35 450 B Wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2020 (Wijziging samenhangende met de voorjaarsnota)

D NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 26 november 2020

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het nader verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning waartoe de fractie van de PVV inbreng heeft geleverd. De verschillende aanvullende vragen die zijn gesteld, hebben betrekking op het overzicht met decentralisatie-uitkeringen, worden hierna beantwoord in de volgorde van de nummering van de vragen.

In de beantwoording op de vragen over decentralisatie-uitkering «Dialoog sinterklaasintocht» stelt de regering:

«Deze decentralisatie uitkering kan verstrekt worden aan gemeenten waar de landelijke intocht van Sinterklaas wordt georganiseerd. Dit waren de afgelopen jaren Dongeradeel, Zaanstad en Apeldoorn.»

Kan de regering aangeven wat de consequenties zijn voor deze decentralisatie-uitkering indien vanwege de coronamaatregelen de intocht geheel niet doorgaat, of – zoals door de NTR eerder aangekondigd – op een geheime plek en zonder publiek?

Antwoord:

De decentralisatie-uitkering (DU) wordt op aanvraag aan de gemeente die de landelijke intocht organiseert, verstrekt. Dit jaar is er geen aanvraag voor de DU ontvangen aangezien de landelijke intocht dit jaar anders is ingevuld vanwege de coronamaatregelen en is er dus ook geen DU verstrekt.

Voorts stelt de regering:

«Gemeenten kunnen zelf invulling geven aan de vorm en wijze waarop de dialoog wordt ingericht, wie er deelneemt, of daar een vergoeding tegenover staat en hoe dit gefinancierd wordt. Het Rijk hanteert de decentralisatie-uitkering als instrument om de dialoog te faciliteren en ruimte te bieden voor lokaal maatwerk. Decentralisatie-uitkeringen maken onderdeel uit van de algemene middelen die gemeenten ontvangen uit het gemeentefonds, het betreffen vrij besteedbare middelen waarover gemeenten geen verantwoording richting het Rijk afleggen. Er is sprake van lokale autonomie. Verantwoording over de besteding van middelen wordt door het College afgelegd in de gemeenteraad.»

a. Kan de regering aangeven hoe dit antwoord zich verhoudt tot eerdere beantwoording van vragen van de leden van de PVV-fractie uit 2018 inzake deze decentralisatie-uitkering toen de regering aangaf dat er wel degelijk criteria werden gesteld aan de dialoogsessies en er wel sprake was van terugkoppeling aan het ministerie middels een verslag:

«De leden van de fractie van de PVV vragen voorts naar de criteria die zijn gebruikt als basis voor de decentralisatie-uitkering. De criteria voor de decentralisatie-uitkering zijn geweest: – Het ontwikkelen en uitvoeren van dialooginitiatieven en de (her)productie van een tentoonstelling met een nationale uitstraling. – Daarnaast wordt belang gehecht aan overdraagbaarheid van initiatieven zodat geïnteresseerde partijen, zoals de volgende intochtgemeente, gebruik kunnen maken van ontwikkelde initiatieven en geleerde lessen.»

b. Kan de regering aangeven of er voor dit jaar ook dergelijke criteria worden gesteld als basis voor de decentralisatie-uitkering? Zo ja, welke?

Antwoord a. en b.:

Het antwoord uit 2018 heeft betrekking op het kader waarbinnen de DU tot stand is gekomen en betreft het doel waarmee de DU wordt verstrekt. Dit kader wordt als richtlijn meegegeven aan de landelijke intochtgemeente maar behelzen geen voorwaarden voor uitkering van de DU.

c. Kan de regering aangeven of er dit jaar ook terugkoppeling plaatsvindt aan het Rijk middels bijvoorbeeld een evaluerend verslag?

d. Kan de regering afschriften verstrekken van alle terugkoppelingen van activiteiten in het kader van de decentralisatie-uitkering «Dialoog sinterklaasintocht», sinds deze uitkering is ingesteld?

Antwoord c. en d.:

Gemeenten leggen geen verantwoording af jegens de rijksoverheid t.a.v. de besteding van de DU. In de eigen gemeentelijke jaarrekening worden de middelen wel verantwoord. Eventuele terugkoppeling van activiteiten in het kader van de DU kunnen daarom het beste bij de betreffende gemeenten zelf opgevraagd worden.

Naar aanleiding van overleg met de intochtgemeenten kan ik u wel het volgende meegeven t.a.v. de activiteiten in het kader van de DU:

De gemeente Maassluis is in het kader van de DU in 2016 gestart met het in productie laten gaan van de tentoonstelling «Wie komt er alle jaren». De gemeente Dongeradeel heeft de genoemde tentoonstelling opnieuw in productie laten gaan in 2017. Zaanstad heeft in 2018 geen gebruik gemaakt van de genoemde tentoonstelling. Apeldoorn weer wel in 2019.

Bij de tentoonstelling «Wie komt er alle jaren» wordt de bezoeker middels een rondleiding of audiotour meegenomen op reis langs de geschiedenis en ontwikkeling van Sinterklaasvieringen in Nederland.

Doel van dialoog door de gemeente Zaanstad in 2018 is geweest om meer begrip voor elkaars standpunten te ontwikkelen wat tot nieuwe inzichten kan leiden. Dialoog is op verschillende plekken in de stad tot stand gekomen, met als thema «met begrip en respect voor elkaar samenleven». De Zaanse dialogen en slotdebat stonden open voor inwoners van Zaanstad, maatschappelijke partners, sinterklaasverenigingen, georganiseerde bevolkingsgroepen, raadsleden, senioren, jeugd en jongeren.

Er is dit jaar geen aanvraag ingediend voor een DU.

In 2018 gaf de regering in antwoord op nadere vragen van de PVV-fractie aan:

«Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) onderhoudt in dit kader contacten met stakeholders en gemeenten om spanningen te signaleren en dialoog te bevorderen.»

«Hierbij heeft het Ministerie van SZW vanuit reguliere contacten met diverse gemeenschappen en door organisaties die zich desgewenst melden om hun standpunten aangaande de figuur van Piet te delen contacten, zoals met Stichting Nederland wordt beter, Kick Out Zwarte Piet en New Urban Collective.»

e. Kan de regering aangeven of voor de Sinterklaasintocht van dit jaar door de rijksoverheid contacten zijn onderhouden met dergelijke stakeholders? Zo ja, welke?

f. Kan de regering een volledig overzicht geven van alle door de rijksoverheid aangewezen stakeholders in dit kader?

Antwoord e. en f.:

Ten aanzien van de Sinterklaasintocht van dit jaar is er geen contact geweest met stakeholders.

De stakeholders zullen grotendeels per gemeente verschillen. Aangezien dit jaar in verband met het coronavirus de landelijke intocht op een andere manier is georganiseerd en hiervoor geen gemeente is aangewezen, zijn de (lokale) stakeholders niet in kaart gebracht.

g. Kan de regering tevens aangeven in hoeverre er sinds 2018 door de rijksoverheid contacten zijn onderhouden met de genoemde organisaties Stichting Nederland wordt beter, Kick Out Zwarte Piet en New Urban Collective?

Antwoord:

Het kabinet heeft geen regulier overleg met de genoemde organisaties maar onderhoudt flexibel contact. Dat betekent dat wanneer er zich een situatie voordoet waarbij het relevant of nodig is om met deze organisaties in contact te treden, dit ook gedaan wordt. Zo heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bijvoorbeeld n.a.v. de verstoring van een bijeenkomst van Kick Out Zwarte Piet (KOZP) in het najaar van 2019 een gesprek daaromtrent gevoerd met vertegenwoordigers van deze beweging. Ook heeft er n.a.v. de Black Lives Matter demonstraties van juni 2020 een gesprek op het Catshuis plaatsgevonden in september 2020 tussen de Minister-President, de Minister van SZW en vertegenwoordigers van KOZP.

h. Zijn hiervan ook verslagen beschikbaar en is de regering bereid deze verslagen te verstrekken?

Antwoord:

Er zijn geen verslagen gemaakt van dit overleg.

i. Kan de regering tevens een volledig overzicht geven van alle organisaties waarmee de rijksoverheid in dit kader contact onderhoudt?

Antwoord:

Naast de reeds genoemde organisaties, onderhoudt het kabinet contacten met diverse gemeenten die willen bijdragen aan de depolarisatie van het debat rondom het uiterlijk van Piet. De contacten kunnen elk jaar verschillen. Zo zijn er in 2014, 2015 en 2016 met name contacten geweest met de deelnemers van ronde tafels. In 2017, 2018 en 2019 heeft het zwaartepunt gelegen op contact met de intochtgemeenten.

Voorafgaand aan de landelijke intocht wordt geprobeerd met zowel de (georganiseerde) voor- en tegenstanders van de figuur van Zwarte Piet in contact te komen in de betreffende gemeente.

Verder stelt de regering in de beantwoording:

«Al geruime tijd is de figuur van Piet, met name tijdens de (lokale) Sinterklaasintocht, onderwerp van maatschappelijk debat wat eerder tot confrontatie en spanningen in de samenleving heeft geleid. De decentralisatie-uitkering is bedoeld om gemeenten te ondersteunen bij het faciliteren van een respectvolle dialoog in de samenleving over het Sinterklaasfeest en de vertolking van Piet. De dialoog is bedoeld om het maatschappelijk debat rondom het Sinterklaasfeest en de vertolking van Piet op een rustige respectvolle manier te laten plaatsvinden.»

a. Kan de regering aangeven hoe de opmerkingen over lokale Sinterklaasintochten en het ondersteunen van gemeenten – in meervoud – zich verhoudt tot het eerder geschetste doel van de decentralisatie-uitkering voor enkel de dialoog over de landelijke Sinterklaasintocht?

Antwoord:

Met de betreffende zin wordt bedoeld aan te geven dat er in bredere zin sprake is van maatschappelijk debat en spanningen in de samenleving omtrent de vertolking van Piet wat het bevorderen van een respectvolle dialoog hieromtrent noodzakelijk maakt. De DU wordt alleen verstrekt aan de landelijke intochtgemeente.

b. Kan de regering bevestigen dat onder «respectvol» ook moet worden verstaan het respecteren van de keuze voor de traditionele volledig zwart geschminkte Zwarte Piet?

Antwoord:

Het kabinet acht het van belang dat de respectvolle dialoog over de vertolking van de figuur van Piet binnen het Sinterklaasfeest ruimte biedt voor meerdere perspectieven.

In de beantwoording van de vragen over de post «Verhoging taalniveau statushouders» stelt de regering:

«Indien een inburgeringsplichtige verwijtbaar niet tijdig aan deze eisen voldoet volgen boetes.»

Kan de regering een overzicht geven van de aantallen tot nu toe in dit kader opgelegde boetes, indien mogelijk uitgesplitst per gemeente? Kan de regering tevens aangeven in hoeveel gevallen het hierbij gaat om statushouders?

Antwoord:

Volledige cijfers per gemeente over het aantal verlagingen van de uitkering sinds de invoering van de Wet Taaleis zijn niet beschikbaar. De laatst bekende cijfers zijn eerder al met de Tweede Kamer gedeeld. In de periode juli 2017 tot en met juni 2018 zijn in totaal 150 (doorlopende) verminderingen opgelegd. Gemeenten geven aan dat maatregelen zelden nodig zijn omdat de bijstandsgerechtigden in de regel meewerken aan de opgelegde taalverplichting. (Kamerstukken vergaderjaar 2018–2019, 34 352 nr. 143).

Voorts stelt de regering op dit onderdeel:

«Indien een bijstandsgerechtigde nog niet aan het vereiste taalniveau van de taaleis voldoet vindt verlaging van de uitkering plaats tenzij de bijstandsgerechtigde zich inspant om alsnog aan het taalniveau te voldoen.»

Kan de regering een overzicht geven van het aantal gevallen (indien mogelijk uitgesplitst per gemeente) waarin daadwerkelijk (sinds de invoering van de Wet Taaleis) een verlaging van de uitkering is toegepast? Kan de regering tevens aangeven in hoeveel gevallen het hierbij gaat om statushouders?

Antwoord:

In het huidige inburgeringsstelsel (Wet Inburgering 2013) vindt de volledige handhaving van de inburgeringsplicht plaats door DUO. Gemeenten hebben in de handhaving nu geen rol. Op basis van cijfers van DUO is het volgende bekend over de opgelegde boetes.

Als een inburgeringsplichtige na het verstrijken van de inburgeringstermijn van drie jaar verwijtbaar niet aan de inburgeringsplicht heeft voldaan, volgt een boete. De inburgeringsplichtige krijgt daarnaast een nieuwe inburgeringstermijn van twee jaar om alsnog aan de inburgeringsplicht te voldoen. Voordat DUO een boete oplegt, krijgt de inburgeringsplichtige de kans om aan te tonen dat er alles aan is gedaan om het examen te halen. Als de inburgeringsplichtige minstens 300 uur les heeft gevolgd bij een opleiding met Blik op Werkkeurmerk en twee examenpogingen voor alle nog niet behaalde examenonderdelen heeft gedaan, wordt de termijnoverschrijding als «niet verwijtbaar» beschouwd. De inburgeringsplichtige krijgt dan geen boete en een verlenging van twee jaar om alsnog het examen te halen. Als de inburgeringsplichtige niet kan aantonen dat hij of zij in voldoende mate zijn of haar best heeft gedaan, legt DUO de boete definitief op. In de onderstaande tabel staat het aantal boetes dat DUO definitief aan inburgeringsplichtigen heeft opgelegd voor het overschrijden van de initiële termijn.

Boete eerste termijn Peildatum: 01-09-2020

Boetes voor het verwijtbaar overschrijden van de eerste termijn door personen die inburgeringsplichtig zijn geworden in:

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Asielmigrant [2]

564

469

895

1.204

132

0

0

Gezinsmigrant

776

943

1.076

1.072

221

0

0

Overig

85

67

38

85

12

0

0

Totaal

1.425

1.479

2.009

2.361

365

0

0

Als de inburgeringsplichtige na het verstrijken van de extra termijn van twee jaar niet aan de inburgeringsplicht voldaan heeft, volgt na dezelfde procedure wederom een boete.

Boete tweede termijn Peildatum: 01-09-2020

Boetes voor het verwijtbaar overschrijden van de tweede termijn door personen die inburgeringsplichtig zijn geworden in:

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Asielmigrant [2]

91

70

13

0

*

0

0

Gezinsmigrant

184

225

32

0

0

0

0

Overig

24

19

*

0

0

0

0

Totaal

299

314

 

0

 

0

0

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, K.H. Ollongren

Naar boven