35 454 Wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten, de Databankenwet en de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van de Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (Implementatiewet richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt)

Nr. 11 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DAM TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 81

Ontvangen 10 november 2020

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel II, onderdeel A, onder 2, wordt in het voorgestelde onderdeel q na «eerste vastleggingen van films,» ingevoegd «perspublicaties,».

II

In artikel II, onderdeel M, wordt in het voorgestelde artikel 19b na «eerste vastleggingen van films,» ingevoegd «perspublicaties,».

Toelichting

Indiener ziet dat internetplatforms reeds jarenlang journalistiek werk gebruiken en hieraan verdienen zonder ervoor te betalen. Dit was mogelijk omdat online journalistiek minder bescherming genoot dan bijvoorbeeld films, series of muziek. Het nieuwe uitgeversrecht brengt hier gelukkig verandering in.

Om investeringen in journalistiek adequaat te beschermen moeten uitgevers dit nieuwe naburige recht ook kunnen inroepen tegen online platforms die grootschalig hergebruik faciliteren en dit als verdienmodel hebben ontwikkeld. Hierbij moet gedacht worden aan individuele gebruikers die gefaciliteerd worden in het zonder beperkingen uploaden van journalistieke context. Op basis van de thans door de Minister voorgestelde wettelijke uitwerking van de richtlijn hebben persuitgevers in dit opzicht niet dezelfde bescherming als uitgevers van films, series of muziek. Dit amendement streeft na dit onterechte verschil op te heffen.

In de schriftelijke antwoorden van de Minister in de nota naar aanleiding van het verslag staat dat artikel 17 niet expliciet naar artikel 15 verwijst. Dat is voor de Minister de belangrijkste reden om het persuitgeversrecht niet voor journalistieke context te laten gelden. Indiener ziet dat hiermee voorbij wordt gegaan aan overweging 57 van de Richtlijn.

Artikel 15 van de richtlijn geeft persuitgevers een eigenstandig persuitgeversrecht. Op basis van overweging 57 wordt gesteld dat de «krachtens deze richtlijn aan uitgevers van perspublicaties verleende rechten dienen dezelfde strekking te hebben als de in Richtlijn 2001/29/EG bedoelde rechten van reproductie en beschikbaarstelling voor het publiek, voor zover het om onlinegebruik door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij gaat [...]». Hieruit blijkt duidelijk wat het persuitgeversrecht dient te beogen op het gebied van bescherming.

In lijn daarmee: in artikel 15 wordt gesteld dat persuitgevers dezelfde rechten moeten krijgen als diegenen die genoemd worden in artikel 3 van de Infosoc-richtlijn. Dus als door artikel 17 er een nieuw recht wordt gegeven aan diegenen die worden genoemd in artikel 3 van de Infosoc-richtlijn, dan kan alleen geconcludeerd worden dat dit ook komt te gelden voor persuitgevers, op basis van artikel 15. Daar is geen expliciete verwijzing voor nodig, maar volgt uit de logica van de richtlijn. Overweging 57 versterkt deze logica.

Tevens stelt de schriftelijke beantwoording dat er mogelijke tegenstrijdigheden voor de platformdiensten kunnen ontstaan indien er een koppeling wordt aangebracht tussen artikel 15 en 17. Het platform kan namelijk te maken krijgen met gebruikers die publicaties uploaden en stellen dat dit voor privé of niet-commercieel gebruik is. Indieners achten deze tegenstrijdigheid niet realistisch en delen niet de analyse dat het uploaden van iets op een online platform gezien kan worden als een privé of niet-commerciële handeling. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld ook niet indien een privépersoon een film uploadt op een platform. Privégebruik beperkt zich maximaal tot de huiselijke of vriendenkring.

Indiener wil er met dit amendement voor zorgen dat nieuwsuitgevers op basis van dit nieuwe naburige recht met alle relevante online platforms in gesprek kunnen om goede afspraken te maken over het (her)gebruik van journalistieke content. Hierbij is het voor de hand liggend dat zij zich verenigen in een organisatie van collectief beheer. Daarmee wordt bevorderd dat de opbrengsten die platforms vergaren met het delen van journalistieke content uiteindelijk terecht komen bij de originele makers van (en rechthebbenden op) die content. Daarmee kunnen zij investeringen blijven doen in (digitale) journalistiek.

Dit amendement laat onverlet dat individuele gebruikers altijd hyperlinks naar nieuwsartikelen kunnen blijven delen.

Van Dam


X Noot
1

Vervanging in verband met een wijziging van de toelichting.

Naar boven