Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35418 nr. G |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35418 nr. G |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2021
Bij de plenaire behandeling in uw Kamer van de verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Kamerstuk 35 418) is de aandacht van uw Kamer ook uitgegaan naar de wijze waarop het kiescollege in praktische zin wordt vormgegeven en zal functioneren, en naar de uitvoeringswetgeving die dit zal regelen (Handelingen I 2020/21, nr. 4). Naar aanleiding van de plenaire behandeling heb ik uw Kamer toegezegd haar in het voorjaar van 2021 te informeren over de hoofdlijnen van de uitvoeringswetgeving, zodat die informatie kan worden betrokken bij de tweede lezing van het grondwetsvoorstel (Kamerstukken I 2020/21, 35 418, nr. 9). Die toezegging doe ik hierbij gestand.
De uitvoeringswetgeving voor een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (hierna: kiescollege niet-ingezetenen) omvat drie aspecten: (i) de inrichting van het kiescollege niet-ingezetenen, (ii) de verkiezing van de leden van het kiescollege niet-ingezetenen door Nederlandse niet-ingezetenen en (iii) de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal door de leden van het kiescollege niet-ingezetenen. Deze brief beschrijft de hoofdlijnen van de uitvoeringswetgeving die deze aspecten zal regelen. In de volgende paragraaf volgt eerst een samenvatting van de voorstellen. In het vervolg van de brief zullen de onderliggende overwegingen nader worden toegelicht.
In het grondwetsvoorstel ter invoering van het kiescollege niet-ingezetenen, dat onlangs voor de tweede lezing is ingediend (Kamerstuk 35 785), is neergelegd dat de vereisten voor kiesgerechtigdheid voor de verkiezing van de leden van het kiescollege niet-ingezetenen dezelfde zijn als de vereisten voor kiesgerechtigdheid voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, met als extra vereiste dat de kiezer geen ingezetene is van Nederland. Voor het lidmaatschap van het kiescollege gelden dezelfde vereisten als voor de kiesgerechtigdheid voor het kiescollege niet-ingezetenen. De enige taak van de leden van het kiescollege niet-ingezetenen is het kiezen van de leden van de Eerste Kamer.
Bij het vormgeven van de uitvoeringswetgeving voor het kiescollege niet-ingezetenen geldt als uitgangspunt dat voor zover mogelijk en van toepassing wordt aangesloten bij de al bestaande wetgeving voor de inrichting en verkiezing van provinciale staten dan wel de kiescolleges van de openbare lichamen in Caribisch Nederland (hierna: kiescolleges Caribisch Nederland) en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland.
Het voorstel voor de uitvoeringswetgeving voor het kiescollege niet-ingezetenen ziet op hoofdlijnen op de volgende onderwerpen:
• Het kiescollege niet-ingezetenen wordt gevestigd in de gemeente Den Haag. De gemeente Den Haag is verantwoordelijk voor de organisatie van de verkiezing van de leden van het kiescollege niet-ingezetenen (gelijktijdig met de verkiezing van de leden van provinciale staten) en voor de registratie van de kiesgerechtigden voor deze verkiezing. Ten behoeve van de ondersteuning van het kiescollege niet-ingezetenen (en de organisatie van de zitting van het kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer) krijgt de gemeente Den Haag een faciliterende functie.
• De burgemeester van de gemeente Den Haag is de voorzitter van het kiescollege niet-ingezetenen. In deze rol wordt hij ondersteund door ambtenaren van de gemeente Den Haag.
• Het ledenaantal van het kiescollege niet-ingezetenen wordt gerelateerd aan het aantal voor de verkiezing van het kiescollege geregistreerde kiesgerechtigden in het buitenland, volgens de systematiek waarmee de Gemeentewet het aantal raadsleden per inwoners vaststelt. Een aantal van bijvoorbeeld 90.000 geregistreerde kiesgerechtigden voor de kiescollegeverkiezing leidt dan tot 37 kiescollegeleden.
• Het lidmaatschap voor het kiescollege niet-ingezetenen kent dezelfde vereisten als de vereisten voor lidmaatschap van de Tweede Kamer, met als extra vereiste dat het lid geen ingezetene is van Nederland.
• Verder zijn er enkele functies onverenigbaar met lidmaatschap van het kiescollege. Dit betreffen – in lijn met provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland – de functie van Minister, Staatssecretaris, lid van de Raad van State, lid van de Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman en substituut-ombudsman. Voorts zijn uitgesloten van lidmaatschap de burgemeester van Den Haag en ambtenaren die zijn aangesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, aangezien zij de kiescollegeverkiezing organiseren en het kiescollege faciliteren.
• Met uitzondering van de vergadering waarin het kiescollege niet-ingezetenen de leden van de Eerste Kamer kiest vergadert het kiescollege digitaal.
• De gemeente Den Haag is op grond van de Kieswet verantwoordelijk voor de organisatie van de Tweede Kamer- en Europese Parlementsverkiezingen voor de kiezers buiten Nederland en beheert de permanente kiezersregistratie van deze kiezers. De registratie van kiesgerechtigden voor de kiescollegeverkiezing zal onderdeel uitmaken van deze permanente kiezersregistratie niet-ingezetenen.
• De stemming voor het kiescollege niet-ingezetenen vindt plaats per brief. De briefstemmen worden per post verzonden naar de gemeente Den Haag of worden verzonden naar of afgegeven bij een Nederlandse ambassade in het buitenland. Het is niet mogelijk om te stemmen per volmacht of met een kiezerspas.
• Het hoofdstembureau en het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten van Zuid-Holland fungeren tevens als hoofdstembureau en centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het kiescollege.
• De kiescollegeverkiezing vindt gelijktijdig plaats met de verkiezing van provinciale staten en de verkiezing van de kiescolleges Caribisch Nederland, zij het dat het stemmen per brief al kan plaatsvinden voor de dag van stemming.
• Met het oog op de toegankelijkheid wordt het mogelijk om een ondersteuningsverklaring voor de kiescollegeverkiezing via de digitale weg af te leggen.
• Een kandidatenlijst voor een verkiezing kan op grond van de Kieswet alleen worden ingeleverd door een kiezer die gerechtigd is tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing. Het wordt mogelijk om een Nederlandse ingezetene te machtigen om de kandidatenlijst voor het kiescollege niet-ingezetenen in Nederland bij het centraal stembureau in te leveren.
• De waarborgsom voor kandidaatstelling voor de kiescollegeverkiezing is € 225,– en wordt betaald aan de gemeente Den Haag.
• De stemming door het kiescollege niet ingezetenen vindt plaats op hetzelfde tijdstip als de stemming door provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland.
• De stemming zal in beginsel fysiek in Nederland plaatsvinden. Er zal worden aangesloten bij de wijze waarop provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland de stemming en stemopneming hebben ingericht. Voor een lid dat verhinderd is om deel te nemen aan de fysieke stemming wordt geregeld dat hij zijn stem per volmacht kan uitbrengen.
• De formule voor de berekening van de stemwaarde (SW) voor het kiescollege niet-ingezetenen (SWKCNI) luidt:
Hierbij is KiesgerechtigdenNI het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor het kiescollege niet-ingezetenen, LedenKCNI het aantal leden van dat college, InwonersNL de totale Nederlandse bevolking en KiesgerechtigdenNL het aantal kiesgerechtigden bij de verkiezingen voor provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland. De formule berekent het stemgewicht per kiescollegelid op basis van het aantal geregistreerde kiesgerechtigden (linker breuk) en past hierop een correctiefactor (rechter breuk) toe, gebaseerd op de verhouding tussen het aantal inwoners en geregistreerde kiesgerechtigden in Nederland.
Oprichting van het kiescollege niet-ingezetenen betekent dat er een nieuwe verkiezing moet worden georganiseerd voor niet-ingezetenen. De verantwoordelijkheid voor de organisatie van de Tweede Kamer- en de Europese Parlementsverkiezingen voor de niet-ingezetenen ligt op grond van de Kieswet bij de gemeente Den Haag. De gemeente Den Haag beheert ook de (permanente) registratie van kiesgerechtigden buiten Nederland. Het ligt daarom voor de hand dat de gemeente Den Haag tevens verantwoordelijk zal zijn voor de organisatie van de kiescollegeverkiezing en voor de registratie van kiesgerechtigden voor deze verkiezing. Ten behoeve van de ondersteuning van (de zitting van) het kiescollege zal de gemeente Den Haag naar verwachting een faciliterende functie krijgen (zie paragraaf 3.3).
De leden van het kiescollege niet-ingezetenen zijn niet woonachtig in Nederland en wellicht zal een deel van de werkzaamheden op afstand plaatsvinden. Desondanks moet het kiescollege een vaste vestigingslocatie hebben, zowel juridisch als ten behoeve van de organisatie. Het kiescollege niet-ingezetenen betreft een afzonderlijke entiteit. Gelet op de rol die de gemeente zal spelen bij het faciliteren van het kiescollege niet-ingezetenen en de organisatie van de kiescollegeverkiezing wordt het kiescollege gevestigd in de gemeente Den Haag.
Bij de oprichting moet het aantal leden van het kiescollege niet-ingezetenen worden bepaald. Hierbij zijn de volgende afwegingen van belang:
• het kiescollege moet voldoende leden hebben om de in de Grondwet verankerde geheime stemming te waarborgen;
• hoe meer leden het kiescollege telt, hoe groter de kans dat ook kandidaten van kleine politieke groeperingen tot lid verkozen kunnen worden en voor de Eerste Kamer kunnen stemmen. Dat is beter voor de evenredige vertegenwoordiging;
• er moet een balans zijn tussen het aantal leden van het kiescollege en de stemwaarde die elk lid vertegenwoordigt (zie paragraaf 4.2);
• hoe meer leden hoe hoger de administratieve lasten en de kosten;
• het ligt voor de hand om het aantal leden te koppelen aan een bestaand systeem. Evenals de kiescolleges Caribisch Nederland, die daarom uit hetzelfde aantal leden bestaan als de eilandsraden.
Om tot een onderbouwd voorstel voor het aantal leden (het zetelaantal) te komen, is (mede) over dit aspect van het kiescollege advies ingewonnen bij dr. S.P. Otjes. Dit heeft geresulteerd in het rapport Mogelijkheden voor de stemgewichten voor het Kiescollege voor Niet-ingezetenen, waarin ook specifiek op het aantal leden van het kiescollege wordt ingegaan.1 Uit het rapport, dat als bijlage bij deze brief is gevoegd, blijkt in de eerste plaats dat het aantal leden in rekenkundig opzicht een beperkte invloed heeft op het stemgewicht van het kiescollege als geheel; het zetelaantal maakt dus weinig verschil voor de percentuele invloed van het kiescollege niet-ingezetenen op de Eerste Kamerverkiezing en daarmee op de samenstelling van de Eerste Kamer. Daarnaast biedt het rapport twee perspectieven die kunnen dienen als handvat om het aantal leden op te baseren: een juridisch perspectief en een sociaalwetenschappelijk perspectief.
Vanuit het juridische perspectief kan aansluiting worden gezocht bij de in bestaande wetgeving voorkomende relatie tussen aantallen inwoners en de grootte van een vertegenwoordigend orgaan. Zo baseert de Gemeentewet het aantal raadsleden in een gemeente op het aantal inwoners. Voor het kiescollege niet-ingezetenen zou het ledenaantal gekoppeld kunnen worden aan het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor die verkiezing. In de permanente registratie voor kiezers buiten Nederland waren begin 2021 ruim 90.000 geregistreerde kiesgerechtigden voor de Tweede Kamerverkiezingen opgenomen. Het is niet op voorhand te zeggen hoeveel kiesgerechtigden zich voor de kiescollegeverkiezing zullen laten registreren. Als wordt uitgegaan van 90.000 geregistreerde kiesgerechtigden resulteert aansluiten bij de Gemeentewet in een kiescollege dat bestaat uit 37 leden. Het kiescollege zal, door aan te sluiten bij de Gemeentewet, altijd ten minste uit negen leden bestaan. Afhankelijk van een stijging of daling van het aantal geregistreerde kiezers, kan het aantal leden in principe na elke kiescollegeverkiezing wijzigen. Voorafgaand aan elke kiescollegeverkiezing wordt het aantal leden voor de aankomende periode vastgesteld op basis van het aantal geregistreerde kiezers voor die verkiezing op dat moment.
Het sociaalwetenschappelijke perspectief baseert het aantal leden op de derdemachtswortelwet. Deze wet stelt dat de grootte van een volksvertegenwoordigend orgaan de derdemachtswortel van het aantal inwoners volgt. De systematiek van de derdemachtswortelwet zou op basis van 81.680 geregistreerde kiesgerechtigden resulteren in een kiescollege dat bestaat uit 43 leden.
Het voorgaande leidt tot het voorstel om het aantal leden van het kiescollege niet-ingezetenen te relateren aan het aantal voor de verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen geregistreerde kiesgerechtigden in het buitenland, volgens de systematiek waarmee de Gemeentewet het aantal raadsleden per aantal inwoners vaststelt. Het stemgeheim en de evenredige vertegenwoordiging zijn met dit aantal voldoende geborgd en het betreft een bestaand systeem.
Het kiescollege niet-ingezetenen moet een voorzitter hebben om de vergaderingen – en dus ook de stemming en de stemopneming van de leden van de Eerste Kamer – voor te zitten. Daarnaast moet er een voorzitter worden aangewezen voor het stembureau voor de Eerste Kamerverkiezing door het kiescollege niet-ingezetenen. Voor provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland betreft het één persoon die in beide gevallen de functie van voorzitter bekleedt: de commissaris van de Koning (CdK) voor provinciale staten dan wel de gezaghebbers voor de kiescolleges Caribisch Nederland. Zij hebben geen stemrecht voor de Eerste Kamerverkiezing. In lijn hiermee ligt het voor de hand dat ook voor het kiescollege niet-ingezetenen één persoon wordt aangesteld die zowel voorzitter is van het kiescollege als voorzitter van het stembureau voor de Eerste Kamerverkiezing en deze (combinatie van) functies neer te leggen bij een persoon die geen lid is van het kiescollege zelf, maar al wel een functie bekleedt waar het voorzitterschap op een logische manier bij aansluit.
Een optie is om een CdK, bijvoorbeeld de CdK van Zuid-Holland, als voorzitter te benoemen. Het is echter de vraag of dit praktisch gezien een logische keuze is. Eén van de belangrijkste taken van de voorzitter is namelijk het voorbereiden en voorzitten van de stemming voor de Eerste Kamerverkiezing. Aangezien de stemming voor de Eerste Kamer door het kiescollege niet-ingezetenen waarschijnlijk gelijktijdig zal plaatsvinden met de stemming door provinciale staten, is iedere CdK op dat moment reeds verantwoordelijk voor het voorzitten van de stemming door de statenleden. Een logischer keuze is dat de burgemeester van Den Haag voorzitter van het kiescollege is. De burgemeester van Den Haag heeft (net als de CdK en de gezaghebber) geen stemrecht en zal dus geen invloed uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer. Aangezien de organisatie van de stemming voor het kiescollege bij de gemeente Den Haag komt te liggen, ligt het in de rede de ondersteuning van het kiescollege te beleggen bij de gemeente Den Haag.
Op basis van het voorgaande wordt voorgesteld om de burgemeester van Den Haag voorzitter te maken van het kiescollege en hem ambtelijke ondersteuning te bieden vanuit de gemeente Den Haag.
Aan het lidmaatschap voor het kiescollege niet-ingezetenen zijn dezelfde vereisten verbonden als aan het lidmaatschap voor de Tweede Kamer, met als extra vereiste het vereiste dat het lid geen ingezetene is van Nederland. Uit het vereiste van niet-ingezetenschap volgt dat het lidmaatschap van een kiescollegelid komt te vervallen indien hij zich weer vestigt in Nederland.
Voorts zijn er functies aan te wijzen die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van het kiescollege. Voor zover van toepassing wordt aangesloten bij de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van provinciale staten en het lidmaatschap van de kiescolleges Caribisch Nederland. In de praktijk zal de situatie van onverenigbare functies zich overigens niet snel voordoen, omdat de betreffende functionarissen (zie hieronder) in Nederland zullen wonen en dus niet voldoen aan de vereisten voor lidmaatschap van het kiescollege niet-ingezetenen.
In de eerste plaats ligt het in de rede dat een Minister, Staatssecretaris, lid van de Raad van State, lid van de Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman en substituut-ombudsman geen lid kunnen zijn van het kiescollege niet-ingezetenen. De functies zijn nu al onverenigbaar met het lidmaatschap van provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland.
Voor de verkiezingen van provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland is geregeld dat de zittende leden beoordelen of de verkiezing goed is verlopen en er eventueel hertellingen nodig zijn. Er wordt geen reden gezien om hiervan af te wijken voor de verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen. In lijn hiermee kunnen personen die mogelijk betrokken zijn geweest bij de organisatie van de verkiezingen geen lid zijn van het kiescollege. De gemeente Den Haag zal de verkiezing waarschijnlijk organiseren. Ambtenaren aangesteld door het college van burgemeester en wethouders moeten in dat geval geen lid kunnen zijn van het kiescollege. Ook de burgemeester zelf kan geen lid van het kiescollege zijn.
Net als voor de Tweede Kamer- en Europese Parlementsverkiezingen zullen kiezers buiten Nederland zich moeten registeren om te kunnen stemmen voor de verkiezingen van het kiescollege niet-ingezetenen. Voor kiezers buiten Nederland bestaat een permanente kiezersregistratie, zodat zij zich maar eenmaal hoeven aan te melden en vervolgens automatisch worden uitgenodigd om aan de desbetreffende verkiezing deel te nemen. De gemeente Den Haag beheert de registratie. Het ligt voor de hand dat de mogelijkheid van permanente registratie ook wordt geboden voor de verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen.
Concreet zal aan de kiezers die al in de permanente registratie zijn opgenomen voor de Tweede Kamer- en/of de Europese Parlementsverkiezingen gevraagd worden of zij zich ook willen registreren voor de kiescollegeverkiezing. Daarbij zal aan deze kiezers uitleg gegeven worden over wat het kiescollege inhoudt.
Kiezers die niet in de permanente registratie zijn opgenomen omdat zij net naar het buitenland zijn verhuisd, worden in aansluiting op de bestaande werkwijze, per brief uitgenodigd om zich (eenmalig) te registeren als kiezer buiten Nederland, waarbij zij, net als nu het geval is, kunnen aangeven voor welke soort verkiezing(en).
De leden van het kiescollege niet-ingezetenen worden gekozen door Nederlandse kiesgerechtigden die woonachtig zijn in het buitenland. Het ligt daarom voor de hand dat kiezers hun stem niet in persoon in Nederland hoeven uit te brengen. Net als bij de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen zullen niet-ingezetenen per brief stemmen. Net als voor die verkiezingen richt de gemeente Den Haag hiervoor een briefstembureau in. Verder kan de mogelijkheid worden geboden om briefstemmen op te sturen naar of af te geven bij een Nederlandse ambassades in het buitenland die deze briefstemmen vervolgens onverwijld doorzendt naar het briefstembureau in Den Haag. Hiermee sluit het proces zoveel mogelijk aan op de andere verkiezingen waarbij niet-ingezetenen mogen stemmen, wat bijdraagt aan de herkenbaarheid en begrijpelijkheid voor kiezers.
In tegenstelling tot de Tweede Kamer- en Europese Parlementsverkiezingen, waarbij briefstemmen voor niet-ingezetenen één van de mogelijkheden is – naast stemmen per volmacht of stemmen met een kiezerspas –, zal voor de verkiezing van het kiescollege briefstemmen de enige mogelijkheid zijn. Indien stemmen per volmacht of met een kiezerspas een optie zou zijn, zou dit betekenen dat op het tijdstip van de verkiezingen ook in Nederland stembureaus moeten worden ingericht ten behoeve van de kiescollegeverkiezingen. Aansluiten bij de voor de provinciale statenverkiezingen ingerichte stembureaus ligt niet in de rede. De provinciale statenverkiezingen zijn op hetzelfde moment als de waterschapsverkiezingen. Als bij deze stembureaus nog een derde soort stem kan worden uitgebracht, wordt het risico op verwarring en fouten onnodig groter. Daarnaast zou het veel extra organisatie vergen om de stemmen vanuit het hele land bij het briefstembureau in Den Haag te krijgen, terwijl er waarschijnlijk in geringe mate gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid om per volmacht of met een kiezerspas te stemmen voor de kiescollegeverkiezing.
Het zittend kiescollege beoordeelt het verloop van de stemming. Middels een overgangsregeling zal worden geregeld dat deze taak de eerste keer dat de verkiezing wordt gehouden wordt belegd bij het nieuwgekozen college.
Gelet op het voorgaande wordt voorgesteld dat de gemeente Den Haag een briefstembureau inricht en dat de stemming voor de verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen plaatsvindt per brief. De briefstemmen kunnen per post rechtstreeks naar de gemeente Den Haag worden verzonden of worden verzonden aan of afgeleverd bij een Nederlandse ambassade in het buitenland, die deze vervolgens per omgaande doorzendt naar het briefstembureau Den Haag.
Het kiescollege niet-ingezetenen brengt mee dat er een nieuwe verkiezing moet worden georganiseerd. Het voorstel is dat deze gelijktijdig zal plaatsvinden met de verkiezingen van provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland. Nu de taken van een hoofdstembureau en een centraal stembureau voor de kiescollegeverkiezing niet afwijken van die voor de provinciale statenverkiezingen, zouden het hoofdstembureau en centraal stembureau van de provincie waar het kiescollege bijeenkomt (Zuid-Holland) deze rol ook kunnen vervullen voor de kiescollegeverkiezing.
De verkiezingen van provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland vinden op dezelfde dag plaats. De verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen vindt per brief plaats. De mogelijkheid van briefstemmen ontstaat niet eerder dan dat de eerste kiezer zijn stembiljet heeft ontvangen na de dag van kandidaatstelling en eindigt gelijktijdig met de dag van stemming voor de provinciale staten- en de kiescollegeverkiezing. In lijn met het wetsvoorstel nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen kunnen briefstemmen nog enkele dagen na de dag van stemming binnenkomen.
Politieke partijen die voor het eerst deelnemen aan een verkiezing of bij de vorige verkiezing geen zetel hebben behaald, moeten ondersteuningsverklaringen ontvangen van personen die actief kiesrecht bezitten. Hiermee wordt verzekerd dat een partij over enig draagvlak beschikt voordat die partij kan deelnemen aan de verkiezingen. Voor het kiescollege niet-ingezetenen zou dit betekenen dat een kandidatenlijst moet worden ondersteund door tientallen kiezers die woonachtig zijn buiten Nederland. Dit gegeven roept diverse uitvoeringsvragen op. Het zou niet proportioneel zijn om van kiesgerechtigden te verwachten dat zij naar Nederland reizen voor het afleggen van de verklaring, en daardoor bovendien het risico meebrengen dat weinig nieuwe partijen het vereiste aantal ondersteuningsverklaringen behalen. Voorts biedt de Kieswet aan kiezers nu enkel de mogelijkheid om een ondersteuningsverklaring in persoon af te leggen op het gemeentehuis van de gemeente (of het bestuurskantoor van het openbaar lichaam) waar zij woonachtig zijn. Kiezers buiten Nederland hebben in het land waar zij woonachtig zijn geen vergelijkbaar alternatief. De mogelijkheid van het afleggen van de ondersteuningsverklaring op een Nederlandse ambassade zou op dit punt geen adequate oplossing bieden, aangezien dit dan slechts op één of enkele plekken per land mogelijk is.
Een alternatief kan zijn om de mogelijkheid te creëren dat ondersteuningsverklaringen digitaal afgelegd kunnen worden, hetgeen de Kieswet nu niet toestaat. Eerder is het standpunt ingenomen dat het (in zijn algemeenheid) onwenselijk is om ondersteuningsverklaringen digitaal af te leggen vanwege frauderisico’s. Gelet op het belang van toegankelijkheid dient dit standpunt voor de verkiezing van het kiescollege door niet-ingezetenen heroverwogen te worden. Een alternatief is namelijk niet aanwezig. Dit is anders bij de overige verkiezingen waarbij in het buitenland woonachtige Nederlandse kiezers kunnen deelnemen aan de stemming, aangezien bij die verkiezingen (de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen) het grootste deel van de kiesgerechtigden wel in Nederland woonachtig is en laagdrempelig een ondersteuningsverklaring fysiek kan afleggen.
Bovenstaande leidt tot het voorstel om het afleggen van een ondersteuningsverklaring voor de kiescollegeverkiezing via digitale weg mogelijk te maken. Hoewel het fysiek afleggen van ondersteuningsverklaringen in beginsel de voorkeur geniet, weegt in dit geval om bovenstaande redenen de toegankelijkheid voor kiezers zwaarder. De wijze waarop dit proces vorm krijgt, zal nog nader te worden uitgewerkt.
De Kieswet schrijft voor dat de kandidatenlijsten op de dag van kandidaatstelling bij het centraal stembureau kunnen worden ingeleverd. De inlevering van de lijst geschiedt persoonlijk door een kiezer, die bevoegd is tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing. In het geval van de verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen zal het centraal stembureau zich in Europees Nederland bevinden. Aangezien de kiezers allen niet-ingezetenen zijn, zou dit ertoe leiden dat er per partij één kiezer naar Nederland moet komen. Dit roept de vraag op of de kandidatenlijst fysiek bij het centraal stembureau door een kiezer ingeleverd dient te worden of dat dit op een andere wijze mogelijk moet zijn. Bijvoorbeeld door een andere persoon dan een kiezer te machtigen om de kandidatenlijst in te leveren. Politieke partijen zouden hierin kunnen faciliteren. Een andere optie kan zijn dat de kandidatenlijsten via elektronische weg ingeleverd kunnen worden. Aangezien het proces van kandidaatstelling nog vrijwel analoog is ingericht, lijkt deze optie minder voor de hand liggend.
Er wordt voorgesteld om het mogelijk te maken dat een Nederlandse ingezetene gemachtigd kan worden om de kandidatenlijst voor het kiescollege niet-ingezetenen in Nederland bij het centraal stembureau in te leveren.
Partijen die voor het eerst meedoen aan de verkiezingen of bij de vorige verkiezing geen zetel hebben behaald, moeten een waarborgsom betalen voor de kandidaatstelling. De hoogte van de waarborgsom en het orgaan waaraan dit bedrag overgemaakt dient te worden, verschillen per verkiezing. Voor de provinciale statenverkiezing betreft dit een bedrag van € 1.125 dat betaald moet worden aan de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd. Voor de gemeenteraadsverkiezingen dient een waarborgsom van € 225 te worden betaald aan de betreffende gemeente. Voor de kiescolleges Caribisch Nederland regelt de Kieswet dat voor elke kandidatenlijst die wordt ingeleverd in een van de openbare lichamen een waarborgsom wordt betaald van USD 225, in lijn met het bedrag van USD 225 voor kandidaatstelling voor de eilandsraad. Voor de kiescolleges Caribisch Nederland is er bewust voor gekozen af te wijken van de hoogte van de waarborgsom voor provinciale statenverkiezingen, omdat dit bedrag voor het kiescollege niet proportioneel werd geacht.
Voor het kiescollege niet-ingezetenen ligt het in de rede om eveneens af te wijken van de hoogte van de waarborgsom die verschuldigd is voor provinciale statenverkiezingen, aangezien de verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen ziet op een beperktere groep kiesgerechtigden en het kiescollege enkel tot doel heeft mee stemmen over de leden van de Eerste Kamer. Het bedrag vaststellen ter hoogte van de waarborgsom voor gemeenteraadsverkiezingen (€ 225) is een redelijke optie. Verder ligt het voor de hand dat dit bedrag dient te worden betaald aan de gemeente Den Haag, aangezien – op basis van de voorstellen in deze brief – het centraal stembureau voor de kiescollegeverkiezing hier gevestigd zal zijn. De gemeente Den Haag beheert in dit geval de bankrekening waarop de waarborgsommen gestort moeten worden en faciliteert dit proces.
Het kiescollege zal op verschillende momenten vergaderen. De belangrijkste vergadering is die waarin de stemming voor de leden van de Eerste Kamer plaatsvindt. Op de wijze van vergaderen ten behoeve van deze stemming wordt in paragraaf 4.1 nader ingegaan. Deze paragraaf ziet op de overige vergaderingen van het kiescollege.
Naast de vergadering waarin de kiescollegeleden stemmen voor de Eerste Kamer vergadert het kiescollege niet-ingezetenen in ieder geval om te beoordelen of de kiescollegeverkiezing en de uitslagvaststelling goed zijn verlopen, om het geloofsbrievenonderzoek uit te voeren en eventueel wanneer een lid tussentijds (tijdelijk) vervangen moet worden. Aangezien de leden in het buitenland wonen, wordt het logischerwijs mogelijk gemaakt dat deze vergaderingen digitaal kunnen plaatsvinden, waarbij wordt aangesloten bij de regels die gelden in de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
Voor het kiescollege niet-ingezetenen wordt daarom voorgesteld om digitaal te vergaderen. Dit geldt niet voor de zitting waarbij de stemming en telling plaatsvindt voor de Eerste Kamer (zie paragraaf 4.1).
De stemming door het kiescollege niet-ingezetenen vindt gelijktijdig plaats met het tijdstip waarop provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland stemmen. Er zijn verschillende opties om de stemming van de leden van de Eerste Kamer door het kiescollege niet-ingezetenen vorm te geven. De twee voor de hand liggende opties zijn: de stemming vindt plaats in een fysieke vergadering in Europees Nederland of de stemming vindt plaats op afstand zodat de leden kunnen stemmen vanuit het land waar zij woonachtig zijn.
Principieel gezien geniet een fysieke samenkomst de voorkeur. Het grote voordeel van een fysieke vergadering voor de stemming is bovendien dat qua inrichting kan worden aangesloten bij de wijze waarop provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland hun stemmen voor de Eerste Kamer uitbrengen. Hiermee worden verschillende lastige uitvoeringsvraagstukken (zie hieronder) voorkomen. Een nadeel van een fysieke stemming is dat de leden van het kiescollege niet-ingezetenen naar Nederland moeten reizen. Met name voor leden die ver weg wonen is dit een grote opgave, waardoor mogelijk minder niet-ingezetenen zich kandidaat willen stellen voor het kiescollege. Bovendien kunnen zich redenen voordoen waardoor reizen vanuit bepaalde landen niet mogelijk is. Dit kan deels worden ondervangen door het mogelijk te maken dat een lid van het kiescollege dat (onverhoopt) verhinderd is om naar Nederland af te reizen langs elektronische weg een ander kiescollegelid kan machtigen om zijn stem uit te brengen. Tot slot brengt de stemming in Nederland reis- en verblijfskosten met zich mee.
Een stemming op afstand is praktischer aangezien de leden in het buitenland wonen. Wel betekent dit dat de stemming en stemopneming door het kiescollege niet-ingezetenen zullen afwijken van de wijze waarop dit in het kader van de Eerste Kamerverkiezing is geregeld voor provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland. Een verkiezing op afstand roept de vraag op hoe de stemming wordt georganiseerd. Digitaal stemmen biedt geen uitkomst, aangezien dit mogelijke inbreuken geeft op de waarborgen van het verkiezingsproces en het kabinet voorts wil voorkomen dat deze verkiezing vatbaar wordt voor mogelijke digitale inmenging. Een alternatief is stemmen per brief. Ook bij deze vorm van stemmen moet de toegankelijkheid van de stemming worden afgewogen tegen andere waarborgen zoals behoud van het stemgeheim. Het introduceren van briefstemmen voor de stemming door het kiescollege van de leden van de Eerste Kamer heeft gevolgen voor de uitvoering. Alle leden van het kiescollege niet-ingezetenen dienen van tevoren een elektronisch verzonden briefstembewijs en een elektronisch verzonden briefstembiljet te ontvangen. Voor het stemmen per brief door leden van het kiescollege zal een nieuw stembiljet nodig zijn, vergelijkbaar met het stembiljet dat gebruikt wordt door de kiezers in het buitenland bij de Tweede Kamerverkiezing en de Europese Parlementsverkiezing. Om te verzekeren dat de stem tijdig aankomt, ligt het in de rede er voor te kiezen dat de briefstem niet via de reguliere post wordt verstuurd, maar per koerier. Indien de stemming per brief verloopt moet voorts worden besloten wie als (brief)stembureau fungeren en de vooropening en stemopneming uitvoeren. Voor provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland bestaat het stembureau uit de voorzitter en drie leden. Indien de leden van het kiescollege niet-ingezetenen zich allen op verschillende plaatsen in het buitenland bevinden, zullen zij geen deel kunnen uitmaken van het briefstembureau. Eventueel zou de burgemeester van Den Haag zich in die situatie kunnen laten bijstaan door leden van provinciale staten van Zuid-Holland.
Er kan ook worden nagedacht over een tussenvariant. Hierbij dient als uitgangspunt dat de stemming plaatsvindt in een fysieke zitting in Europees Nederland. Als vangnet zou kunnen worden geregeld dat een lid zijn stem per brief kan uitbrengen wanneer er sprake is van een verhindering om fysiek naar Nederland te komen. Het briefstemproces zal grotendeels vergelijkbaar zijn met de hierboven beschreven variant waarbij zekerheidshalve alle leden van het kiescollege niet-ingezetenen van tevoren een briefstembewijs en briefstembiljet zullen ontvangen. Het stembiljet dat bij de fysieke stemming wordt gebruikt dient hetzelfde te zijn als het stembiljet voor briefstemmen, zodat een uitgebrachte stem niet herleid kan worden tot één of enkele kiescollegeleden. Het uitgangspunt in deze variant blijft dat een lid de stemming fysiek bijwoont en dat hij zijn stem slechts per brief uitbrengt in het geval van verhindering. Gelet op dit uitgangspunt, moet de drempel om per brief te stemmen voor kiescollegeleden niet te laag zijn. Dit betekent dat op enige manier afgebakend en gewogen moet kunnen worden wanneer sprake is van verhindering, en dat een verzoek moet worden ingediend om per brief te stemmen. De afweging wat een gegronde reden is voor verhindering wie dit moet beoordelen is echter een complex vraagstuk. Bovendien, indien een lid door verhindering genoodzaakt is om zijn stem per brief uit te brengen, dient hij dit tijdig te doen zodat zijn stem het briefstembureau in Den Haag bereikt voorafgaand aan de start van de stemopneming. Het is aannemelijk dat een lid niet ruim van tevoren op de hoogte is van de verhindering, maar pas op het laatste moment niet naar Nederland blijkt te kunnen afreizen. In dat geval heeft het kiescollegelid waarschijnlijk ook niet meer de gelegenheid om tijdig per brief te stemmen.
Het kabinet acht een van de eerste twee varianten vanwege de eenduidigheid in manier van stemmen het meest wenselijk. Vanuit principieel oogpunt heeft het stemmen tijdens een fysieke zitting de voorkeur. Daarom wordt voorgesteld om de stemming fysiek in Nederland te laten plaatsvinden. Een lid dat onverhoopt verhinderd is, kan aan een andere kiezer via elektronische weg een volmacht verlenen. De tussenvariant, waarbij het stemmen per brief een alternatief is, kent een grote complexiteit in de uitvoering.
De stemwaarde van een stem van een lid van provinciale staten of de kiescolleges Caribisch Nederland is afgestemd op het aantal inwoners van de provincie of het openbare lichaam dat het lid vertegenwoordigt (inclusief de niet-kiesgerechtigden, dus niet-Nederlanders en minderjarigen). De stemwaarde van de leden van het kiescollege niet-ingezetenen zal op een andere wijze moeten worden berekend, aangezien het hanteren van een stemwaarde gebaseerd op de gehele wereldbevolking ertoe zal leiden dat de mate van invloed van het kiescollege niet-ingezetenen op de samenstelling van de Eerste Kamer buitenproportioneel groot is. Uitgaan van het aantal niet-ingezetenen met de Nederlandse nationaliteit biedt eveneens geen uitkomst aangezien onbekend is hoeveel Nederlanders er precies in het buitenland wonen. Andere mogelijkheden zijn dat wordt uitgegaan van het aantal niet-ingezetenen met de Nederlandse nationaliteit dat als kiezer is geregistreerd of van het aantal uitgebrachte stemmen bij de verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen. Over dit onderwerp heeft de Afdeling advisering van de Raad van State op 30 september 2020 voorlichting uitgebracht (Kamerstukken II 2020/21, 35 418, nr. 8). In het debat met uw Kamer over het grondwetsvoorstel heb ik met betrekking tot de stemwaardebepaling toegezegd in deze brief ook in te gaan op de vraag welke mogelijkheden er zijn – in aanvulling op de voorlichting van de Afdeling advisering – om bij het bepalen van de stemwaarde van het nieuwe kiescollege de evenredigheid te optimaliseren, bijvoorbeeld door een nader te bepalen correctiefactor toe te passen op de stemwaarde van de leden van het nieuwe kiescollege. Met het oog hierop is in opdracht van mijn ministerie aanvullend onderzoek gedaan naar de vraag welke mogelijkheden er zijn om het stemgewicht te bepalen, en welke afwegingen een rol spelen bij de verschillende varianten. Dit heeft geresulteerd in het hiervoor al genoemde rapport Mogelijkheden voor de stemgewichten voor het kiescollege voor niet-ingezetenen.2 In het rapport worden verschillende variabelen onderscheiden en wordt toegelicht waar een keuze moet worden gemaakt om te bepalen op welke wijze de stemwaarde kan worden berekend. Dit leidt in het rapport tot het volgende voorstel om het stemgewicht van het kiescollege te berekenen.
(1) Het uitgangspunt is het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor het kiescollege niet-ingezetenen in het buitenland in het jaar van de verkiezing. Dat is het aantal dat het dichtst komt bij de groep die het kiescollege beoogt te vertegenwoordigen en waarvoor er harde cijfers zijn.
(2) Om het stemgewicht per kiescollegelid te berekenen moet het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor het kiescollege niet-ingezetenen gedeeld worden door het aantal leden van het kiescollege maal honderd. Dit is dezelfde berekening als de berekening voor het stemgewicht van provinciale statenleden.
(3) Voor provinciale staten wordt echter gerekend met het aantal inwoners. Daarom is er een correctiefactor nodig. Deze correctiefactor is de verhouding van het aantal inwoners van het land Nederland en het totale aantal kiesgerechtigden bij de laatste verkiezingen voor provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland.
De bijbehorende formule voor de berekening van het stemgewicht voor het kiescollege (SWKCNI) luidt:
Hierbij is KiesgerechtigdenNI het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor het kiescollege niet-ingezetenen, LedenKCNI het aantal leden van dat college, InwonersNL de totale Nederlandse bevolking en KiesgerechtigdenNL het aantal kiesgerechtigden bij de verkiezingen voor provinciale staten en de kiescolleges Caribisch Nederland.
Bij het opstellen van bovenstaande formule is een aantal inhoudelijke keuzes gemaakt. Op deze onderdelen zou ook een andere keuze mogelijk zijn. De variabelen waarin een andere afweging kan worden gemaakt betreffen:
(1) de grootte van de groep die het kiescollege beoogt te vertegenwoordigen,
(2) de basis van de stemimpact,
(3) het aantal leden van het kiescollege,
(4) het specifieke stemgewicht dat wordt toegekend om stemmers uit het buitenland een even grote impact te geven op de Eerste Kamer als stemmers in Nederland, en
(5) de peildatum op basis waarvan de relevante aantallen worden bepaald.
In de rapportage wordt uiteengezet dat een andere keuze op de variabelen 1 en 2 – bijvoorbeeld niet uitgaan van (geregistreerde) kiesgerechtigden maar van uitgebrachte stemmen – een grote impact heeft op de hoogte van de stemwaarde. Rekenen met het aantal uitgebrachte stemmen zal waarschijnlijk resulteren in een grotere impact. Een kanttekening bij uitgaan van het aantal uitgebrachte stemmen is dat de stemwaarde op die manier afhankelijk wordt gemaakt van de opkomst bij de verkiezingen, waardoor de kans reëel is dat de stemwaarde per verkiezing fluctueert.
Het maken van een andere keuze op de variabelen 3 en 4 heeft een beperkte invloed op de uitkomst van de berekening. De peildatum – variabele 5 – voor de in de formule in te vullen gegevens kan liggen op een moment voorafgaand aan de verkiezingen of na de verkiezingen. Indien het gewenst is dat de stemwaarde voorafgaand aan de verkiezingen bekend is, dient de peildatum voorafgaand aan de verkiezingen te worden vastgesteld, zodat met die gegevens kan worden gerekend. Wanneer in de formule wordt gerekend met het aantal uitgebrachte stemmen, kan de stemwaarde nog niet berekend worden voorafgaand aan de verkiezingen, aangezien het aantal uitgebrachte stemmen op dat moment onbekend is. Het is wel mogelijk de stemwaarde van tevoren te berekenen wanneer (i) er wordt gerekend met het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor het kiescollege niet-ingezetenen of (ii) er wordt gerekend met de gemiddelde Eerste Kamerimpact van de vorige verkiezingen. In de formule wordt nu uitgegaan van de berekening van de stemwaarde op basis van (geregistreerde) kiesgerechtigden.
Het bovenstaande leidt tot het voorstel om de stemwaarde te berekenen op basis van de gegeven formule, waarbij wordt gerekend met het aantal geregistreerde kiesgerechtigden als vertegenwoordigde groep en als basis voor de stemimpact. De peildatum voor de berekening van de stemwaarde wordt vastgesteld op 1 januari van het jaar waarin de Eerste Kamerverkiezing plaatsvindt.
Bij de invoering van een kiescollege voor niet-ingezetenen zou een nieuwe verkiezing georganiseerd moeten worden voor Nederlanders in het buitenland. Aangezien het voor de hand ligt dat deze verkiezing samenvalt met de provinciale statenverkiezingen, zullen de kosten lager zijn dan wanneer de verkiezing op een ander moment wordt georganiseerd; er hoeft bijvoorbeeld geen afzonderlijk hoofdstemstembureau en centraal stembureau te worden ingericht. Wel dient er een briefstembureau te worden ingericht en dient de stemming (per brief) voor deze verkiezing te worden georganiseerd.
De kosten verbonden aan het functioneren van het kiescollege bestaan vooral uit vergoedingen voor de werkzaamheden van de leden en eventuele reis- en verblijfskosten – mede afhankelijk van de keuze om vergaderingen al dan niet fysiek te laten plaatsvinden –, secretariële ondersteuning van het kiescollege en de organisatie van de stemming voor de Eerste Kamer. De hoogte van de kosten hangt onder meer af van het aantal leden en hoe vaak zij bijeenkomen.
De gemeente Den Haag, die voor de Nederlanders in het buitenland de verkiezingen organiseert voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement, heeft medio 2018 een integrale berekening gemaakt van de kosten voor de organisatie van de kiescollegeverkiezing voor de kiezers in het buitenland. In de memorie van toelichting bij het grondwetsvoorstel ter invoering van het kiescollege niet-ingezetenen is het volgende toegelicht met betrekking tot de financiële gevolgen:
«De gemeente heeft berekend dat een dergelijke verkiezing € 735.000 euro bedraagt. Ter dekking van de kosten van de verkiezingen voor de kiezers in het buitenland ontvangt de gemeente Den Haag jaarlijks een uitkering via het gemeentefonds. De invoering van een verkiezing, een keer per vier jaar, van een kiescollege voor de Nederlanders die in het buitenland wonen, betekent daarom dat jaarlijks een bedrag van ongeveer € 184.000 moet worden toegevoegd aan de jaarlijkse uitkering die de gemeente thans ontvangt. In het kader van de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing wordt er samen met de gemeente Den Haag gekeken naar de kosten voor het organiseren van een verkiezing voor kiezers in het buitenland.
Verder dient er rekening mee te worden gehouden dat er ook incidentele, eenmalige, kosten zullen zijn, aangezien de gemeente Den Haag de gebruikte systemen voor de permanente registratie van de kiezers in het buitenland zal moeten aanpassen. Men zal zich immers moeten kunnen registreren voor een verkiezing die thans nog niet bestaat voor deze kiezers. Ook zullen registratie- en andere gebruikte formulieren aangepast moeten worden. De kosten hiervan zijn nu nog niet precies te ramen, maar zullen naar verwachting niet meer dan (eenmalig) € 200.000 kunnen bedragen.»3
Voorts zal de gemeente Den Haag ook het kiescollege ondersteunen, ter dekking van de kosten van het kiescollege en de ondersteuning zal additioneel nog € 32.000 worden toegevoegd aan de jaarlijkse uitkering. Dat betekent dat over vier jaar de kosten voor het kiescollege in totaal € 128.000 euro bedragen. De kosten vloeien voort uit de reis- en verblijfskosten en vergoedingen voor de leden van het kiescollege. Alsmede een vergoeding voor de werkzaamheden die de gemeente Den Haag verricht ter ondersteuning van het kiescollege.
Bovenstaand voorstel voor de vormgeving van het kiescollege niet-ingezetenen zal verder worden uitgewerkt in een wetsvoorstel. Het streven is dat de verkiezing van het kiescollege niet-ingezeten in 2023 voor de eerste keer plaatsvindt, voorafgaand aan de Eerste Kamerverkiezing in dat jaar.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Dr. S.P. Otjes, Mogelijkheden voor de stemgewichten voor het Kiescollege voor Niet-ingezetenen, p. 8–10.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35418-G.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.