35 394 Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief)

Nr. 15 AMENDEMENT VAN HET LID JASPER VAN DIJK C.S.

Ontvangen 18 december 2020

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt voor onderdeel 0A een onderdeel ingevoegd, luidende:

00A

In artikel 4, eerste lid, onderdeel d, wordt na «9a» ingevoegd «, 25, eerste lid, 26».

II

In artikel I worden na onderdeel Ga elf onderdelen ingevoegd, luidende:

Gb

Artikel 19a vervalt.

Gc

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt «, zonder kostendelende medebewoners».

2. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt «, zonder kostendelende medebewoners».

Gd

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «zonder kostendelende medebewoners».

2. In onderdeel b vervalt «, zonder kostendelende medebewoners».

Ge

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «zonder kostendelende medebewoners».

2. In de onderdelen b en c vervalt telkens «, zonder kostendelende medebewoners».

Gf

Artikel 22a vervalt.

Gg

In artikel 24, onderdeel a, vervalt «en geen kostendelende medebewoners heeft».

Gh

Het opschrift van paragraaf 3.3 komt te luiden: § 3.3 Verhoging en verlaging.

Gi

Na artikel 24 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 25. Alleenstaande (ouder)

  • 1 Het college verhoogt, met inachtneming van het krachtens artikel 29 bij algemene maatregel van bestuur bepaalde, de norm, bedoeld in artikel 21, onderdeel a, met een toeslag voor zover de belanghebbende hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander. Deze kosten kunnen in ieder geval niet geheel of gedeeltelijk gedeeld worden met thuisinwonende kinderen van 18 jaar of ouder die een in aanmerking te nemen inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.

  • 2 De toeslag bedraagt ten hoogste € 302,58 per kalendermaand.

Artikel 26. Gehuwden

Het college kan met inachtneming van het krachtens artikel 29 bij algemene maatregel van bestuur bepaalde, de norm, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid, onderdelen b en c, en artikel 21, onderdeel b, verhogen.

Gj

In artikel 27 wordt na «en 21,» ingevoegd «of de toeslag, bedoeld in artikel 25,» en wordt na «de norm» ingevoegd «of de toeslag».

Gk

In artikel 28 wordt na «de norm» ingevoegd «of de toeslag, bedoeld in artikel 25,».

Gl

Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29. Algemene maatregel van bestuur met betrekking tot verhoging en verlaging normen

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld voor welke categorieën de norm wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald.

  • 2 In de algemene maatregel van bestuur worden uitsluitend verhogingen of verlagingen vastgesteld als bedoeld in de artikelen 25 tot en met 28.

  • 3 Verhoging of verlaging van de norm of afwijkende vaststelling van de toeslag vindt plaats onverminderd artikel 18, eerste lid.

  • 4 De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan worden gedaan vier weken nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.

III

In artikel I wordt na onderdeel H een onderdeel ingevoegd, luidende:

H0a

In artikel 33, vierde lid, wordt «indien daarmee nog geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 22a» vervangen door «voor zover het college daarmee nog geen rekening heeft gehouden bij de vaststelling van de norm, bedoeld in paragraaf 3.3».

IV

Artikel I, onderdeel I, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst en wordt in de tekst «In artikel 38, derde lid,» vervangen door «In het derde lid».

2. Voor onderdeel 2 (nieuw) worden een aanhef en een onderdeel ingevoegd, luidende:

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «22a, derde lid,».

V

In artikel I worden na onderdeel K twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ka

In artikel 47b vervalt «19a, tweede lid,».

Kb

Artikel 53a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt «of dat op hem artikel 22a niet van toepassing is, dan wel dat er niet meer dan het door hem gestelde aantal kostendelende medebewoners als bedoeld in artikel 19a in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft».

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervalt «of dat artikel 22a niet op hem van toepassing is, dan wel dat hij niet aantoont dat er niet meer dan het door hem gestelde aantal kostendelende medebewoners als bedoeld in artikel 19a in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft».

b. In onderdeel a wordt «30% van de in artikel 22a, eerste lid, bedoelde norm» vervangen door «de helft van de norm, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 20, tweede lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 21, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 22, onderdeel b».

VI

Na artikel I worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA. WIJZIGING ALGEMENE NABESTAANDENWET

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17, vijfde tot en met achtste lid, vervallen.

B

In artikel 32, eerste lid, wordt «artikel 17, tweede, derde, vierde of vijfde lid» vervangen door «artikel 17, tweede, derde of vierde lid» en wordt «18, 67 of 70, eerste lid,» vervangen door «18 of 67».

C

In artikel 35 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

ARTIKEL IB. WIJZIGING TOESLAGENWET

De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid aanhef vervalt «, die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en».

2. Onder vernummering van het elfde lid tot zevende lid vervallen het zevende lid tot en met het tiende lid.

B

In artikel 4a, tweede lid, wordt «artikel 2, eerste, tweede of zevende lid» vervangen door «artikel 2, eerste of tweede lid».

C

Artikel 8, derde lid, vervalt.

D

In artikel 8a, eerste lid, vervalt onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c.

E

In artikel 12 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

ARTIKEL IC. WIJZIGING WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. de alleenstaande werkloze werknemer.

2. Onderdeel c vervalt.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De grondslag, bedoeld in het eerste lid, wordt zodanig vastgesteld dat voor de werkloze werknemer en de echtgenoot die beiden 21 jaar of ouder zijn, de helft van de grondslag netto gelijk is aan € 756,45.

3. In het vierde lid wordt «23 jaar» vervangen door «21 jaar».

4. In het zevende lid vervalt «, onderdelen a en b».

5. Het achtste en negende lid vervallen onder vernummering van het tiende tot het achtste lid.

B

Artikel 44, derde lid, vervalt.

ARTIKEL ID. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. de alleenstaande gewezen zelfstandige.

2. Onderdeel c vervalt.

2. In het vierde lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c.

3. Het zevende en achtste lid vervallen onder vernummering van het negende tot het zevende lid.

B

Artikel 44, derde lid, vervalt.

Toelichting

Met dit amendement wordt de kostendelersnorm afgeschaft in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Toeslagenwet (TW), de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) en de Algemene nabestaandenwet (Anw). In 2015 is de kostendelersnorm ingevoerd. Al bij de invoering hebben de toenmalig woordvoerders van de fracties GroenLinks en de SP gewaarschuwd voor de negatieve effecten. Het invoeren van de kostendelersnorm heeft geleid tot een algehele inkomensachteruitgang voor de betreffende mensen en tot meer armoede. Daarnaast is in de afgelopen jaren gebleken dat juist kwetsbare groepen door de kostendelersnorm in het nauw komen. Hulpverleners geven aan dat de kostendelersnorm kan leiden tot dakloosheid. Mensen willen vanwege de kostendelersnorm geen daklozen in huis nemen. Volwassen kinderen worden vanwege de kostendelersnorm op straat gezet of vertrekken zelf om hun ouder(s) niet financieel tot last te zijn. Ook gemeenten luiden hierover de noodklok. Ook mantelzorgers, personen met een beperking en hun familieleden lijden onder de kostendelersnorm. Familieleden wonen vaak bij elkaar omdat één van hen hulpbehoevend, ziek of gehandicapt is. Indieners blijven van mening dat dit niet financieel bestraft moet worden, dat de kostendelersnorm ongewenste effecten heeft en daarom afgeschaft moet worden.

Dit amendement heeft tevens in het voorgestelde artikel 29 een bepaling waarbij per algemene maatregel van bestuur (AMvB) met zware voorhang nadere landelijke regels gesteld kunnen worden over verhogingen of verlagingen in specifieke situaties. In deze AMvB kan desgewenst ook een bevoegdheid aan gemeenten gedelegeerd worden om een verordening vast te stellen en zo meer maatwerk mogelijk te maken binnen de landelijke bepaalde kaders.

Jasper van Dijk Renkema Gijs van Dijk

Naar boven