Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35448 nr. G |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35448 nr. G |
Vastgesteld 16 juni 2020
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie voor een Europese Klimaatwet3 en het BNC-fiche4 inzake dit voorstel dat de Minister van Buitenlandse Zaken op 14 april 2020 naar de Kamer heeft gestuurd. Naar aanleiding hiervan is op 26 mei 2020 een brief gestuurd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.
De Minister heeft op 16 juni 2020 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT/LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat
Den Haag, 26 mei 2020
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie voor een Europese Klimaatwet5 en het BNC-fiche6 inzake dit voorstel dat de Minister van Buitenlandse Zaken op 14 april 2020 naar de Kamer heeft gestuurd. De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks gezamenlijk, de PVV en de Partij voor de Dieren hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks
De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks hebben met belangstelling naar de Europese Klimaatwet gekeken, en zij verheugen zich op het mondeling overleg hierover met u, zoals is voorzien op 23 juni a.s., en op het voorgenomen overleg met de Europese Commissie. Deze leden vragen u bij uw beantwoording van hun vragen, zo mogelijk, tevens weer te geven of de Commissie op dezelfde lijn zit als de regering. Zij hebben een aantal vragen die in dit stadium niet zo zeer de gedetailleerde invulling van allerlei Europese en nationale maatregelen betreft, want dat stadium van behandeling komt later. De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks hebben momenteel dan ook vooral vragen over de procedure en tempo van behandeling van de Europese klimaatwet. Deze vragen betreffen de algemene samenloop, dan wel eventuele strijdigheid die er kan zijn met het lopende traditionele (economisch) beleid, waaronder ook de actualiteit van het herstelbeleid na de coronacrisis. Deze leden vragen u naar uw visie op dit punt.
De heftigheid van de coronacrisis is een wake up call die talloze economische processen indringend heeft blootgelegd. Economische processen die al slecht waren vanuit het oogpunt van de klimaatproblematiek vanwege hun grote uitstoot van CO2, methaan of andere emissies die de opwarming van de aarde forceren. Daarom was er al gekozen voor transitiepaden waarin deze emissies geleidelijk worden teruggebracht, met als resultaat nul-emissies in 2050 conform het Akkoord van Parijs, dat in Nederland is vastgelegd in het Klimaatakkoord. Echter, in veel sectoren is nu in enkele weken de emissie al fors gedaald door de economisch recessie vanwege het coronavirus. Deelt u de opvatting van de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks dat het jammer zou zijn als de emissies nu eerst weer op het «oude» pad zouden terugkomen, dat immers te hoog was, om ze daarna weer geforceerd terug te brengen naar het pad dat nodig was en is om «Parijs» te halen? Immers, de investeringen die daarvoor nu worden gedaan, zullen dan vervroegd moeten worden afgeschreven. Dit geldt voor vele sectoren die voor de nationale economie van veel betekenis zijn, maar volledig ingebed zijn in Europa, zoals transport (vracht, personen), de chemiecluster, de landbouw en energiesector. Bent u het met deze leden eens dat er zo spoedig mogelijk een moderne integratie moet komen van klimaat- en industriepolitiek?
Bent u het met de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks eens dat er scenario’s per sector moeten worden gemaakt, waarin het oude groeipad wordt vergeleken met het wenselijke (vanuit het klimaatperspectief) groeipad, waarbij de klimaatdoelen worden gehaald, en de marktprijzen fair prices worden door het internaliseren van alle milieukosten? Als die scenario’s er zijn, bent u dan bereid te kiezen voor het scenario waarin tegen de laagste kosten de doelstellingen worden gehaald en dubbele investeringen worden voorkomen? En bent u bereid hiertoe het voortouw in Europa te nemen, omdat het hier vrijwel altijd gaat om sectoren met een sterke internationale dimensie, waarbij de schade voor de Europese en nationale economie het kleinste zal zijn als er onderlinge afstemming met andere landen plaatsvindt? Kunt u bevorderen dat dit een wettelijke grondslag krijgt en hoofdonderwerp wordt in de Europese Klimaatwet? En kunt u aangeven of de grote fondsen die met de Klimaatwet en Green Deal worden vrijgemaakt juist nu voor deze moderne groene industriepolitiek worden ingezet? En zult u ervoor zorgen dat in nationaal noch in Europees verband subsidies en garanties worden gegeven aan bedrijven en bedrijfstakken die alleen investeren in de oude klimaat-intensieve productie, zonder perspectief of duurzame productie?
Kunt u vanuit de hier geschetste methode commentaar geven op de ontwikkelingen in de Europese en nationale luchtvaart, als voorbeeld van een moderne Europese klimaat- en industriepolitiek? De luchtvaart is natuurlijk letterlijk een internationale sector met botsende private bedrijfsbelangen en publieke wensen van een breed transportnetwerk en klimaateisen. Als er fair pricing van CO2 komt (te realiseren in 5–10 jaar) en de sociale omstandigheden (flexwerk, prijsvechters en concurrentie met lage landingsrechten) worden genormaliseerd, verandert de sector al enorm, los van de coronacrisis. Door de 1,5 meter-economie zal de toekomst nog moeilijker worden: vluchten voor vakanties worden duurder en ook zakelijk zullen videovergaderingen niet meer uit ons normale werk zijn weg te denken. Voor Schiphol is de vraag of het de Europese-hub-functie kan behouden ten opzichte van Parijs, Frankfurt, Londen, Istanboel en Dubai, met hun grote natuurlijke achterland. Bent u bereid het gebruik van de handvatten van de Europese Klimaatwet, die er op is gericht om voor burgers en bedrijven/sectoren duidelijkheid te creëren om hun investeringsbeslissingen op te richten, te bevorderen?
Daarbij zien de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks een grote vooruitgang in het feit dat in deze Europese Klimaatwet niet alleen de einddoelstelling van Parijs (klimaatneutraliteit) wordt vastgelegd, maar ook tussendoelstellingen voor 2030 waarbij Nederland de reductiedoelstelling wil verhogen tot 55%. Kunt u aangeven hoe andere Europese landen hierop reageren en is er al sprake van een breed draagvlak hiervoor? En zo nee, welke initiatieven neemt u om dit alsnog te realiseren? Vergt dit, mede gelet op de hiervoor gevraagde moderne groene industriepolitiek, niet een gezamenlijk en intensieve diplomatie van het gehele kabinet onder leiding van de Minister-President? Hoe is de stand van zaken van de internationale afstemming van doelstellingen en beleid nu de COP26 in Glasgow door de coronacrisis een andere aanloop kent?
De Europese Commissie heeft de Klimaatwet in de vorm gegoten van een verordening. De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks vragen u om een toelichting waarom daarvoor is gekozen, en welke alternatieven zijn overwogen. Kunt u ook toelichten waarom is gekozen voor de delegatie van de bevoegdheid om tussendoelstellingen voor de periode 2030–2050 te laten vaststellen door de Commissie? Welke alternatieven zijn hiervoor zijn overwogen?
De Europese Commissie heeft de Klimaatwet in de vorm gegoten van een verordening. De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks vragen u of u ook weet waarom de Europese Commissie daarvoor gekozen heeft en of de Commissie ook alternatieven heeft overwogen. Deze leden hebben dezelfde vraag over de delegatie van de bevoegdheid om tussendoelstellingen voor de periode 2030–2050 te laten vaststellen door de Commissie. Weet u waarom de Europese Commissie hiervoor heeft gekozen en welke alternatieven hiervoor zijn overwogen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De Europese Commissie krijgt middels deze verordening de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen het tussenliggende traject tussen 2030 en 2050 vast te stellen om de doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050 te bereiken. Daarbij worden onder andere de volgende aspecten betrokken: «solidariteit tussen en binnen lidstaten» en «een eerlijke transitie». De leden van de PVV-fractie vragen u of u deze aspecten nader kunt duiden.
De Europese Commissie kan aan een lidstaat aanbevelingen doen, indien zich het geval voordoet dat een lidstaat te weinig vooruitgang boekt inzake klimaatneutraliteit. De Commissie baseert haar oordeel op onder andere de bevindingen van het IPCC. In hoeverre zijn deze aanbevelingen bindend?
Het kabinet geeft in het BNC-fiche aan dat zij zich kan zich vinden in het voorstel dat de Commissie aanbevelingen kan doen wanneer de Europese doelstellingen niet gehaald dreigen te worden en landen in onvoldoende mate bijdragen.7 Hoe moeten de aspecten «solidariteit tussen en binnen lidstaten» en «een eerlijke transitie» in deze context gezien worden? Gaan rijkere landen dan uit solidariteit lidstaat die «achter» blijft extra financieel ondersteunen?
Verder lezen de leden van de PVV-fractie in het BNC-fiche: «door op Europees niveau de klimaatdoelen in wetgeving te verankeren, zal er een gelijker speelveld ontstaan.»8 Waarom wordt er gesproken van een gelijker speelveld en niet van een gelijk speelveld?
Het kabinet pleit voor een ophoging naar 55% broeikasgasreductie en wil binnen de EU hier overeenstemming bereiken waarna de EU een ambitieuzer Nationaal bepaalde bijdrage (NDC) kan indienen bij de Verenigde Naties.9 Wat is het nut en noodzaak om een ambitieuzer NDC in te dienen bij de Verenigde Naties?
Het kabinet heeft als randvoorwaarde dat de aanvullende reductiedoelen voor de periode 2030–2050 via de gewone wetgevingsprocedure blijven lopen en niet via gedelegeerde handelingen.10 Hoe hard is deze randvoorwaarde? De leden van de PVV-fractie vragen u of deze randvoorwaarde op enige wijze onderhandelbaar is.
Een brede meerderheid van de EU-lidstaten zou voorstander zijn van het vastleggen van het Europese doel van klimaatneutraliteit in 2050 in wetgeving.11 Kunt u een overzicht aanreiken van welke lidstaten voor of tegen deze stelling zijn? Ook zou een aantal lidstaten, net als Nederland, de opname van een aangescherpt 2030-broeikasgasreductiedoel in de verordening steunen. Welke lidstaten betreft dat?
In het BNC-fiche is in de paragraaf Financiële consequenties aangegeven dat op basis van de effectbeoordeling die ten grondslag ligt aan de mededeling «Een schone planeet voor iedereen» er twee effecten optreden:
1. een vermindering van de gezondheidsschade met circa 200 miljard euro per jaar;
2. een afname van meer dan 40% van het aantal vroegtijdige sterfgevallen door fijnstof.12
Hoe zijn deze twee punten onderbouwd, zo vragen de leden van de PVV-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen u of u kunt aangeven hoe de Europese Klimaatwet zich verhoudt tot de nationale Klimaatwet. In de nationale wet pleit het kabinet voor een ophoging van het 2030 reductiedoel naar 55% en wil idealiter eind dit jaar overeenstemming bereiken over dit doel. De nationale Klimaatwet bevat een streefdoel van 49% reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Heeft de Europese Klimaatwet gevolgen voor dit streefdoel?
Deze leden constateren dat een aantal EU-landen momenteel meer ambitieuze klimaatdoelen heeft (Zweden heeft bijvoorbeeld een 2045 netto-nul emissiedoel) dan de doelen in het EU-voorstel. Blijft het na aanvaarding van de Europese Klimaatwet mogelijk voor individuele lidstaten om emissiedoelen naar boven bij te stellen? De Europese Commissie spreekt over «collectieve verwezenlijking» van de 2050-doelstelling. Hoe verhoudt zich dit tot onze nationale verplichtingen en doelstellingen? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat Nederlandse broeikasgasemissies worden gecompenseerd door Zweedse of Finse bossen? Hoe wordt voorkomen dat landen die slecht presteren, zoals Nederland, worden gecompenseerd door vooruitstrevende landen als Finland?
Door het Klimaatakkoord van Parijs hebben landen zich gecommitteerd aan een controleproces: elke vijf jaar moeten nationale overheden hun doelen voor het verlagen van broeikasgassen communiceren. Bovendien moeten die doelen ambitieus geformuleerd zijn en elke vijf jaar in ambitie toenemen. Hoe wordt hier met de Europese Klimaatwet uitvoering aan gegeven, zo vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie.
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag 19 juni 2020.
Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit N.J.J. van Kesteren
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2020
Naar aanleiding van uw brief met daarin vragen van de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het voorstel van de Commissie voor een Europese Klimaatwet en het BNC-fiche, zend u ik de beantwoording op deze vragen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
166685.06U
1
De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks hebben met belangstelling naar de Europese Klimaatwet gekeken, en zij verheugen zich op het mondeling overleg hierover met u, zoals is voorzien op 23 juni a.s., en op het voorgenomen overleg met de Europese Commissie. Deze leden vragen u bij uw beantwoording van hun vragen, zo mogelijk, tevens weer te geven of de Commissie op dezelfde lijn zit als de regering.
Antwoord
Zie onderstaande beantwoording.
2
Zij hebben een aantal vragen die in dit stadium niet zo zeer de gedetailleerde invulling van allerlei Europese en nationale maatregelen betreft, want dat stadium van behandeling komt later. De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks hebben momenteel dan ook vooral vragen over de procedure en tempo van behandeling van de Europese klimaatwet. Deze vragen betreffen de algemene samenloop, dan wel eventuele strijdigheid die er kan zijn met het lopende traditionele (economisch) beleid, waaronder ook de actualiteit van het herstelbeleid na de coronacrisis. Deze leden vragen u naar uw visie op dit punt.
Antwoord
De behandeling van de Europese Klimaatwet in Brussel heeft slechts weinig vertraging opgelopen door de coronacrisis. Dit stelt het kabinet gerust: het kabinet hecht veel belang aan het vaststellen van het 2050-broeikasgasreductiedoel in bindende Europese wetgeving. De Europese Commissie zal de impact assessment voor ophoging van het 2030 EU-klimaatdoel in september publiceren, waarbij de inzet van Nederland is dat hierover dit jaar een besluit wordt genomen. Het kabinet hecht veel belang aan het vaststellen van de klimaatwet met het 2050-broeikasgasreductiedoel en dit opgehoogde 2030-doel.
Op 27 mei jl. heeft de Europese Commissie haar voorstellen voor een herstelpakket gepubliceerd. Daarbij wil de Europese Commissie de Unie op een duurzaam en veerkrachtig pad naar herstel zetten en vergroening en digitalisering stimuleren. Het kabinet is dan ook tevreden dat in het Europese herstelpakket wordt gesteld dat zekerheid op de lange termijn nodig is om private investeringen te genereren en dat het pakket duurzaam herstel van deze crisis voorop stelt. In de kamerbrief van 9 juni jl.13 is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de Commissie het in mei gepresenteerde herstelpakket heeft ingevuld.
Het herstelpakket van de Commissie met daarin klimaat- en milieuvoorwaarden ligt daarmee in het verlengde van de reeds ingeslagen weg richting klimaatneutraliteit in 2050. Bij dit Europese herstelpakket is het van belang dat de investeringen uit het Next-Generation EU-pakket net als in de reguliere meerjarenbegroting voor ten minste 25 procent ten goede komen aan klimaat en dienen investeringen die niet in lijn zijn met doelen van de Green Deal en de nationale klimaatplannen (INEKs) te worden uitgesloten. Dit moet in de uitwerking goed terugkomen in de onderliggende verordeningen.
3
De heftigheid van de coronacrisis is een wake up call die talloze economische processen indringend heeft blootgelegd. Economische processen die al slecht waren vanuit het oogpunt van de klimaatproblematiek vanwege hun grote uitstoot van CO2, methaan of andere emissies die de opwarming van de aarde forceren. Daarom was er al gekozen voor transitiepaden waarin deze emissies geleidelijk worden teruggebracht, met als resultaat nul-emissies in 2050 conform het Akkoord van Parijs, dat in Nederland is vastgelegd in het Klimaatakkoord. Echter, in veel sectoren is nu in enkele weken de emissie al fors gedaald door de economisch recessie vanwege het coronavirus. Deelt u de opvatting van de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks dat het jammer zou zijn als de emissies nu eerst weer op het «oude» pad zouden terugkomen, dat immers te hoog was, om ze daarna weer geforceerd terug te brengen naar het pad dat nodig was en is om «Parijs» te halen?
Antwoord
Het kabinet zet in op het zo veel mogelijk investeren in herstelmaatregelen die ook bijdragen aan een duurzaam herstel. Volgens het kabinet dient in de herstelstrategie de Green Deal een centrale rol te spelen waarbij investeringen in lijn zijn met de klimaatdoelen van Parijs. Hierover bent u geïnformeerd middels de brief over de impact van Covid-19 en over groen herstel van 9 juni jl.14.
4
Immers, de investeringen die daarvoor nu worden gedaan, zullen dan vervroegd moeten worden afgeschreven. Dit geldt voor vele sectoren die voor de nationale economie van veel betekenis zijn, maar volledig ingebed zijn in Europa, zoals transport (vracht, personen), de chemiecluster, de landbouw en energiesector. Bent u het met deze leden eens dat er zo spoedig mogelijk een moderne integratie moet komen van klimaat- en industriepolitiek?
Antwoord
In Nederland vindt de uitvoering van beleid gericht op versterking Nederlandse industrie, stimulering van innovatie en adressering van de klimaatopgave reeds plaats in onderlinge samenhang: een van de hoofdmissies in het missiegedreven topsectoren en innovatiebeleid is klimaatneutraliteit, met een grote rol voor innovatie.
De Kamerbrief Visie verduurzaming basisindustrie 2050; de keuze is aan ons van 15 mei jl. [Kamerstuk 29 696 nr. 15] geeft aan hoe het kabinet de combinatie van industrie en klimaat voor zich ziet: door als overheid nu actie te ondernemen op het terrein van infrastructuur, innovatie, opschaling en wet- en regelgeving kunnen Nederlandse basisindustriële bedrijven investeren in verduurzaming richting klimaatneutraliteit in 2050. Nederland is goed gepositioneerd om hierin koploper te worden. Als wij nu deze kans grijpen, zal dit bijdragen aan korte termijn economisch herstel, ons langetermijnverdienvermogen, robuustere industriële waardeketens en emissiereductie in Nederland en daarbuiten.
Ook in Europa worden economische- en klimaatdoelen in toenemende samenhang geadresseerd, met het recente herstelplan als voorbeeld van economisch herstel grotendeels gebaseerd op verduurzaming en verbonden aan duurzaamheidsvoorwaarden onder het «do not harm» principe. Ook de Europese industriestrategie refereert nadrukkelijk naar klimaatneutraliteit, in lijn met de overkoepelende Green Deal. Nederland steunt deze Europese initiatieven en specifiek de inzet van de Europese Commissie om de klimaatambities voor 2030 te verhogen.
5
Bent u het met de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks eens dat er scenario’s per sector moeten worden gemaakt, waarin het oude groeipad wordt vergeleken met het wenselijke (vanuit het klimaatperspectief) groeipad, waarbij de klimaatdoelen worden gehaald, en de marktprijzen fair prices worden door het internaliseren van alle milieukosten?
Antwoord
Bekend is dat o.a. de IEA (International Energy Agency), TNO, diverse consultants, (Europese) brancheverenigingen en bedrijven scenario’s maken waarin vergeleken kan worden hoe verschillende aannames over toekomstige prijzen, bevolkingsgroei, technologieontwikkeling etc. op lange termijn emissies en energieverbruik beïnvloeden. Hiervoor zijn omvangrijke modellen ontwikkeld die zoveel mogelijk de complexe interactie tussen al deze factoren proberen na te bootsen. Ook PBL maakt onder meer voor de KEV gebruik van modelberekeningen waarmee voor de sectoren uit het Klimaatakkoord het effect van het vastgestelde en voorgenomen beleid op energiegebruik en emissies van o.a. broeikasgassen per sector wordt berekend. Een aanvullende modelberekening met marktprijzen waarin alle milieukosten zijn geïnternaliseerd en waarin tegelijkertijd een basisgroeipad en een wenselijk groeipad worden vergeleken klinkt interessant, maar lijkt mij niet uitvoerbaar. Het één is immers de uitkomst van het ander.
6
Als die scenario’s er zijn, bent u dan bereid te kiezen voor het scenario waarin tegen de laagste kosten de doelstellingen worden gehaald en dubbele investeringen worden voorkomen?
Antwoord
Het kabinet heeft met het Klimaatakkoord al een duidelijke koers uitgezet gericht op het halen van de klimaatambitie in 2030. Daarbij is een uitgangspunt om op een kosteneffectieve wijze CO2 te reduceren. Nu de koers weer verleggen zou onzekerheid creëren voor actoren die hun investeringsbeslissingen aan het plannen zijn en daarmee de klimaatambities juist ondergraven. Het is bovendien een misvatting dat beleidsmakers kunnen kiezen uit een scenario als ware het een beleidsoptie. Scenario’s zijn bedoeld om de modeluitkomsten te toetsen bij verschillende aannames over de onzekerheden in de toekomst, zoals over bevolkingsgroei, technologieontwikkeling etc.
7
En bent u bereid hiertoe het voortouw in Europa te nemen, omdat het hier vrijwel altijd gaat om sectoren met een sterke internationale dimensie, waarbij de schade voor de Europese en nationale economie het kleinste zal zijn als er onderlinge afstemming met andere landen plaatsvindt?
Antwoord
Zie antwoord van 5 en 6 wat betreft sectorbenadering. Verder deelt het kabinet de mening dat schade voor de Europese en nationale economie het kleinste zal zijn als er onderlinge afstemming met andere landen plaatsvindt. Hier is het kabinet voorstander van.
8
Kunt u bevorderen dat dit een wettelijke grondslag krijgt en hoofdonderwerp wordt in de Europese Klimaatwet?
Antwoord
Het kabinet is positief over de hoofddoelen opgenomen in de voorgestelde verordening door de Commissie, te weten het wettelijk op Europees niveau vastleggen van het bereiken van een klimaatneutrale Unie in 2050 en klimaatadaptatie.
9
En kunt u aangeven of de grote fondsen die met de Klimaatwet en Green Deal worden vrijgemaakt juist nu voor deze moderne groene industriepolitiek worden ingezet?
Antwoord
De fondsen en instrumenten binnen het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) die bijdragen aan de klimaatambities in de Europese Green Deal en die relevant zijn voor de in uw woorden «moderne groene industriepolitiek», zijn onder andere het Just Transition Mechanism (waaronder het Just Transition Fund), Horizon Europe, de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) en InvestEU. Deze fondsen en instrumenten dragen ieder bij aan de klimaattransitie, door onder andere stimulering van onderzoek, innovatie, opschaling en uitrol van verduurzamingstechnieken. Het Just Transition Fund richt zich specifiek op het mitigeren van de sociaaleconomische gevolgen van de klimaattransitie, bijvoorbeeld door regio’s de kans te bieden om werknemers op te leiden en om te scholen voor de nieuwe maatschappij. De uiteindelijke bijdrage van deze fondsen en instrumenten aan de klimaattransitie hangt af van de uitwerking in de onderhandelingen over het volgende MFK.
10
En zult u ervoor zorgen dat in nationaal noch in Europees verband subsidies en garanties worden gegeven aan bedrijven en bedrijfstakken die alleen investeren in de oude klimaat-intensieve productie, zonder perspectief of duurzame productie?
Antwoord
Nationaal gezien wordt op basis van het toekomstperspectief van bedrijven mede bepaald of ze aan het klimaatbeleid en doelstellingen voor de komende jaren kunnen voldoen. Het kabinet heeft ervoor gekozen het klimaatbeleid voor 2030 uit te voeren en niet aan te passen. Dat schept duidelijkheid aan bedrijven over de gevraagde verduurzaming richting 2030. Ook als er sprake is van nationale specifieke steunmaatregelen voor individuele bedrijven of bedrijfstakken zal het toekomstperspectief, onder andere wat betreft verduurzaming, worden meegenomen.
In Europees verband verloopt dit gelijksoortig. Volgens de Europese steunkaders kunnen enkel bedrijven met toekomstperspectief worden gesteund. Lidstaten kunnen via verschillende EU steunkaders staatssteun verstrekken met het oog op uiteenlopende EU doelstellingen. Hierin worden echter niet altijd specifieke duurzaamheidscriteria meegenomen, hoewel dit in toenemende mate wordt geagendeerd. Zo wordt het «do no harm» principe van de Green Deal in de Next Generation EU fondsen opgenomen als voorwaarde voor investeringen. Daarnaast is de kabinetsinzet ten aanzien van het volgende MFK dat ten minste 25% van de investeringen ten goede komt aan klimaat en dat het totale MFK in lijn moet zijn met het Parijs Akkoord, wat onder andere betekent dat investeringen in fossiele brandstoffen uitgefaseerd dienen te worden. Dezelfde lijn wordt ook gehanteerd voor het hele EU herstelpakket.
11
Kunt u vanuit de hier geschetste methode commentaar geven op de ontwikkelingen in de Europese en nationale luchtvaart, als voorbeeld van een moderne Europese klimaat- en industriepolitiek?
Antwoord
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 27 maart 2019 moet ook de luchtvaart bijdragen aan de doelstelling die in 2015 in Parijs is afgesproken: de opwarming van de aarde beperken tot ruim beneden de 2 graden Celsius, met een streven naar 1,5 graad. Zowel nationaal als internationaal wordt uitvoering gegeven aan CO2-reductie door de luchtvaart. Europese instrumenten zoals EU-ETS bewijzen steeds meer hun waarde bij het verlagen van CO2-emissies en de Europese Commissie heeft, onder de EU Green Deal, plannen om nog verder te gaan. Nederland zet zich ook nadrukkelijk in voor een Europese bijmengverplichting voor duurzame luchtvaartbrandstoffen. Ook wordt onder de vlag van ICAO al jaren op mondiaal niveau afspraken gemaakt over duurzame luchtvaart. Dit vertaalt zich onder andere in certificatie-eisen aan vliegtuigen en motoren. Daarnaast treedt per 1 januari 2021 het mondiale CO2 compensatie- en reductiesysteem CORSIA in werking. Ten slotte zijn in de ontwerp-Luchtvaartnota specifieke klimaatdoelstellingen opgenomen voor de luchtvaart. Zo dient de gehele luchtvaartsector onder andere in 2050 de CO2-uitstoot voor de internationale luchtvaart minimaal te halveren ten opzichte van het niveau van 2005 en uiteindelijk in 2070 op zero emissie komen.
12
De luchtvaart is natuurlijk letterlijk een internationale sector met botsende private bedrijfsbelangen en publieke wensen van een breed transportnetwerk en klimaateisen. Als er fair pricing van CO2 komt (te realiseren in 5–10 jaar) en de sociale omstandigheden (flexwerk, prijsvechters en concurrentie met lage landingsrechten) worden genormaliseerd, verandert de sector al enorm, los van de coronacrisis. Door de 1,5 meter-economie zal de toekomst nog moeilijker worden: vluchten voor vakanties worden duurder en ook zakelijk zullen videovergaderingen niet meer uit ons normale werk zijn weg te denken. Voor Schiphol is de vraag of het de Europese-hub-functie kan behouden ten opzichte van Parijs, Frankfurt, Londen, Istanboel en Dubai, met hun grote natuurlijke achterland. Bent u bereid het gebruik van de handvatten van de Europese Klimaatwet, die er op is gericht om voor burgers en bedrijven/sectoren duidelijkheid te creëren om hun investeringsbeslissingen op te richten, te bevorderen?
Antwoord
Ja. Eén van de voordelen van een Europese Klimaatwet die het kabinet ziet is de duidelijkheid die ermee geboden wordt over het langetermijnbeleid en het pad daarnaartoe. Zowel voor burgers en bedrijven wordt duidelijkheid geboden: die kunnen hun investeringsbeslissingen erop aanpassen. Bovendien is het positief dat EU-instellingen en lidstaten gebonden worden aan de hoofddoelen van de Europese Klimaatwet.
13
Daarbij zien de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks een grote vooruitgang in het feit dat in deze Europese Klimaatwet niet alleen de einddoelstelling van Parijs (klimaatneutraliteit) wordt vastgelegd, maar ook tussendoelstellingen voor 2030 waarbij Nederland de reductiedoelstelling wil verhogen tot 55%. Kunt u aangeven hoe andere Europese landen hierop reageren en is er al sprake van een breed draagvlak hiervoor? En zo nee, welke initiatieven neemt u om dit alsnog te realiseren?
Antwoord
De verankering van klimaatneutraliteit in 2050 in Europese wetgeving wordt zeer breed gesteund. Ook steunen met name klimaatambitieuze lidstaten de opname van een aangescherpt 2030-broeikasgasreductiedoel in de verordening. Het kabinet zet zich actief in om samen met deze groep lidstaten de opname van het 2030-broeikasgasreductiedoel in de verordening te bewerkstelligen.
14
Vergt dit, mede gelet op de hiervoor gevraagde moderne groene industriepolitiek, niet een gezamenlijk en intensieve diplomatie van het gehele kabinet onder leiding van de Minister-President?
Antwoord
Op het gebied van specifiek industriële verduurzaming zet Nederland zich nadrukkelijk neer als voorstander van Europese samenwerking, door onder andere te pleiten voor ETS-aanscherping, stimulering van innovatie en technologie-opschaling zoals het verlagen van elektrolysekosten, en ondersteunende wet- en regelgeving. Deze onderwerpen worden geagendeerd in verschillende Raden en gesprekken met bewindslieden. In het BNC-fiche voor de EU industriestrategie (Kamerstuk 22 112-2862) wordt verder ingegaan op de EU inzet van Nederland op het gebied van industriële verduurzaming.
15
Hoe is de stand van zaken van de internationale afstemming van doelstellingen en beleid nu de COP26 in Glasgow door de coronacrisis een andere aanloop kent?
Antwoord
Zoals u inmiddels waarschijnlijk vernomen heeft, heeft inkomend voorzitter VK besloten om COP26 uit te stellen naar 1–12 november 2021. Het UNFCCC secretariaat maakt op dit moment een analyse van de gevolgen van het uitstel. Die analyse zal vervolgens binnen de EU besproken worden, waarna de EU positie eventueel daarop kan worden aangepast. Ook onderzoekt het UNFCCC secretariaat mogelijkheden om bepaalde discussies virtueel te voeren om zo vooruitgang te boeken. De gebruikelijke voorbereidende sessie van de zogenaamde Subsidiary Bodies in Bonn is op dit moment gepland voor 4–12 oktober. Uiterlijk begin augustus wordt besloten of die bijeenkomst veilig door kan gaan. Overigens heeft het uitstellen van de COP geen invloed op de deadline voor het indienen van NDC’s, die moeten zoals gepland in 2020 worden ingediend. De Europese Commissie streeft ernaar om de discussie daarover nog dit jaar af te ronden zodat ook de EU op tijd haar NDC kan indienen, en dat streven steun ik volledig.
16
De Europese Commissie heeft de Klimaatwet in de vorm gegoten van een verordening. De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks vragen u om een toelichting waarom daarvoor is gekozen, en welke alternatieven zijn overwogen.
18
De Europese Commissie heeft de Klimaatwet in de vorm gegoten van een verordening. De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks vragen u of u ook weet waarom de Europese Commissie daarvoor gekozen heeft en of de Commissie ook alternatieven heeft overwogen.
Antwoord 16 en 18
De Europese Commissie heeft gekozen voor een verordening waarmee deze rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten. Tijdens de presentatie van de EU Klimaatwet tijdens de Milieuraad van 5 maart jl. en in het wetsvoorstel, onderbouwde de Commissie dat middels dit instrument zowel alle lidstaten als EU-instellingen gebonden zijn aan de doelstellingen, nationale doelen hiermee in lijn dienen te zijn, en lidstaten nationale maatregelen dienen te treffen om de doelen te bereiken. Ook wordt zo voorkomen dat maatregelen en besluiten in lidstaten kunnen worden aangenomen die negatief werken ten aanzien van het bereiken van de bindende doelstellingen uit de verordening. Hiervoor is de verordening een geëigend instrument. Zoals ook in het BNC-fiche aangegeven, onderstreept het kabinet het belang van het bindend vastleggen van de klimaatdoelen op Europees niveau om consistent klimaatbeleid te kunnen voeren, waar alle lidstaten en de EU-instituties aan bijdragen en aan gehouden zijn. Door op Europees niveau de klimaatdoelen in wetgeving te verankeren, zal er een gelijker speelveld ontstaan. Hier hebben de Unie en Nederland baat bij.
17
Kunt u ook toelichten waarom is gekozen voor de delegatie van de bevoegdheid om tussendoelstellingen voor de periode 2030–2050 te laten vaststellen door de Commissie? Welke alternatieven zijn hiervoor zijn overwogen?
Antwoord
De Commissie heeft aangegeven met dit instrument een effectieve methode richting het einddoel van klimaatneutraliteit te willen hanteren. Dit zou middels het vastleggen van het traject voor de periode tussen 2030 en 2050 middels gedelegeerde handelingen kunnen worden gewaarborgd, zo stelt de Commissie. Echter zijn met Nederland veel andere lidstaten kritisch over deze keuze van de Commissie. Het kabinet heeft geen zicht op de al dan niet overwogen alternatieven door de Commissie. Sinds de start van de behandeling van de voorgestelde verordening vragen de lidstaten om mogelijke alternatieven op de gedelegeerde handelingen aan de orde te brengen. Het kabinet is tevreden te zien dat vrijwel alle lidstaten zich achter hetzelfde standpunt als Nederland scharen.
19
Deze leden hebben dezelfde vraag over de delegatie van de bevoegdheid om tussendoelstellingen voor de periode 2030–2050 te laten vaststellen door de Commissie. Weet u waarom de Europese Commissie hiervoor heeft gekozen en welke alternatieven hiervoor zijn overwogen?
Antwoord
Zie antwoord vraag 17.
20
De Europese Commissie krijgt middels deze verordening de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen het tussenliggende traject tussen 2030 en 2050 vast te stellen om de doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050 te bereiken. Daarbij worden onder andere de volgende aspecten betrokken: «solidariteit tussen en binnen lidstaten» en «een eerlijke transitie». De leden van de PVV-fractie vragen u of u deze aspecten nader kunt duiden.
22
Het kabinet geeft in het BNC-fiche aan dat zij zich kan zich vinden in het voorstel dat de Commissie aanbevelingen kan doen wanneer de Europese doelstellingen niet gehaald dreigen te worden en landen in onvoldoende mate bijdragen.3 Hoe moeten de aspecten «solidariteit tussen en binnen lidstaten» en «een eerlijke transitie» in deze context gezien worden? Gaan rijkere landen dan uit solidariteit lidstaat die «achter» blijft extra financieel ondersteunen?
Antwoord 20 en 22
Het kabinet is kritisch op de keuze van de Commissie om middels gedelegeerde handelingen het traject tussen 2030 en 2050 vast te stellen. Daarmee is het kabinet ook kritisch op de, onder artikel 3, lid 3, geformuleerde aspecten bij de gedelegeerde handelingen. In artikel 2, lid 2 en in artikel 3, lid 3 van de voorgestelde verordening van de Europese Commissie staat dat de Commissie rekening zal houden met rechtvaardigheid en solidariteit tussen en binnen de lidstaten, als ook tussen de lidstaten en de Unie (artikel 6, lid 3). In artikel 3, lid 3 geeft de Commissie aan ook rekening te zullen houden met de noodzaak van een billijke en sociaal rechtvaardige transitie. Het kabinet ziet «solidariteit» in de zin van onderlinge ondersteuning als lidstaten om de doelen te bereiken, waarbij de «eerlijke transitie» moet worden gezien als de voorwaarde dat van iedereen een redelijke bijdrage mag worden verwacht en mensen of landen niet worden uitgesloten of de voor- nadelen onevenredig over landen of groepen mensen uitpakken. Hierbij kunnen o.a. financieringsmechanismen aan bijdragen, zoals een Just Transition Fund. Of en hoe deze elementen uiteindelijk in de verordening terecht komen is nog onderdeel van de onderhandelingen, waarbij ik met name kosteneffectiviteit een belangrijk element vindt.
21
De Europese Commissie kan aan een lidstaat aanbevelingen doen, indien zich het geval voordoet dat een lidstaat te weinig vooruitgang boekt inzake klimaatneutraliteit. De Commissie baseert haar oordeel op onder andere de bevindingen van het IPCC. In hoeverre zijn deze aanbevelingen bindend?
Antwoord
Het kabinet geeft in het BNC-fiche aan dat zij zich kan zich vinden in het voorstel dat de Commissie aanbevelingen kan doen wanneer de Europese doelstellingen niet gehaald dreigen te worden en landen in onvoldoende mate bijdragen. Deze aanbevelingen kunnen door lidstaten middels motivatie aan de Commissie worden verworpen en zijn hiermee niet bindend van aard (artikel 6).3
23
Verder lezen de leden van de PVV-fractie in het BNC-fiche: «door op Europees niveau de klimaatdoelen in wetgeving te verankeren, zal er een gelijker speelveld ontstaan.»4 Waarom wordt er gesproken van een gelijker speelveld en niet van een gelijk speelveld?
Antwoord
Lidstaten hebben verschillende nationale klimaatdoelen in het kader van de Effort Sharing Decision. Daarbij groeit de EU uiteindelijk toe naar klimaatneutraliteit in 2050 en zullen landen ook steeds meer naar elkaar toegroeien. Dit proces duurt echter enige decennia.
24
Het kabinet pleit voor een ophoging naar 55% broeikasgasreductie en wil binnen de EU hier overeenstemming bereiken waarna de EU een ambitieuzer Nationaal bepaalde bijdrage (NDC) kan indienen bij de Verenigde Naties.5 Wat is het nut en noodzaak om een ambitieuzer NDC in te dienen bij de Verenigde Naties?
Antwoord
Het is noodzakelijk en nuttig om een ambitieuzer NDC in te dienen bij de Verenigde Naties omdat Nederland – maar ook de EU als geheel – zich heeft gecommitteerd aan de doelstellingen van het Akkoord van Parijs. De huidige NDC’s van alle partijen, inclusief die van de EU, zijn echter niet voldoende om de Parijs doelen te halen. Om andere partijen ook te stimuleren om een ambitieuzer NDC in te dienen, wil de EU tevens leiderschap tonen door een ambitieuzer NDC op tijd in te dienen.
25
Het kabinet heeft als randvoorwaarde dat de aanvullende reductiedoelen voor de periode 2030–2050 via de gewone wetgevingsprocedure blijven lopen en niet via gedelegeerde handelingen.6 Hoe hard is deze randvoorwaarde?
26
De leden van de PVV-fractie vragen u of deze randvoorwaarde op enige wijze onderhandelbaar is.
Antwoord 25 en 26
Het is een randvoorwaarde. Nederland pleit in Brussel door deze voorwaardelijkheid en kan zich mede daarom niet scharen achter het voorstel van de Commissie om middels gedelegeerde handelingen het optimale traject tussen 2030 en 2050 richting klimaatneutraliteit vast te stellen. Dit geldt ook voor veel andere lidstaten.
27
Een brede meerderheid van de EU-lidstaten zou voorstander zijn van het vastleggen van het Europese doel van klimaatneutraliteit in 2050 in wetgeving.7 Kunt u een overzicht aanreiken van welke lidstaten voor of tegen deze stelling zijn?
Antwoord
In de Europese Raad van december j.l. heeft de EU zich gecommitteerd om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Alle lidstaten hebben zich dus verbonden aan dit doel. Alleen Polen heeft tijdens deze Europese Raad aangegeven zich niet achter dit doel te kunnen scharen en is zich nog aan het beraden over de haalbaarheid van dit doel. Het gaat er nu om dat dit politiek commitment in wetgeving wordt omgezet.
28
Ook zou een aantal lidstaten, net als Nederland, de opname van een aangescherpt 2030-broeikasgasreductiedoel in de verordening steunen. Welke lidstaten betreft dat?
Antwoord
Diverse lidstaten zijn van plan de opname van een aangescherpt 2030-broeikasgasreductiedoel in de verordening te steunen. Het gaat daarbij in ieder geval om de klimaatambitieuze landen; andere landen beraden zich nog over hun positie aangaande dit element.
30
In het BNC-fiche is in de paragraaf Financiële consequenties aangegeven dat op basis van de effectbeoordeling die ten grondslag ligt aan de mededeling «Een schone planeet voor iedereen» er twee effecten optreden:
1. een vermindering van de gezondheidsschade met circa 200 miljard euro per jaar;
2. een afname van meer dan 40% van het aantal vroegtijdige sterfgevallen door fijnstof.8 Hoe zijn deze twee punten onderbouwd, zo vragen de leden van de PVV-fractie.
Antwoord
Zoals te lezen in de effectbeoordeling van de Commissie «Een schone planeet voor iedereen», worden de twee effecten als volgt onderbouwt (onder hoofdstuk 4):
«Tegelijkertijd kunnen grote besparingen op de gezondheidskosten worden behaald. De luchtvervuiling in de EU veroorzaakt nu ernstige ziekten en leidt tot bijna een half miljoen vroegtijdige sterfgevallen per jaar, waarbij fossiele brandstoffen, industriële processen, landbouw en afvalstoffen de belangrijkste bronnen van verontreiniging vormen. Deze activiteiten zijn ook de belangrijkste bronnen van broeikasgassen. Door naast de bestaande maatregelen tegen luchtverontreiniging ook tot een broeikasgasneutrale economie te komen, zal het aantal vroegtijdige sterfgevallen door fijnstof met meer dan 40% en de gezondheidsschade met ongeveer 200 miljard EUR per jaar verminderen».
31
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen u of u kunt aangeven hoe de Europese Klimaatwet zich verhoudt tot de nationale Klimaatwet. In de nationale wet pleit het kabinet voor een ophoging van het 2030 reductiedoel naar 55% en wil idealiter eind dit jaar overeenstemming bereiken over dit doel. De nationale Klimaatwet bevat een streefdoel van 49% reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Heeft de Europese Klimaatwet gevolgen voor dit streefdoel?
Antwoord
Het kabinet pleit voor het vastleggen van een overkoepelend klimaatdoel voor de Europese Unie van 55% emissiereductie in 2030. Of het vastleggen van een Europees reductiedoel van 55% voor 2030 tot gevolg heeft dat het streefdoel voor 2030 in de Nederlandse Klimaatwet moet worden aangepast, is afhankelijk van het pakket aan EU-klimaat en energiemaatregelen dat wordt vastgesteld om het Europese reductiedoel voor 2030 te bereiken. In artikel 2, vierde lid, van het voorstel voor de Europese Klimaatwet is bepaald dat de Commissie uiterlijk 30 juni 2021 beoordeeld of herijking van de Europese regelgeving nodig is in het licht van de Europese klimaatdoelen voor 2030 en 2050.
32
Deze leden constateren dat een aantal EU-landen momenteel meer ambitieuze klimaatdoelen heeft (Zweden heeft bijvoorbeeld een 2045 netto-nul emissiedoel) dan de doelen in het EU-voorstel. Blijft het na aanvaarding van de Europese Klimaatwet mogelijk voor individuele lidstaten om emissiedoelen naar boven bij te stellen?
Antwoord
Ja.
33
De Europese Commissie spreekt over «collectieve verwezenlijking» van de 2050-doelstelling. Hoe verhoudt zich dit tot onze nationale verplichtingen en doelstellingen? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat Nederlandse broeikasgasemissies worden gecompenseerd door Zweedse of Finse bossen? Hoe wordt voorkomen dat landen die slecht presteren, zoals Nederland, worden gecompenseerd door vooruitstrevende landen als Finland?
Antwoord
In de voorgestelde verordening worden de overkoepelende Europese doelen voor broeikasgasreductie bepaald. De nationale doelen moeten daar in lijn mee zijn. De Commissie schetst daarmee een kader, maar krijgt dus geen bevoegdheid om direct nationale beleidsmaatregelen te bepalen. Het kabinet kan nu nog niet reageren op de vraag of lidstaten voor achterblijvende lidstaten kunnen compenseren. Dat wordt niet duidelijk gemaakt in de voorgestelde verordening van de Commissie en zal onderdeel vormen van de onderhandelingen.
34
Door het Klimaatakkoord van Parijs hebben landen zich gecommitteerd aan een controleproces: elke vijf jaar moeten nationale overheden hun doelen voor het verlagen van broeikasgassen communiceren. Bovendien moeten die doelen ambitieus geformuleerd zijn en elke vijf jaar in ambitie toenemen. Hoe wordt hier met de Europese Klimaatwet uitvoering aan gegeven, zo vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie.
Antwoord
Zoals te lezen in het BNC-fiche, sluit de voorgestelde verordening nauw aan bij de rapportageverplichtingen die reeds in Europees verband zijn vastgelegd. Deze zijn gebaseerd op de vijf-jarencyclus van de Overeenkomst van Parijs die ook leidend is in de Nederlandse klimaatwet. Het is belangrijk deze cyclus te hanteren om zo in de komende jaren de voortgang te blijven monitoren en te blijven bijsturen waar nodig.
Samenstelling:
Koffeman (PvdD), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA) (voorzitter), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), van der Linden (FVD) (ondervoorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Van Pareren (FVD), Prins-Modderaar (CDA), Recourt (PvdA), Vendrik (GL), Van der Voort (D66)
COM(2020)80, gepubliceerd door de Europese Commissie op 4 maart 2020, zie voor behandeling in de Eerste Kamer dossier E200007 op www.europapoort.nl.
COM(2020)80, gepubliceerd door de Europese Commissie op 4 maart 2020, zie voor behandeling in de Eerste Kamer dossier E200007 op www.europapoort.nl.
Kamerbrief «Meerjarig Financieel Kader 2021–27 en herstelstrategie n.a.v. de COVID-19 uitbraak», 2020Z10481, 9 juni 2020.
Kamerbrief «Meerjarig Financieel Kader 2021–27 en herstelstrategie n.a.v. de COVID-19 uitbraak», 2020Z10481, 9 juni 2020.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35448-G.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.