Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35403 nr. R |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35403 nr. R |
Vastgesteld 25 maart 2021
De vaste commissie voor Europese Zaken2 heeft in haar vergadering van 23 februari jl. gesproken over een brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 5 februari 2021 met een reactie op de commissiebrief van 21 januari 2021 inzake de uitvoering van de motie van het lid Koole c.s. 35.403, G.3
Naar aanleiding hiervan is op 27 januari 2021 een brief aan de Minister van Buitenlandse Zaken gestuurd.
De Minister heeft op 24 maart 2021 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bergman
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken
Den Haag, 27 januari 2021
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft in haar vergadering van 23 februari jl. gesproken over uw brief van 5 februari 2021 in reactie op de commissiebrief d.d. 21 januari 2021 inzake de uitvoering van de motie van het lid Koole c.s. 35.403, G.4
De commissie heeft met teleurstelling kennisgenomen van uw antwoord. Dit geldt in het bijzonder voor het voornemen van de regering zich in te zetten voor publieksdiscussies in Nederland «tijdens – en aldus niet voorafgaand aan de Conferentie.» U merkt daarbij in de brief meerdere keren op dat u conform de motie handelt.
Graag wijst de commissie er in dit verband op dat in de overwegingen van de motie Koole c.s. van 3 november 2020 expliciet de noodzaak wordt overwogen «de publieksdiscussie daarover zo spoedig mogelijk op te starten.» Inmiddels zijn drie maanden verstreken en geeft u aan pas tijdens de Conferentie publieksdiscussies te willen starten. Daarnaast wordt in de motie overwogen dat het van groot belang is dat ook de inwoners van Nederland goed «op de hoogte zijn» van de verschillende voornemens van de Europese Commissie in deze tijden van een meervoudige crisis. Anders gezegd, alvorens de Conferentie start, moeten de Nederlandse burgers zijn geïnformeerd en betrokken zijn bij hetgeen de Europese Commissie overweegt en van plan is. Zo bovenstaande overwegingen uit de motie bij de regering nog ruimte voor een andere uitleg laten bestaan, dan wijst de commissie u er op dat de eerste indiener van de motie tijdens de beraadslagingen op 3 november 2020 volstrekt helder is geweest dat met de motie werd gevraagd om het entameren van een publieksdiscussie voorafgaand aan de Conferentie: «Daarom pleit ik voor het komen tot een publieksdiscussie, voorafgaande aan de te verwachten conferentie over Europa, waarbij de regering het initiatief neemt om het publiek goed te informeren. Dit dient evenwichtig te gebeuren – dus ook met de tegengeluiden – zodat we met z'n allen goed die discussie kunnen voeren over de toekomst van Europa. Die discussie dient niet alleen te worden gevoerd met het parlement, waar de Minister op wees, maar ook met het publiek als geheel. Daarvoor heb ik een motie voorbereid. Ik zou die nu willen voorlezen, als dat mag, voorzitter.»
Gelet op deze strekking en bedoeling van de motie, verzoekt de commissie u op korte termijn aan te geven hoe de regering voornemens in Nederland de publieksdiscussies voorafgaand aan de Conferentie te entameren en te bevorderen.
Voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, M.G.H.C. Oomen-Ruijten
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2021
Met deze brief antwoord ik op uw verzoek, in de brief van 2 maart jl. van uw commissie voor Europese Zaken, om op korte termijn aan te geven hoe de regering voornemens is in Nederland de publieksdiscussies voorafgaand aan de Conferentie over de Toekomst van Europa te entameren en te bevorderen. Dit verzoek volgde uit eerdere communicatie met uw Kamer ten aanzien van de uitvoering van de motie van het lid Koole c.s.5 Deze motie verzoekt het kabinet om zich in te zetten voor een levendige, goed geïnformeerde publieksdiscussie over – de voornemens van – de Europese Unie en de inbreng en ambitie van Nederland daarbij in het kader van de Conferentie over de Toekomst van Europa, deze discussie met extra financiële middelen te bevorderen en hierover voor 1 juli 2021 een uitgewerkt voorstel aan beide Kamers der Staten-Generaal te zenden.
Het kabinet beaamt dat burgerbetrokkenheid een kernelement van de Conferentie dient te zijn en de Nederlandse burger daarbij betrokken zal worden. U benoemt in uw brief dat deze betrokkenheid voorafgaand aan de Conferentie van belang is omdat de inwoners van Nederland goed op de hoogte dienen te zijn van de voornemens van de Europese Commissie. Graag benadruk ik dat de Conferentie een gezamenlijk proces is van de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement. Vandaar dat deze drie instellingen 10 maart jl. middels een Gezamenlijke Verklaring het mandaat, de inhoud en vorm van de Conferentie op hoofdlijnen hebben vastgesteld. De aankondiging en appreciatie van het kabinet van deze Gezamenlijke Verklaring heeft uw Kamer op 2 maart jl. ontvangen.6 De Conferentie zal resulteren in een rapport dat aan het triovoorzitterschap van de Conferentie wordt gepresenteerd. De drie instellingen zullen kort daarna beoordelen hoe hier effectief gevolg aan kan worden gegeven. Uw verzoek om de inwoners van Nederland goed te betrekken bij hetgeen de Europese Commissie op basis van de Conferentie overweegt en van plan is, zal met burgerbetrokkenheid gedurende de Conferentie voldoende worden gewaarborgd.
Het is de verwachting dat de modaliteiten van de Conferentie op korte termijn nadere invulling zullen krijgen. Daarbij zal onder meer worden uitgewerkt hoe en wanneer bepaalde thema’s geagendeerd worden op de plenaire Conferentie, hoe de burgerbetrokkenheid op EU-niveau – zoals het meertalig digitaal platform van de Europese Commissie dat nog gelanceerd moet worden – exact wordt vormgegeven en hoe de resultaten van nationale burgerconsultaties effectief kunnen worden meegenomen in de discussies gedurende de Conferentie. Zoals in de brief aan uw Kamer van 5 februari jl. vermeld, zal het kabinet zorgdragen voor de betrokkenheid van de Nederlandse burger in het kader van de Conferentie. Het kabinet buigt zich momenteel over de exacte uitwerking daarvan. Bij de uitwerking wordt ook bekeken welke financiële middelen daarvoor benodigd zijn. Nu de Gezamenlijke Verklaring is ondertekend zal de Conferentie op korte termijn van start gaan. De officiële datum hiervoor is nog niet vastgelegd. Het is de verwachting dat dit op 9 mei 2021 zal plaatsvinden. Het kabinet zal zo spoedig mogelijk het parlement informeren over de Nederlandse vormgeving van de publieksdiscussie in het kader van de Conferentie.
Het kabinet benadrukt dat naast de inspanningen van het kabinet om de burger te betrekken, nationale parlementen eveneens van belang zijn in het versterken van de dialoog met burgers gedurende de Conferentie. Het kabinet nodigt uw Kamer uit om actief een rol te vervullen in de uitvoering van de burgerconsultaties.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Samenstelling:
Essers (CDA), Backer (D66), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP) (ondervoorzitter), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Koole (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA) (voorzitter), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), De Bruijn-Wezeman (VVD), Van Rooijen (50PLUS), arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD), Bezaan (VVD), Frentrop (FVD), Geerdink (VVD), Huizinga-Heringa (CU), Karimi (GL), Otten (Fractie-Otten), Vendrik (GL), Vos (PvdA), Van Wely (Fractie-Nanninga) vac. (Fractie-Nanninga), Raven (OSF)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35403-R.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.