35 470 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2019

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 juni 2020

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het Jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken 2019 (Kamerstuk 35 470 V, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2020.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

Adjunct-griffier van de commissie, Konings

1

Hoeveel is er in 2019 totaal uitgegeven aan de «bevordering van mensenrechten»? Is er hierbij ook geld gegaan naar activiteiten die in Nederland of andere OESO-landen plaatsvinden – anders dan voor daar gevestigde internationale organisaties? Zo ja, hoeveel?

Antwoord

In 2019 is op het mensenrechtenfonds een bedrag van EUR 55,5 miljoen uitgegeven. Hiervan is EUR 4,8 miljoen naar OESO-landen gegaan (9%). De helft hiervan is naar internationaal werkende organisaties gegaan, de andere EUR 2,4 miljoen was bestemd voor programma’s ter versterking van de rechtsstaat in landen zoals Turkije en Wit-Rusland of voor ondersteuning van Nederlands beleid vanuit de Permanente Vertegenwoordiging in Genève (bijvoorbeeld ten behoeve van de door Nederland georganiseerde Istanboel Proces Conference over religieuze tolerantie). Organisaties die vanuit Nederland worden ondersteund zijn niet in deze percentages opgenomen, want deze organisaties werken per definitie internationaal.

2

In welke landen hebben in 2019 activiteiten plaatsgevonden in het kader van de «bevordering van mensenrechten»? Kunt u per land aangegeven hoeveel geld hiermee gemoeid was?

Antwoord

Op dit moment wordt de jaarlijkse mensenrechtenrapportage afgerond. In deze rapportage zal een compleet overzicht staan van de activiteiten per land en welke bedragen daarmee gemoeid zijn. Deze rapportage gaat u op korte termijn toe.

3

Kunt u toelichten waarom in artikel 2.4 uitbreiding van het postennet en veiligheidsinvesteringen in het apparaat ten koste gaan van beleidsuitgaven/programma-uitgaven in plaats van een herschikking of uitbreiding van de apparaatsuitgaven?

Antwoord

Na de ontvlechting van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) in 2018 is het (reeds bestaande) budget voor de beveiligingsinzet op hoog-risico posten door de Brigade Speciale Beveiliging (BSB) op artikel 2.4 geplaatst. Dit is zodoende niet ten koste gegaan van beleidsuitgaven/programma-uitgaven.

4

In welke landen liepen er in 2019 projecten voor «veiligheid voor mensen» uit het Stabiliteitsfonds? Hoeveel was daar per land mee gemoeid?

Antwoord

De onderstaande tabel geeft de uitgaven uit het Stabiliteitsfonds in 2019 weer per land voor activiteiten die bijdragen aan het doel «veiligheid voor mensen».

Land

Bijdrage in EUR

Afghanistan

16.212.656

Albanië

332.380

Colombia

252.007

Democratische Republiek Congo

332.003

Egypte

10.488

Irak

2.481.924

Jemen

233.671

Jordanië

229.282

Kameroen

173.671

Kosovo

96.226

Libanon

911.586

Libië

390.494

Mali

1.320.805

Marokko

120.612

Niger

173.671

Nigeria

1.753.671

Oekraïne

205.359

Palestijnse Gebieden

77.890

Soedan

18.336

Somalië

465.014

Syrië

931.144

Tsjaad

173.671

Tunesië

304.152

Zuid-Soedan

780.370

Wereldwijd

3.581.029

Onder Wereldwijd vallen activiteiten die gericht zijn op een bepaald land, maar een regionale of wereldwijde focus hebben.

5

Hoe kan het dat er in 2019 1,9 miljoen euro meer dan begroot is uitgegeven aan «programma ondersteuning buitenlands beleid»?

Antwoord

Gezien de hoge noden en bijkomende kwetsbaarheid van Jezidi-ontheemden is in 2019 besloten om vanuit het Programma Ondersteuning Buitenlandbeleid (POBB) een additionele bijdragen te leveren aan projecten voor Jezidi’s in ontheemdenkampen in het noorden van Irak. Deze inzet ondersteunt de documentatie van oorlogsmisdaden en geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun (MHPSS). Het betreft een drietal projecten met een totale waarde van EUR 1.973.342.

6

Bij welke ambassades en consulaten zijn diplomaten primair bezig met ontwikkelingssamenwerking? Om hoeveel diplomaten gaat het bij ieder van deze ambassades en consulaten en welk aandeel van het totale aantal diplomaten (attachés van andere ministeries niet meegeteld) op deze post vormen zij?

Antwoord

Medewerkers op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking (OS) zijn te vinden in grote delen van het postennet. Een aanzienlijk deel van hen is werkzaam op posten in de focuslanden en -regio’s. Een ander deel is nog werkzaam in landen waar we de OS-relatie afbouwen. Diplomaten belast met ontwikkelingssamenwerking zijn ook werkzaam bij Permanente Vertegenwoordigingen bij de Verenigde Naties (o.a. New York, Rome, Genève) en de Europese Unie, of bij kiesgroepkantoren van Internationale Financiële Instellingen. Of ze zijn bij deze instellingen gedetacheerd. Maar ook op de ambassades in EU-lidstaten en andere landen die lid zijn van de OESO/DAC werken diplomaten een deel van hun tijd aan Ontwikkelingssamenwerking.

De administratie van de formatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gestoeld op een Rijksbreed ontwikkelde systematiek: het Functie Gebouw Rijk (FGR). Met het FGR worden functies ingedeeld in families (beleid, beheer, ondersteuning, etc). In de beschrijving van de functies komt het beleidsterrein niet naar voren. Daarnaast werken veel posten op een ontschotte en geïntegreerde wijze, hetgeen betekent dat een groot deel van de uitgezonden medewerkers op een post een combi-functie van verschillende beleidsterreinen uitoefent (bv zowel ontwikkelingssamenwerking als handelsdossiers; zowel veiligheid als ontwikkelingssamenwerking)t alles leidt ertoe dat geen exacte inzage kan worden gegeven in het aantal fte’s dat actief is op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

7

Hoeveel is er in 2019 totaal uitgegeven aan Early Warning/Early Action-beleid?

Antwoord

Early Warning/Early Action (EWEA) wordt middels een multidisciplinaire en interdepartementale aanpak vormgegeven. Deze aanpak wordt gecoördineerd door het ministerie, maar niet centraal gefinancierd. Soms gaat het hierbij om kleinschalige mediation activiteiten of bredere diplomatieke inspanningen (ook in VN of EU-kader), maar het kan ook gaan om conflictsensitieve aspecten die worden meegewogen en/of geadresseerd in langduriger ontwikkelingssamenwerking. Hieraan kan geen direct prijskaartje worden gehangen; een totaalsom van de complete Nederlandse inzet op Early Warning/Early Action is dan ook niet te geven. In 2019 bedroegen de uitgaven van het Stabiliteitsfonds aan activiteiten specifiek geoormerkt als EWEA EUR 2,4 miljoen.

8

Hoeveel keren heeft u het afgelopen jaar een afspraak gehad met de Minister van Buitenlandse Zaken van Malta?

Antwoord

Van 8 tot en met 9 januari 2019 bracht ik een werkbezoek aan Malta waar een ontmoeting met toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken, Carmelo Abela, heeft plaatsgevonden. Eveneens heb ik enkele keren en marge van Europese Raden gesprekken gevoerd met de Minister van Buitenlandse Zaken van Malta. Daarnaast was de nieuwe Minister van Buitenlandse Zaken van Malta, Evarist Bartolo, voornemens in mei jl. een bezoek te brengen aan Nederland. Door de COVID-19 pandemie is dit echter een telefonisch onderhoud geweest.

9

Hoeveel keren heeft de EU-paspoortenhandel van Malta op de agenda gestaan in een EU-overleg waar u aanwezig was?

Antwoord

Paspoort-regelingen van EU lidstaten heeft het afgelopen jaar niet op de agenda gestaan van EU Ministeriële bijeenkomsten waar ik aan deelnam. De Europese Commissie heeft naar aanleiding van haar rapport over Investor Citizenship and Residence Schemes, van 23 januari 2019, aangegeven dat zij de toetsing op gevaar van (nationale) veiligheid en openbare orde bij investeerdersregelingen zou monitoren. De Europese Commissie heeft bovendien een Group of Member States Experts on Investor Citizenship and Residence Schemes in het leven geroepen, die betrokken is bij het opstellen van een gezamenlijke, juridisch niet-bindende, set van veiligheidschecks om risico’s op het gebied van veiligheid, witwassen en corruptie tegen te gaan. Nederland heeft een expert afgevaardigd naar expertbijeenkomsten op 5 april, 8 juli, 2 oktober en op 11 december 2019. Openbaarmaking van de aanbevelingen van deze groep is, mede vanwege COVID-19, naar de tweede helft van dit jaar verschoven. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor een dialoog – bij voorkeur op EU-niveau – over genoemde regelingen.

10

Wordt het toetsingsmechanisme voor ongewenste kennisoverdracht via universiteiten inmiddels in de praktijk gebracht, en levert dit het gewenste resultaat?

Antwoord op vraag 10 en 11

Het verscherpt toezicht is erop gericht de universiteiten te ondersteunen om te voorkomen dat de verboden in de EU-Iran sanctieverordening (267/2012) worden overtreden en er ongewenste kennisoverdracht plaatsvindt. In deze verordening staan verboden op de overdracht van specifieke omschreven technologie en/of goederen die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het Iraanse ballistische raketprogramma en het verlenen van technische bijstand met betrekking tot deze technologie en/of goederen voor gebruik in Iran. Nadat de nodige processen zijn ingericht en opgesteld, is de Taskforce van start gegaan met de toetsing. In de praktijk heeft dit betekend dat ruim 400 ontheffingsaanvragen van studenten en onderzoekers van vier universiteiten zijn getoetst om in te schatten of er een risico bestaat op overtreding van de EU Iran-sanctieverordening. Uit deze toetsing is gebleken dat van de ruim 400 getoetste studenten en onderzoekers een tiental gevallen naar voren is gekomen die op basis van hun kennis en/of netwerk een mogelijk risico vormen voor wat betreft ongewenste (bedoelde of onbedoelde) kennisoverdracht ten gunste van het Iraanse ballistische raketprogramma. Per individu is het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ondersteund door de Taskforce hierover in gesprek met de desbetreffende universiteiten, die immers verantwoordelijk zijn om passende maatregelen te nemen om binnen hun instelling overtreding van de verboden in de verordening te voorkomen. De universiteiten geven hier in overleg met de Taskforce en in het bijzonder het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opvolging aan. Zie ook de brief aan uw Kamer in december 2019 (Kamerstuk 30 821, nr. 100).

11

Is er in 2019 sprake geweest van ongewenste kennisoverdracht ten gunste van het Iraanse ballistische raketprogramma via Nederlandse universiteiten?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 10

12

Waaraan is de 24 miljoen euro besteed die het kabinet, met steun van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft vrijgemaakt voor technische ondersteuning aan Aruba en Curaçao? Hoe heeft het bijgedragen aan de crisisbeheersing in relatie tot de problematiek in Venezuela?

Antwoord

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 23 maart jl. in antwoord op vragen die zijn gesteld naar aanleiding van het IPKO (Kamerstuk 33 845, nr. 41) de Tweede Kamer reeds geïnformeerd over de voorgenomen besteding van de EUR 23,8 miljoen, hetgeen deels geoormerkt is voor de respons op de bijstandsverzoeken van Aruba en Curaçao en deels voor maatregelen in het kader van crisisbeheersing in de regio. De crisisbeheersing is breder dan de Venezuela-problematiek. De ramp die zich na de orkanen Irma en Maria heeft voltrokken in het Caribisch gebied, heeft laten zien dat het van belang is dat het Koninkrijk voorbereid is op diverse crisisscenario’s. Vandaar dat hier middelen voor zijn uitgetrokken.

13

Wat heeft Nederland bereikt met haar inzet op mensenrechten in China, bijvoorbeeld door de bilaterale dialoog, maar ook door het aan de orde stellen van mensenrechtenschendingen in VN-fora? Welke rol heeft de EU daar als blok in kunnen spelen?

Antwoord

Minister-President Rutte heeft op 29 mei 2019 de mensenrechten van de Oeigoeren opgebracht in zijn gesprek met de Chinese vicepresident Wang Qishan. In gesprek met Minister Wang Yi van Buitenlandse Zaken op 19 juni 2019 heeft Minister Blok de mensenrechtensituatie in China aangekaart met specifieke aandacht voor de situatie van religieuze minderheden in Xinjiang en Tibet. Op 5 november 2019 voerde Minister Kaag in Shanghai een gesprek met de Chinese assistent-minister voor Handel Ren Hongbin. In dit gesprek uitte Minister Kaag de zorgen van het kabinet over het gebruik van technologie voor de surveillance van met name etnische en/of religieuze minderheden.

In juli 2019 stuurden 22 landen, waaronder Nederland, een brief over Xinjiang aan de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN. Het aantal landen dat deze brief steunt is opgelopen tot 24. In oktober 2019 steunde Nederland een gezamenlijke verklaring over Xinjiang van 23 landen in de Derde Commissie van de AVVN. Mede dankzij deze inzet was er in 2019, in vergelijking met voorgaande jaren, sprake van een aanzienlijke toename in het aantal landen dat zich collectief uitsprak over de mensenrechtensituatie in China. De laatste keer dat dit gebeurde was in 2016. Het betrof toen een verklaring over onder andere mensenrechtenactivisten en advocaten die werd gesteund door 12 landen. Naast de bovengenoemde brief en gezamenlijke verklaring spreekt de EU tijdens elke zitting van de VN-Mensenrechtenraad zorgen uit over de bredere mensenrechtensituatie in China. Dit gebeurt onder agenda-item 4 waar de ernstigste landensituaties worden besproken. De EU onderhoudt verder een jaarlijkse bilaterale mensenrechtendialoog met China, waarin alle zorgpunten in detail aan bod komen.

De Chinese autoriteiten hechten sterk aan een positief internationaal imago van China. Het is daarom aannemelijk dat kritische interventies door de internationale gemeenschap op zijn minst leiden tot het Chinees besef dat mensenrechtenschendingen niet onweersproken blijven. Specifiek wat Xinjiang betreft, heeft de druk van Nederland, de EU en andere gelijkgezinde landen er in ieder geval voor gezorgd dat China zich aangespoord voelt om zich te verantwoorden.

14

Op welke wijze maakt de versterking van het postennet het binnen de EU «mede mogelijk om de Nederlandse ambassades in de EU-landen op meer structurele wijze in te zetten bij coalitievorming»? Kunt u in cijfers van personele bezetting uitdrukken hoe en waar het postennet binnen de EU versterkt is?

Antwoord

Door de versterking van het postennet kan op een meer gestructureerde wijze gewerkt worden aan het vormen van coalities in de EU per lidstaat op thema’s. Zo wordt posten gevraagd op specifieke thema’s te rapporteren, de Nederlandse standpunten toe te lichten en indien mogelijk steun te genereren voor de Nederlandse positie in de EU. Concreet is sinds 2020 een opdracht aan het postennet hieromtrent verstrekt via de interne planning en control cyclus van het ministerie (de zogenaamde jaarplancyclus). De versterking van de Nederlandse ambassades in de lidstaten van de EU vond plaats langs de lijnen zoals eerder aan de Tweede Kamer werd medegedeeld (Kamerstuk 32 734, nrs. 31 en 32).

De posten gelegen in de EU en het VK zijn per peildatum 1 mei 2020 met 25 functies versterkt. De tabel geeft aan welke posten zijn versterkt en met hoeveel fte.

Op dit moment wordt nog gewerkt aan de uitbreiding van het postennet, waardoor de functies in onderstaand overzicht nog niet volledig overeen komen met de functies gemeld in de kamerbrieven over de uitbreiding en versterking van het postennet uit 2018 (Kamerstuk 32 734, nrs. 31 en 32). De uitbreiding van sommige functies vindt in 2020 of 2021 plaats.

EU Landen

Post

Bezetting per peildatum 1 mei 2020

Griekenland

Athene

1 fte

Duitsland

Berlijn

1 fte

Hongarije

Boedapest

1 fte

Roemenië

Boekarest

1 fte

België

Brussel

1 fte

Brussel EDEO

2 fte's

Brussel PV EU

4 fte's

Brussel NAVO

1 fte

Ierland

Dublin

1 fte

VK (geen EU-lid meer)

Londen

2 fte's

Spanje

Madrid

2 fte's

Estland

Tallinn

1 fte

Frankrijk

Parijs

4 fte's

Litouwen

Vilnius

1 fte

Oostenrijk

Wenen

1 fte

Kroatië

Zagreb

1 fte

 

TOTAAL

25 fte's

15

Kunt u in getallen uitgesplitst per post uitdrukken hoe in West-Afrika/Sahel, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika de capaciteit van het Nederlandse diplomatieke netwerk is versterkt?

Antwoord

De posten gelegen in West-Afrika/Sahel en de Hoorn van Afrika zijn per peildatum 1 mei 2020 versterkt met 27 functies. Aan de posten gelegen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn per peildatum 1 mei 2020 46 functies toegevoegd. De tabel geeft weer welke posten gelegen in West-Afrika/Sahel, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn versterkt en met hoeveel fte.

Op dit moment wordt nog gewerkt aan de uitbreiding van het postennet, waardoor de functies in onderstaand overzicht niet volledig overeen komen met de functies gemeld in de Kamerbrieven over de uitbreiding en versterking van het postennet uit 2018 (Kamerstuk 32 734, nrs. 31 en 32). De uitbreiding van sommige functies vindt in 2020 of 2021 plaats.

Landen: West-Afrika/Sahel en Hoorn van Afrika

Post

Versterking per 1 mei 2020

Burkina Faso

Ouagadougou

2 fte’s

Ethiopië

Addis Abeba

6 fte’s

Kenia (en Somalië)

Nairobi

6 fte’s

Mali

Bamako

4 fte’s

Nigeria

Abuja

1 fte

Senegal

Dakar

2 fte’s

Sudan

Khartoum

3 fte’s

Uganda

Kampala

3 fte’s

Landen: Midden-Oosten en Noord-Afrika

Post

Versterking per 1 mei 2020

Marokko

Rabat

3 fte’s

Algerije

Algiers

3 fte’s

Tunesië

Tunis

9 fte’s

Libië

Tripoli

2 fte’s

Egypte

Cairo

3 fte’s

Irak

Bagdad

5 fte’s

Libanon

Beiroet

6 fte’s

Jordanië

Amman

12 fte’s

Saoedi-Arabië

Rivadh

1 fte

Jemen

Sana’a

2 fte’s

16

De irreguliere aankomsten van migranten in Europa zijn in 2019 met 12% gedaald; in hoeverre heeft de Nederlandse inzet ten aanzien van mensenhandel en -smokkel, bijvoorbeeld door bij te dragen aan een verbetering van de wetgeving op dat vlak in West-Afrika, daaraan bijgedragen?

Antwoord

De directe bijdrage van de Nederlandse inzet aan de daling van het aantal irreguliere aankomsten in Europe is niet te kwantificeren. Echter, de stijging van het aantal gerechtelijke onderzoeken en rechtszaken tegen mensensmokkelaars en -handelaren wijst erop dat deze inzet effect heeft. Via het door Nederland gefinancierde programma PROMIS, uitgevoerd door het VN Bureau voor Drugs en Criminaliteit (UNODC) in West-Afrika, zijn twee Nigeriaanse aanklagers in Italië en Spanje gestationeerd. De concrete resultaten van deze uitwisselingen tussen Nigeria en Europa zijn (eind februari 2020) 40 lopende zaken op het gebied van mensenhandel, smokkel en gerelateerde misdrijven, en nog eens 30 verzoeken om samenwerking die via de aanklagers zijn gedaan. Daarnaast hebben de landen Ivoorkust, Mali, Senegal en Gambia via dit programma ondersteuning gekregen bij het opstellen van wetgeving op het gebied van mensenhandel en mensensmokkel. In Ivoorkust zijn deze wetten in 2018 aangenomen. In de andere landen is de wetgeving in verschillende stadia van het goedkeuringsproces.

Om te voorkomen dat mensen slachtoffer worden van mensenhandel, financiert Nederland ook bewustwordingscampagnes. Deze zijn gericht het verstrekken van betrouwbare informatie over de risico’s van irreguliere migratie, inclusief het risico op mensenhandel, en mogelijkheden van legale migratie en kansen in het eigen land. Uit studies blijkt dat deze campagnes kunnen bijdragen aan het voorkomen van irreguliere migratie.

Ook het VN sanctieregime tegen mensenhandelaren in Libië heeft een afschrikkende rol gespeeld. Zoals bekend speelde Nederlandse een leidende rol (tijdens ons lidmaatschap van de VN-veiligheidsraad in 2018) bij de totstandkoming van dit sanctieregime.

17

Er wordt genoemd dat er binnen de NAVO ingezet moet worden op een versterking van de politieke dimensie, wat houdt dit precies in en wat is daarbij het doel van de Nederlandse overheid?

Antwoord

Versterking van de politieke dimensie van de NAVO betekent een versterking van de NAVO als het forum waar bondgenoten elkaar consulteren en informeren over ontwikkelingen en/of (voorgenomen) handelingen die de veiligheid van een of meerdere bondgenoten kan raken (bv vraagstukken mbt Cyber, spionage, terrorisme, hybride dreigingen, ongewenste buitenlandse inmenging, wapenbeheersing, non-proliferatie). Nederland ondersteunt dit proces van harte. Nederland is van mening dat een versterking van de politieke dimensie leidt tot een versterking van onderlinge cohesie en solidariteit en daarmee tot een versterking van het bondgenootschap.

18

Voor welke evenwichtige benadering heeft Nederland precies in de NAVO ten aanzien van China gezorgd?

Antwoord

Nederland stelt zich bewust op als pleitbezorger voor een zo evenwichtig mogelijke NAVO-opstelling ten opzichte van China. Nederland zet zich in voor NAVO-samenwerking op China die bijdraagt bij aan kennis van en inzicht in Chinese militaire ontwikkelingen, mogelijke kwetsbaarheden en gepaste tegenmaatregelen. Naast oog voor dreigingen en tegenmaatregelen moet er ook worden gekeken naar het versterken van wederzijds vertrouwen en samenwerking.

19

Hoe worden de veiligheidsgevolgen van de opwarming in het Arctisch gebied besproken in de NAVO?

Antwoord

NAVO-bondgenoten hebben sinds de oprichting van het bondgenootschap aandacht voor de veiligheidssituatie in de Arctische regio, met het oog op het zogeheten «360 graden dreigingsbeeld». In 2014 is in Wales het Readiness Action Plan (RAP) aangenomen, dat maatregelen omvat om snel, flexibel en slagvaardig te reageren op dreigingen aan de flanken van het NAVO-verdragsgebied. Hoewel de NAVO zich op korte termijn primair zal richten op de oost- en zuidflank van het verdragsgebied, zal het RAP het bondgenootschap ook in staat moeten stellen snel te reageren op dreigingen aan álle flanken van het verdragsgebied. De NAVO volgt daarom ontwikkelingen in het Arctisch gebied, zoals Russische militaire activiteiten. Momenteel is er geen specifieke veiligheidsdreiging vanuit het Arctisch gebied, maar mocht deze veiligheidssituatie wijzigen en een reactie van de NAVO noodzakelijk zijn, dan zijn de NAR (Noord-Atlantische Raad) en het MC (Militair Comité) de fora waar deze situatie besproken wordt en indien noodzakelijk besluiten over passende maatregelen worden genomen.

20

Bij welke initiatieven van het Planetary Security Initiative is Nederland betrokken?

Antwoord

Nederland ondersteunt het Planetary Security Initiative sinds de start ervan en is bijvoorbeeld nauw betrokken geweest bij de Planetary Security Conferenties die in Den Haag zijn georganiseerd. Inmiddels is het initiatief een nieuwe fase ingegaan. Het Planetary Security Initiative blijft internationaal politieke en maatschappelijke aandacht vragen voor een actiegerichte klimaat-veiligheid agenda. Daartoe zorgt het onder andere voor voorzetting van het Planetary Security kennisnetwerk. Ook ondersteunt het initiatief in deze fase actoren in de MENA regio die met klimaat gerelateerde veiligheidsrisico’s geconfronteerd worden door het aanbieden van handelingsperspectief en kennis, waaronder bijvoorbeeld de opbouw van journalistieke capaciteit op dit thema. Nederland is actief bij deze activiteiten betrokken, onder andere via financiële steun en kennisuitwisseling.

21

Welke relevante spelers spannen zich naast Nederland in om de veiligheidsgevolgen van de opwarming in het Arctisch gebied aan de orde te stellen?

Antwoord

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 5 juli jl. (Kamerstuk 35 000 V, nr. 82) met de actualisering van het veiligheidsdeel van de Polaire Strategie kunnen de veiligheidsgevolgen van klimaatopwarming in het Arctisch gebied worden opgedeeld in politiek-militaire, economische en ecologische veiligheidsaspecten. Deze drie groepen kunnen niet los van elkaar worden beschouwd.

De Arctische landen zelf hebben er, mede met het oog op wensen tot economische ontwikkeling en ecologische bescherming van het gebied, een zeer groot belang bij dat de Noordpool een vreedzaam, stabiel en «low-tension» gebied blijft, waar samenwerking centraal staat. De Arctische Raad vormt een belangrijk forum voor dialoog en samenwerking. De gevolgen van de opwarming van het Arctisch gebied komen hier aan de orde.

Meerdere landen – Arctisch en niet-Arctisch – maken de politiek-militaire veiligheidsthema’s in bredere context bespreekbaar. Van de Arctische landen zijn dit onder andere de Verenigde Staten en Noorwegen. Van de niet-Arctische landen zijn dit, naast Nederland, met name het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Op 19 juli jl. heeft het European Political Strategy Centre, de denktank van de Europese Commissie, een paper uitgebracht met het advies het EU Arctisch beleid te actualiseren waarbij ook aandacht dient uit te gaan naar geopolitieke en veiligheidsontwikkelingen en het aan de orde stellen daarvan.

22

Wat is de voortgang van de implementatie van het diplomatieke spoor van de European-led Maritime Awareness in the Strait of Hormuz-missie (EMASOH)?

Antwoord

Per Kamerbrief van 13 februari 2020 (Kamerstuk 29 521, nr. 400), is uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van het diplomatieke spoor van EMASoH. Het diplomatieke spoor van de missie is gericht op het identificeren van manieren om het onderlinge vertrouwen in de regio ten aanzien van maritieme veiligheid te versterken. Een dialoog met de verschillende actoren maakt hier onderdeel van uit. Zoals vermeld in het verslag Raad Buitenlandse Zaken van 17 februari 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2118) is op initiatief van Nederland de Nederlandse ambassadeur Jeannette Seppen aangesteld als Senior Civilian Representative (SCR) voor EMASoH. De belangrijkste taken van de SCR zijn: het vergroten van het draagvlak voor de missie in de regio te vergroten en, in nauwe samenwerking met partners, de verschillende visies en behoeften ten aanzien van maritieme veiligheid in de regio in kaart te brengen om zo op zoek te gaan naar vertrouwenwekkende maatregelen teneinde een regionale dialoog te faciliteren. SCR Seppen vergezelde de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens zijn reis naar de Golfregio, waarmee de start van haar werkzaamheden gemarkeerd is. Het verslag van deze reis heb ik u per Kamerbrief d.d. 4 maart 2020 doen toekomen (Kamerstukken 32 623 en 32 735, nr. 296). Hoewel belangrijke stappen zijn gezet op het diplomatieke spoor van EMASoH, heeft de uitbraak van COVID-19 implicaties t.a.v. initiatieven en consultaties in de regio. Momenteel vinden veelvuldig consultaties (op werkniveau) plaats met de EMASoH landen, waarin onderwerpen als strategische communicatie naar de regio aan bod komen.

Tevens was Nederland op 3 juni 2020 gastheer van een virtuele hoogambtelijke «Political-Military Contact Group (sturingsorgaan van de missie)»» bijeenkomst, waarin het diplomatieke spoor van de missie besproken is.

23

Hoe gaat de intensievere klimaatsamenwerking tussen de EU en de Arabische Liga vormgegeven worden?

Antwoord

Klimaat blijft een belangrijk onderwerp in de samenwerking tussen de EU en Arabische Liga. Nederland heeft bij de EU gepleit om dit onderwerp hoog op de agenda te krijgen. Volgend jaar vindt, naar alle waarschijnlijkheid, een top tussen de EU en de Arabische Liga plaats. De EU zal ook hier aandacht blijven vragen voor het belang van klimaatsamenwerking met deze regio. In de in EU Raadsconclusies van februari jl. over EU klimaatdiplomatie is overeengekomen dat de EU in de dialoog met derde landen het verhogen van klimaatinzet en -ambities zal benadrukken. De EU heeft met de Green Deal een duidelijke koers ingezet en dat biedt goede aanleiding om met andere regio’s en entiteiten, waaronder de Arabische Liga, hierover het gesprek aan te gaan.

24

Welke concrete acties vloeien er voort uit de door Duitsland en Frankrijk geleide Alliantie voor Multilateralisme waar Nederland zich bij heeft aangesloten?

Antwoord

De door Duitsland en Frankrijk geleide Alliantie voor Multilateralisme is een informeel netwerk van Ministers van Buitenlandse Zaken van meer dan zestig landen die waarde hechten aan een effectieve multilaterale aanpak van wereldwijde problemen. De Alliantie kwam op 16 april jl. virtueel bijeen om te spreken over de multilaterale aanpak van de COVID-19 crisis. Daarover is ook een gezamenlijke verklaring uitgegeven (zie link). Het biedt tevens een nuttig platform om bredere steun van landen te verwerven voor specifieke initiatieven, zoals de «Paris call for action on cyberspace» en het «Information and democracy initiative». Er worden door Duitsland en Frankrijk ook alliantie bijeenkomsten over specifieke thema’s georganiseerd, zoals een bijeenkomst over cyber security tijdens het Paris Peace Forum van november jl. en een bijeenkomst over versterking van internationaal humanitair recht en marge van de VN Mensenrechtenraad bijeenkomst in februari jl., waaraan door Nederland werd deelgenomen.

https://www.auswaertiges-amt.de/en/newsroom/news/alliance-multilateralism-covid19/2333394

25

Nederland heeft zich ingespannen om samenwerking tussen VN, Internationale Financiële Instellingen en de EU en andere ontwikkelingspartners te verbeteren; hoe heeft deze inspanning vorm gekregen en hoe heeft dat bijgedragen aan een verbetering van de samenwerking tussen voorgenoemde instellingen?

Antwoord

Nederland zet zich inderdaad breed in voor de verbetering van de samenwerking tussen deze partijen. Een van de prioritaire gebieden voor versterkte samenwerking tussen de VN en Internationale Financiële Instellingen betreft vredesopbouw en conflictpreventie. Het mede door Nederland ondersteunde gezamenlijke «Pathways for Peace» rapport van de VN en Wereldbank heeft in 2019 concrete opvolging gekregen in versterkte samenwerking in een aantal landen. In 2019 is er ook voortgebouwd op de in voorgaande jaren reeds geïntensiveerde samenwerking tussen EU, VN en Wereldbank bij het uitvoeren van gezamenlijke analyses voor vredesopbouw en crisisherstel. Meer in het algemeen steunt Nederland initiatieven voor verbetering van coördinatie op landenniveau die VN, Wereldbank en EU in staat moeten stellen beter samen te werken. Nederland steunt daartoe, ook financieel, de hervorming van VN-landenteams, die betere strategische samenwerking met partners mogelijk moet maken.

Nederland zet zich consequent in voor een zo goed mogelijke samenwerking en coördinatie tussen IFI’s onderling; zij moeten opereren als systeem en elkaar aanvullen, gebruikmakend van elkaars specifieke meerwaarde.

Ook benadrukt Nederland doorlopend het belang van dwarsdoorsnijdende thema’s als de mensenrechtenbenadering, dat wil zeggen, dat genoemde instellingen hun inspanningen toespitsen op het bereiken van de meest gemarginaliseerde groepen, en opkomen voor hun rechten. Inzet is dit een verbindende factor tussen de instellingen te laten zijn.

Ten slotte ziet het kabinet een belangrijke rol voor Europese Unie en Commissie als aanjagers en hoeders van het multilaterale systeem en draagt deze boodschap onder meer uit in de Raad Buitenlandse Zaken en Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking.

26

Welke kwesties waarover verschillen bestaan heeft Nederland met de Verenigde Staten gesproken?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 27

27

Op welke punten van gedeelde belangen is de samenwerking met de Verenigde Staten verdiept?

Antwoord vraag 26 en 27

Nederland heeft de samenwerking met de Verenigde Staten (VS) verdiept op het gebied van veiligheid, bijvoorbeeld op de terreinen van cyber of het tegengaan van hybride dreigingen of veiligheid in het Caribisch gebied. Ook de defensiesamenwerking is in 2019 geïntensiveerd, op het terrein van materieelsamenwerking, inlichtingendeling en space. De samenwerking met de VS ten aanzien van Venezuela is verdiept.

De wederzijdse handel en investeringen tussen NL en VS zijn verder toegenomen. Nederland spande zich daarvoor in door o.a. CEO roundtables tussen Nederland en de VS te organiseren. Ook vonden in 2019 meerdere handelsmissies plaats naar de VS, waaronder één onder leiding van Minister-President Rutte naar Boston, samen met 87 bedrijven. De intensieve samenwerking om de Global Entrepreneurship Summit (GES) 2019 te realiseren heeft geleid tot een verdere versterking van de politieke, ambtelijke en economische contacten tussen Nederland en de VS. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft wereldwijd geprofiteerd van de GES met nieuwe kansen, contacten en deals over de hele wereld. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt onder meer via het postennet contact met GES-deelnemers voor verdere opvolging van mogelijke deals en contacten.

Ook op cultuur en gedeelde normen en waarden heeft Nederland het partnerschap met de VS verdiept, o.a. door de gezamenlijke herdenking en viering van de bevrijding van Nederland en 75 jaar vrijheid en door nauwe samenwerking ter bevordering van mensenrechten, bijv. m.b.t. vrijheid van religie en levensovertuiging en de positie van de Oeigoeren in Xinjiang. Tegen de achtergrond van de sterke, eeuwenoude band met de VS heeft Nederland tevens met de VS gesproken over deelterreinen waarop Nederland en de VS van inzicht verschillen, zoals de posities van de VS m.b.t. handelspolitiek, Iran en het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA), het Internationaal Strafhof (ICC) en gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR).

28

Hoe apprecieert het kabinet de invloed van Rusland op het gebied van energie, zoals met de pijpleidingen Nord Stream 2 en Turkish Stream, specifiek voor de stabiliteit van Oekraïne?

Antwoord

In algemene zin geldt dat Oekraïne het afgelopen decennium aanzienlijk minder afhankelijk is geworden van geïmporteerd (Russisch) gas. De totale Oekraïense gasconsumptie is in die periode namelijk met ongeveer de helft afgenomen, Oekraïne is begonnen met LNG-import via Polen en verder beschikt het land over eigen gasproductie, waardoor men op het moment voorziet in de helft tot twee derde van de eigen gasconsumptie1.

Ook is Oekraïne weer verzekerd van inkomsten uit gastransit door een nieuwe overeenkomst tussen Gazprom en Naftogaz die, mede dankzij EU-inzet, afgelopen december werd bereikt voor een periode van vijf jaar met de optie tot verlenging met nog tien jaar. Dit is een positieve ontwikkeling geweest, zowel voor Russische gasleveringen aan de EU, als vanwege de al genoemde inkomsten uit gastransit. Kortom: het kabinet heeft ook wat betreft het gasdossier veel oog voor de stabiliteit van Oekraïne en draagt daar vooral in EU-verband actief aan bij.

29

Op welke terreinen ziet het kabinet ruimte voor (nieuwe) dialoog en pragmatische samenwerking met Rusland?

Antwoord:

Zoals vermeld in zijn reactie op de motie van de leden Stoffer en Verhoeven (Kamerstuk 33 694, nr. 37) zet het kabinet ook de komende jaren op diverse terreinen in op dialoog en functionele samenwerking met Rusland (Kamerstuk 35 373, nr. 1). Op het gebied van veiligheid gaat het bijvoorbeeld om het leveren van een bijdragen aan wapenbeheersing, militaire de-escalatie en het voorkomen van incidenten. Op economisch terrein doen dialoog en selectieve samenwerking recht aan de nauwe verwevenheid met Rusland, bijvoorbeeld op het terrein van energie. Tot slot is dialoog van belang om grensoverschrijdende uitdagingen aan te pakken, zoals klimaatverandering. Daarbij onderstreept het kabinet ook het belang van «people to people»-contacten, immers, de relaties met Rusland zijn niet alleen een zaak van de beide nationale overheden.

30

Er is 100.000 euro extra beschikbaar gesteld voor de preventie en bestrijding van huwelijksdwang en achterlating naar aanleiding van het amendement van het lid Koopmans c.s. (Kamerstuk 35 300 V, nr. 11). Hoe wordt dit geld besteed?

Antwoord

Met het amendement (onderdeel van de ontwerpbegroting 2020) zal het mogelijk zijn om flexibele ondersteuning te bieden in die landen waar dat nodig is, ter bestrijding van uithuwelijking en achterlating van Nederlanders, via een intensivering van de inzet van het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA). De middelen zullen besteed worden ten behoeve van het LKHA. De bijdrage zal besteed worden aan preventie, financiering van een noodfonds om hulp te bieden aan slachtoffers en kennis- en expertiseopbouw in binnen-en buitenland.

31

Hoe vaak en waarheen zijn ambtenaren met een mobiel aanvraagstation voor paspoorten of ID-kaarten op pad gegaan?

Antwoord

Nederland zet actief in op «mobiele brigades». Wereldwijd zijn op locatie consulaire spreekuren georganiseerd om paspoortaanvragen in te nemen van Nederlanders in het buitenland. Mobiele apparatuur is het afgelopen jaar bijvoorbeeld ingezet door consulaat-generaal (CG) Sydney in Perth, Brisbane, Melbourne en Adelaide en door ambassade Wellington in Auckland, Christchurch, Tauranga/Rotorua, Hamilton, Napier, Nelson en Invercargill. Ambassade Madrid is afgereisd naar de Balearen, de Canarische eilanden, Benidorm, Barcelona en Málaga en in Frankrijk zijn Bordeaux en Nantes bezocht. In de VS reisden CG San Francisco naar Denver en Phoenix en CG New York ging met mobiele apparatuur naar Boston en Pittsburgh, in Canada zijn Halifax en Winnipeg bezocht. Het CG Sao Paulo bezocht meerdere locaties in Brazilië (Brasilia, Belem, Fortaleza, Recife en Holambra II), ambassade Bangkok in Thailand en Cambodja (Chiang Mai, Phnom Penh, Siem Reap, Pattaya, Phuket) en ambassade Ankara in Turkije (Izmir, Antalya, Gaziantep, Marmaris). Ook is mobiele apparatuur ingezet in onder meer Columbia, India, Italië, de Filipijnen, Mexico, Zweden en Zwitserland. Door de COVID-19 crisis ligt deze dienstverlening stil, maar zodra de situatie het toelaat zullen ambassades en consulaten-generaal weer op locatie consulaire spreekuren organiseren.

32

Welke posten hebben het meest te maken met veiligheidsrisico’s en hoe wordt dit aangepakt?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 33.

33

Welke posten hebben het grootste budget voor beveiliging, absoluut en per medewerker?

Antwoord op vraag 32 en 33

Antwoord

De grotere veiligheidsrisico’s zijn in toenemende mate een probleem voor het postennet. Temeer omdat Nederland in landen als Afghanistan, Irak, Libië, Zuid-Soedan lokale diplomatieke presentie nodig heeft om onze belangen te dienen en geïntegreerd beleid uit te voeren (veiligheid, migratie, handel, ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten).

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken spant zich in om voor alle medewerkers van het Rijk een veilige werkplek te bieden. Dit geschiedt onder andere door ervoor te zorgen dat onze posten op veilige locaties liggen en voldoende fysiek beveiligd zijn. Daarnaast wordt op sommige posten gebruik gemaakt van gepantserd vervoer. Ook krijgen medewerkers die naar een hoog-risicogebied gaan trainingen.

De posten Bagdad, Jakarta, Kaboel en Tripoli hadden in 2019 de hoogste beveiligingskosten. Dit betreft zowel de kosten van statische beveiliging als de kosten van persoonsbeveiliging die wordt verzorgd door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) op de hoog-risicoposten Bagdad, Kaboel en Tripoli. De posten Kaboel en Tripoli kenden de hoogste uitgaven per uitgezonden medewerker op de post.

34

Hoeveel extra medewerkers zijn er op posten geplaatst? Hoeveel vacatures staan er nog open?

Antwoord

In de brief inzake de weging van de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland van 15 december 2019 (Kamerstuk 32 734, nr. 39) bent u op de hoogte gesteld van het aantal functies dat betaald uit de investeringsmiddelen voor het postennet (EUR 40 miljoen) eind 2019 aan de posten was toegevoegd: van de 55,5 beleidsfuncties (uitgezonden medewerkers en lokale staf) die voor 2018 waren voorzien, waren er op dat moment 53,5 bezet. Van de 125 beleidsfuncties die voor de jaren 2019–2021 zijn voorzien, waren er 83,5 bezet. Inmiddels zijn dat er twintig meer (103,5 beleidsfuncties bezet op peildatum 1 mei 2020). Daarnaast zijn aan het postennet 44 ondersteunende functies toegevoegd, waarvan er inmiddels 40,5 zijn bezet.

Het aantal vacatures kan worden gedefinieerd als het verschil tussen de functies die wel zijn aangemeld in het systeem, maar die op de peildatum nog niet waren bezet. Op 1 mei 2020 waren dit 10,5 beleidsfuncties en 1,5 ondersteunende functies (12 stoelen totaal).

35

Worden de migratiemedewerkers op de posten allemaal effectief ingezet bij de terugkeer van migranten of hebben zij ook andere taken? Gelden migratie-onderzoekers ook als migratiewerkers? Zo ja, hoeveel migratiewerkers werken concreet aan terugkeer en het tegengaan van illegale migratie?

Antwoord

Mede naar aanleiding van het AIV-advies «de vertegenwoordiging van Nederland in de wereld» van mei 2017 en het regeerakkoord, is extra personeel op de posten ingezet voor o.a. migratie. Voor een uitgebreid overzicht van de posten die hiervoor zijn versterkt verwijs ik naar de brieven over de uitbreiding en versterking van het Postennet van juli en oktober 2018 (Kamerstuk 32 734, nrs. 31 en 32).

De taken van de migratiemedewerkers worden bepaald door de Integrale Migratieagenda; de uitwerking van de beleidsvoornemens uit het Regeerakkoord. De Nederlandse agenda is veelzijdig en o.a. gericht op grondoorzaken van irreguliere migratie, mensensmokkel en -handel, opvang en bescherming van kwetsbare migranten en vluchtelingen in de regio, het bevorderen van legale migratieroutes en terugkeer maar ook de politieke berichtgeving en consultaties en de Europese onderhandelingen van het migratiebeleid. Niet alleen de migratiemedewerkers houden zich hiermee bezig maar in toenemende mate ook andere diplomaten zoals ambassadeurs, consulair medewerkers, verbindingsofficieren van de Koninklijke Marechaussee, Nationale Politie en immigratie liaison officers van de Immigratie en Naturalisatie Dienst. Als gevolg kan geen exacte inzage worden gegeven in het aantal formatieplaatsen dat op migratie actief is.

36

Vanaf 2019 is de garantie voor de begroting van de Raad van Europa opgesplitst en daardoor deels opgenomen in de begroting van Buitenlandse Zaken, terwijl dat voorheen uit praktische overwegingen uitsluitend was opgenomen in de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Wat was de aanleiding om dit zo te veranderen?

Antwoord

Alhoewel er sprake is van één administratie voor beide begrotingen zijn de uitgaven van de Raad van Europa opgenomen in de BZ begroting onder artikel 3.3. Op aanraden van de Auditdienst Rijk is daarom met ingang van de begroting 2019 ook de garantie inzichtelijk gemaakt en opgenomen in de begroting van BZ om de administratie zo zuiver mogelijk te houden.

37

Hoe vaak en waar hebben ambtenaren processen tegen mensenrechtenverdedigers in het buitenland bijgewoond?

Antwoord

Nederlandse diplomaten en ambassademedewerkers wonen regelmatig rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers bij, waarmee een signaal wordt afgegeven over de legitimiteit van het werk van mensenrechtenverdedigers en over eventuele zorgen over vermoedelijk valse aanklachten of een oneerlijk proces. Het bijwonen van rechtszaken wordt gecoördineerd met diplomatieke vertegenwoordigingen van de EU, de EU lidstaten en andere gelijkgezinde landen, zodat het werk onderling verdeeld kan worden.

In 2.019 jaar woonden Nederlandse ambassademedewerkers rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers bij in onder andere Egypte, Israël, Kenia, Koeweit, Myanmar, Rusland, Rwanda, Tanzania, Thailand en Zimbabwe. In China werd aan een ambassademedewerker geweigerd om een rechtszaak bij te wonen. Ook in Saudi Arabië worden diplomaten sinds het najaar van 2018 geweerd bij rechtszaken. Nederland kaart dit samen met gelijkgezinde EU-landen aan bij de autoriteiten van Saudi Arabië.

38

De bijdragen aan «Landenprogramma’s mensenrechten» onder het kopje «Bijdragen internationale organisaties» is toegenomen door extra bijdragen aan het Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten. Echter, subsidies voor «Landenprogramma’s mensenrechten» zijn afgenomen. Welke subsidies zijn weggevallen en ten koste waarvan is dat gebeurd?

Antwoord

De extra bijdragen aan OHCHR zijn terug te vinden onder het kopje «bijdragen (inter)nationale organisaties – centrale mensenrechtenprogramma’s».

Binnen het mensenrechtenfonds (landenprogramma’s mensenrechten dat zowel subsidies, opdrachten als bijdragen bevat) zijn meer bijdragen verstrekt (plus EUR 6,6 mln) en minder subsidies (min EUR 5,7 mln) en opdrachten (min EUR 1,2 mln). Het wegvallen van subsidies is niet ten koste gegaan van het totaalbedrag, maar gecompenseerd door hogere bijdragen.

Uitsplitsing van de projecten per land en per organisatie binnen het mensenrechtenfonds gaat u binnenkort toe via de mensenrechtenrapportage 2019.

39

Hoeveel geld is er uitgegeven aan «Bijdragen aan (NGO/ATT) programma’s, die regulering en transparantie van de internationale wapenhandel bevorderen»? Kunt u aangeven wie de ontvangers van deze bedragen zijn?

Antwoord

Nederland heeft in 2019 totaal zo’n EUR 500.000 bijgedragen aan (NGO/ATT) programma’s ter bevordering van regulering en transparantie van de internationale wapenhandel. Het betrof de volgende bijdragen:

  • Nederland heeft in 2.019 EUR 100.000 bijgedragen aan het ATT voluntary trust fund.2 Dit fonds is in beheer van het ATT secretariaat en financiert projecten die landen helpen om het verdrag op juiste en effectieve wijze te implementeren.

  • Nederland heeft in 2.019 EUR 50.000 bijgedragen aan het ATT sponsorship program.3 Dit programma is in beheer van het ATT secretariaat en stelt vertegenwoordigers uit laag inkomen landen in staat om bijeenkomsten van het ATT bij te wonen.

  • Nederland heeft in 2.019 EUR 107.300 bijgedragen aan de ATT monitor4 Deze monitor is in beheer van de NGO Control Arms en maakt sinds de inwerkingtreding van het ATT onder andere inzichtelijk in hoeverre landen die partij zijn van het verdrag voldoen aan de verdragsverplichting om te rapporteren over handel in militaire goederen.

  • Nederland heeft in 2.019 EUR 245.000 bijgedragen aan het project Security Assessment in North Africa. Dit project wordt uitgevoerd door de NGO Small Arms Survey en biedt informatie over de smokkel van kleine wapens, gewapende actoren en gewapend geweld en geeft voorlichting over de regulering en verspreiding van deze wapens aan relevante stakeholders zoals journalisten, beleidsmakers en NGO’s in Noord-Afrika en de Sahel.

40

Wat verklaart de lager dan begrote uitgaven aan landenprogramma’s mensenrechten?

Antwoord

Hoewel er minder uitgaven dan begroot zijn geweest op de subsidies – landenprogramma’s mensenrechten, hebben er meer uitgaven plaatsgevonden op bijdragen (inter)nationale organisaties voor mensenrechten. Er is dus een verschuiving geweest van subsidies naar bijdragen.

41

Wat verklaart de lager dan begrote uitgaven aan «Landenprogramma’s veiligheid voor mensen (Stabiliteitsfonds)» in zowel subsidies als opdrachten? Hoe wordt verklaard dat er minder dan voorzien een beroep op dit fonds is gedaan?

Antwoord

De lagere uitgaven van het Stabiliteitsfonds zijn vooral te verklaren, omdat in 2019 minder activiteiten zijn gefinancierd in Syrië als gevolg van het stopzetten van Stabilisatieprogramma’s in dit land, zoals gemeld aan uw Tweede Kamer op 7 september 2018 (Kamerstuk 32 623, nr. 224).

Tevens is een aantal betalingen doorgeschoven naar 2020, zoals voor het Afghanistan National Army Trust Fund (ANA TF) en het Elsie Trust Fund (ter bevordering van deelname van geüniformeerde vrouwen aan VN vredesmissies) vanwege het ontbreken van een liquiditeitsbehoefte in 2019 bij deze fondsen. Ten slotte zijn enkele langlopende commiteringen in 2018/2019 afgelopen.

42

Het aantal percentage visumaanvragen voor kort verblijf dat binnen 15 dagen wordt afgehandeld is in 2019 verbeterd ten opzichte van 2018, waardoor Nederland nu weer boven het streefgemiddelde zit; waarom is het in het afgelopen jaar wel gelukt om dat streefgemiddelde te halen?

Antwoord

Door de invoering van een verbeterd planningssysteem kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken het aantal visumaanvragen gedurende het jaar en de daarvoor benodigde capaciteit beter op elkaar laten aansluiten

43

Hoeveel bezoeken van kregen Nederlandse gedetineerden gemiddeld in 2019 vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken of vanuit het ministerie gesubsidieerde organisaties? Is dit hoger of lager dan de norm?

Antwoord

Sinds 2015 geldt er bij de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland geen uniforme consulaire bezoeknorm meer. Sinds 2015 geldt in het basispakket voor gedetineerden in lichtere detentielanden één consulair bezoek per detentie en in de zware detentielanden maximaal vier consulaire bezoeken per jaar (brief aan de Tweede Kamer van 10 oktober 2014, Kamerstuk 30 010, nr. 21). Naast consulaire bezoeken (de bezoeken die worden afgelegd door een consulair medewerker van een Nederlandse ambassade of consulaat) ontvangen Nederlandse gedetineerden in het buitenland bezoeken van vrijwilligers van Bureau Buitenland Reclassering Nederland en Stichting Epafras. Deze bezoeken worden gesubsidieerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn integraal onderdeel van de gedetineerdenbegeleiding. De bezoeken van Reclassering Nederland en Epafras staan in het teken van begeleiding bij resocialisatie en het bieden van sociale, maatschappelijke en geestelijke zorg. De vrijwilligers van Reclassering Nederland en Epafras bezoeken Nederlandse gedetineerden in het buitenland doorgaans meerdere keren per jaar. Het jaarlijkse totaal aantal bezoeken wordt onder andere bepaald door het aantal gedetineerden en hun detentieduur. Op dit moment zijn nog niet alle cijfers over 2019 beschikbaar. Op basis van de op dit moment beschikbare maar nog onvolledige cijfers is het de verwachting (met inachtneming van alle variabele factoren) dat het jaarlijkse totaal aantal bezoeken in 2019 aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland grosso modo gelijk is gebleven. In het algemeen is het daarbij van belang om steeds voor ogen te houden dat de begeleiding van gedetineerden in het buitenland uit diverse onderdelen bestaat en de bezoeken, hoewel belangrijk, slechts één onderdeel zijn van een breder pakket van consulaire bijstand aan gedetineerden.

44

Is de onderbesteding bij de verplichtingen van cultuurbeleid puur van administratieve aard, of hebben er ook daadwerkelijk minder projecten plaatsgevonden dan voorzien?

Antwoord

De onderbesteding bij de verplichtingen is administratief van aard.

45

Is het genoemde bedrag dat is opgehaald met verkeersnotificaties hoger of lager dan in de jaren daarvoor, en zo ja, hoeveel? Heeft dit ook geleid tot een vermindering in het aantal verkeersovertredingen?

Antwoord

Het systeem voor notificatie van verkeersovertredingen is op 1 mei 2019 in werking getreden. Er zijn derhalve geen opbrengsten in de jaren daarvoor. Het systeem heeft geleid tot een vermindering van het aantal verkeersovertredingen. Een rapportage over het eerste jaar, zoals toegezegd in de Kamerbrief van 11 maart 2019 (Kamerstuk 35 000 V, nr. 63), gaat u deze maand toe.

46

Kunt u toelichten welk deel van de € 57,1 miljoen extra uitgaven voor materiaal onder artikel 7.1.2 is bestemd voor de exploitatie van en investering in het departement in Den Haag en kunt u aangeven voor welke doeleinden dit budget wordt gebruikt?

Antwoord

Een deel van de stijging van de uitgaven voor materieel is bestemd voor de exploitatie van en investering in het departement in Den Haag. Het betreft met name drie categorieën:

  • 1) Stijging als gevolg van verwachte gestegen kosten door loon- koers- en prijsontwikkelingen (EUR 1,7 miljoen).

  • 2) Stijging van EUR 3,5 miljoen voor de meerkosten die voortvloeien uit de creatie van 236 extra werkplekken in Terminal Zuid en voor aanpassingen op Rijnstraat 8. Uit onder andere het Medewerkers Tevredenheidsonderzoek kwam naar voren dat BZ-medewerkers tegen functionele tekortkomingen aanlopen op de werkplek. Verder is er sprake van volume groei in het werk van de backoffices, die hoofdzakelijk in de Terminal Zuid zijn gehuisvest. BZ treft maatregelen om te garanderen dat er voldoende en functioneel toereikende werkplekken beschikbaar zijn.

  • 3) Voor 2019 zijn er incidentele uitgaven van EUR 1,8 miljoen voor verdere ontwikkelingen van met name het zogenaamde Sharepoint-platform.

Naar boven