Antwoord 26
Het bedrag van € 50 mln. is bedoeld om in deze fase van de crisis individuen op korte termijn de kans te geven zich tijdig te heroriënteren op hun loopbaan. Het pakket is flankerend beleid bij het NOW-2 pakket. Voor dat bedrag kunnen naar verwachting 20.000 ontwikkeladviezen en tussen de 60.000 en 80.000 online scholingsactiviteiten worden uitgevoerd. Daarbij is ook rekening gehouden met de uitvoeringscapaciteit die nodig is om in korte tijd dergelijke aantallen ontwikkeladviezen en scholingsactiviteiten te kunnen uitvoeren. De inzet van het budget zal worden gemonitord en geëvalueerd, om inzicht te krijgen in de benutting van de subsidieregeling. NL leert door voorziet niet in omscholing en intensieve van-werk-naar-werk trajecten.
Het pakket is aanvullend op wat private partijen zelf doen. In de brede maatschappelijke heroverweging 5, Ongekend talent, wordt geschat dat private partijen jaarlijks circa € 3,6 miljard investeren (Tweede Kamer 32 359, nr. 4). In hoeverre dit voldoende is, valt nu niet vast te stellen. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn op dit moment erg onzeker, waardoor niet valt te voorspellen wat de scholingsbehoefte is over enige maanden. Daarom zullen we de regeling monitoren, ondertussen de ogen openhouden voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en zo nodig bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Vraag 27
In dit noodpakket is opgenomen de ontslagboete te laten vervallen, zo merken de leden van de PvdA-fractie op. Hoe rijmt dit met het doel van het kabinet om banen te behouden? Is deze ontslagboete er juist niet om te voorkomen dat mensen hun baan verliezen? Graag verzoeken de aan het woord zijnde leden een zorgvuldige analyse van de regering van het verwachte effect van het vervallen van de ontslagboete op het aantal ontslagen.
Antwoord 27
Het doel van de NOW-2 is evenals de NOW-1 het behoud van werkgelegenheid. De werkgever committeert zich bij de aanvraag van de subsidie om géén ontslag op grond van bedrijfseconomische redenen aan te vragen voor zijn werknemers gedurende de periode waarover de tegemoetkoming ontvangen wordt. Tegelijkertijd geeft het kabinet zich rekenschap van het feit dat we een fase ingaan waarin werkenden, bedrijven en ondernemers zich meer en meer zullen moeten voegen naar een nieuwe economische realiteit. Het kabinet is zich er dan ook van bewust dat ontslagen en faillissementen niet in alle gevallen te voorkomen zijn en dat er bedrijven zijn die zich moeten gaan aanpassen aan veranderde omstandigheden. Een aantal wijzigingen is om deze reden doorgevoerd om te voorkomen dat bedrijven die niet kunnen uitsluiten dat ze noodgedwongen moeten herstructureren, een te hoge drempel ervaren om de NOW aan te vragen en er daardoor onnodig werkgelegenheid wordt verminderd.
De situatie wordt door het kabinet uiteraard nauwlettend gemonitord. Een inschatting van het aantal ontslagen in de komende maanden als gevolg van de aanpassingen in de NOW is echter niet te geven. In het antwoord op vraag 7 vindt u een uitgebreide toelichting op de reden hiervoor.
Vraag 28
Met massale financiële steunpakketten van de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Economische Zaken en Klimaat en van Financiën wordt geprobeerd om bedrijvigheid, banen en inkomenszekerheid van mensen te beschermen. Deze ongekende – en tot nu succesvolle – financiële overheidssteun kan meer blijvend effect hebben als nu nét zo «offensief» mensen van werk naar werk worden geholpen en wordt voorkomen dat mensen massaal en langdurig werkloos worden.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen vanuit het vorenstaande welke stappen de regering wilt zetten om de inspanningen voor her-, om- en bijscholing, arbeidsbemiddeling en intensieve persoonlijke begeleiding, sámen met alle maatschappelijke partijen, planmatig fors op te voeren?
Vraag 29
Is de regering het met de leden van deze fractie eens dat van de vorige crisis geleerd kan worden dat snelheid geboden is, teneinde dit soort flankerend beleid systematisch en op grote schaal in te zetten? Als mensen langduriger in een uitkeringssituatie komen, is het toch lastiger weer aan het werk te komen, zo vragen de leden van de 50PLUS-fractie.
Vraag 30
De huidige coronacrisis leidt tot grote verschuivingen in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Klopt het dat die verschuivingen onvermijdelijk ook gepaard gaan met een toenemende (kans op) werkloosheid, zoals al te zien is? Is niet een groot en samenhangend «Deltaplan werk» gewenst, zodat mensen naar kansberoepen en groeisectoren van de economie begeleid kunnen worden, waarmee óók het economisch herstel ná corona bespoedigd kan worden en uitkeringslasten kunnen worden beperkt?
Antwoord 28, 29 en 30
Hoe de economie zich gaat ontwikkelen is in deze roerige tijd lastig te voorspellen. Als gevolg hiervan is het nog te vroeg om te zeggen wat er vanaf oktober precies nodig zal zijn. Het kabinet zal daarom de komende tijd bekijken hoe we verder gaan na het huidige noodpakket. Daarbij kijken we ook naar wat nodig is om de economie op langere termijn te versterken en wat voor de uitvoering haalbaar is. Het kabinet is hierover in gesprek met de sociale partners.
Al eerder is duidelijk geworden dat Nederland in een nieuwe fase is terechtgekomen waarin de economie zich zal moeten aanpassen aan de nieuwe realiteit. De coronacrisis heeft een grote impact op de werkgelegenheid in Nederland. Volgens het UWV zullen bepaalde sectoren naar verwachting sterk krimpen, terwijl andere sectoren nauwelijks worden getroffen of juist groeien. Deze eerste tekenen van de verschuiving van vraag en aanbod zijn reeds waar te nemen.
Het noodpakket 2.0 is daarom zo vormgegeven dat werkenden, ondernemers en werkgevers zo goed mogelijk worden ondersteund bij dit aanpassingsproces. Door de coronacrisis hebben veel mensen geen of minder werk en anderen dreigen hun baan te verliezen. Voorkomen moet worden dat mensen langdurig langs de kant komen te staan. Om werkend Nederland zo goed mogelijk door de coronacrisis heen te helpen hebben werkgeversorganisaties, gemeenten, vakbonden en de landelijke overheid het platform NLWerktDoor gelanceerd. Via dit platform brengen organisaties vraag en aanbod op de arbeidsmarkt samen. Dit maakt snelle matches in de regio mogelijk om mensen tijdens deze crisis aan het werk te houden en sectoren van voldoende personeel te voorzien.
Ook is het belangrijk dat mensen zich tijdig heroriënteren om de transitie naar meer kansrijk werk zo soepel mogelijk te kunnen maken. Daarom hebben werkgevers in Noodpakket 2.0 (Kamerbrief 20 mei j.l.) een inspanningsverplichting gekregen om hun werknemers te stimuleren om aan bij- en omscholing te doen wanneer zij een beroep doen op de NOW. Ter ondersteuning daarvan start het kabinet deze zomer met het crisispakket NL Leert Door.2 Het pakket bestaat uit ontwikkeladviezen, online scholing en een campagne om het pakket gericht onder de aandacht te brengen. Voor dit pakket wordt een bedrag van € 50 miljoen beschikbaar gesteld. Dit komt bovenop de vele initiatieven van private partijen om in deze crisistijd te investeren in scholing en ontwikkeling. Het beperken van de economische schade die deze crisis veroorzaakt, is namelijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid en samenleving.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35473-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.