35 357 Wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de afschaffing van de rekentoets in het voortgezet onderwijs (afschaffing rekentoets vo)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 2 juni 2020

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Graag maken zij van de gelegenheid gebruik hierover enkele vragen te stellen.

2. Vragen van de VVD-fractie

Onder de voorgestelde wet is het voorstel om de bestaande rekentoets in het vo af te schaffen en vanaf dat schooljaar geen cijfer van de rekentoets op de cijferlijst meer op te nemen, zo lezen de leden van de VVD-fractie. De regering geeft aan dat het belang van goede rekenvaardigheden daarmee niet verdwijnt. Kan de regering toelichten hoe wordt geborgd dat goede rekenvaardigheden niet verdwijnen, zeker nu er nog geen alternatief voorhanden is?

In het wetsvoorstel wordt aangegeven dat toegewerkt wordt naar een situatie waarbij rekenen voortaan als een meer geïntegreerd onderdeel van het onderwijsprogramma is gepositioneerd. De leden van de VVD-fractie vragen de regering om toe te lichten hoe zij er van verzekerd kunnen zijn dat goede rekenvaardigheden worden geborgd als onderdeel van het wiskunde-examen? Waar moet het schoolexamen rekenen, dat gaat gelden voor leerlingen zonder wiskunde in hun pakket, aan voldoen? Wat is ervoor nodig om wel aan te sluiten op het moment dat rekenvaardigheden worden opgenomen in de schoolexamens? En hoe borgt de regering dat ook leerlingen zonder wiskunde in hun pakket een goed niveau hebben wat rekenen betreft als zij hun eindexamen halen? Wat betekent het wetsvoorstel voor de aansluiting op vervolgopleidingen waar rekenvaardigheden wel degelijk van belang zijn, maar een eindexamen wiskunde geen vereiste? Denk in dit verband aan verpleegkundigen en leraren.

3. Vragen van de PvdA-fractie

De regering geeft aan dat voor een separate rekentoets voor alle leerlingen niet langer politiek draagvlak is. Dat geeft bij de leden van de PvdA-fractie aanleiding tot de volgende vragen. Hoe verhoudt het eerdere politieke draagvlak voor een separate rekentoets zich tot het kennelijk ontbreken daarvan op dit moment? En hoe verhoudt het ontbreken van dat politiek draagvlak zich tot maatschappelijk draagvlak? Was er eerder wel maatschappelijk draagvlak voor een separate rekentoets, en is dat verdwenen?

Het voorliggende wetsvoorstel resulteert in een gat van één schooljaar in de borging van het rekenniveau van leerlingen die geen examen doen in het vak wiskunde. Zij leggen in schooljaar 2019/2020 geen centrale rekentoets meer af, maar maken ook nog geen schoolexamen rekenen. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen de afschaffing van de centrale rekentoets met een jaar te vertragen? De regering merkt op dat voor een deel van de leerlingen zonder wiskunde geldt dat zij de rekentoets al hebben afgelegd in hun voorlaatste leerjaar. Graag vragen de aan het woord zijnde leden om welk percentage leerlingen het dan gaat.

Leerlingen die geen staatsexamen wiskunde doen worden voortaan geacht een staatsexamen rekenen te maken. Dit telt mee voor de zak- en slaagregeling. De praktijk leert dat de leerlingen die er voor kiezen geen wiskunde te volgen, vaak ook meer moeite hebben met rekenen. Deze leerlingen lopen dus een grotere kans dat zij niet zullen slagen. Deelt de regering de zorg dat door het behoud van de rekentoets voor de groep die het slechtst is in rekenen alsnog een grote groep niet zal slagen? Zo nee, waarom niet?

Graag vragen deze leden aan de regering op welke wijze leerlingen door scholen werden en zullen worden begeleid in het behalen van de centrale rekentoets respectievelijk het schoolexamen rekenen. Acht de regering de begeleiding die tot nu toe is geboden adequaat? Zo nee, op welke wijze zal zij zorg dragen voor een aanpassing? Graag vragen de aan het woord zijnde leden de regering om expliciet stil te staan bij het aanbod van buitenschoolse bijlessen. In hoeverre en door welke sociaaleconomische groepen wordt hiervan gebruik gemaakt? En acht de regering dit wenselijk? Zo nee, wat mogen zij op dit terrein van de regering verwachten.

Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie aandacht voor de mogelijkheid om het referentieniveau rekenen onderdeel te maken van andere vakken voor de leerlingen die geen wiskunde volgen. Welke mogelijkheden ziet de regering daartoe?

De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bikker

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Nooren (PvdA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Bikker (CU) (voorzitter), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Gerbrandy (OSF), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD), Pouw-Verweij (FVD), Veldhoen (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten).

Naar boven