35 345 Splitsing van de gemeente Haaren

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING1

Vastgesteld 2 juni 2020

De leden van de PVV-fractie hebben van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij hebben onder meer een aantal vragen op basis van de memorie van toelichting.2 Op p. 3 van deze memorie lezen deze leden:

«Het scenario om de gemeente Haaren te splitsen is op 4 oktober 2017 aan de inwoners van Haaren voorgelegd in een burgerpeiling. De uitkomst hiervan was dat 56% van de deelnemers zich uitsprak voor splitsing van de gemeente. Op basis van de burgerpeiling, de gehouden onderzoeken en de ontwikkelingen rond samenwerking met andere gemeenten, nam de gemeenteraad van Haaren op 21 december 2017 unaniem het besluit om te komen tot splitsing van de gemeente Haaren.»

Kan de regering aangeven of deze burgerpeiling aan álle (stemgerechtigde) inwoners van de gemeente Haaren is voorgelegd? Zo nee, hoeveel burgers zijn geselecteerd voor deze burgerpeiling en op basis van welke criteria?

Op p. 5 van de memorie van toelichting staat vervolgens:

«De gemeenten Boxtel, Oisterwijk, Tilburg en Vught, die ieder één van de kernen van de gemeente Haaren overnemen, hebben via informatieavonden en peilingen het draagvlak voor de herindeling binnen de eigen gemeente gepeild.»

Kan de regering aangeven of deze peilingen aan álle (stemgerechtigde) inwoners van deze gemeenten zijn voorgelegd?

De memorie van toelichting vervolgt met:

«Het opkomstpercentage van de burgerpeiling was 43,3%. De uitkomst was als volgt: 56% sprak zich uit voor splitsing, 42% gaf de voorkeur aan zelfstandig blijven en 2% had geen voorkeur.»

Een aanzienlijke minderheid sprak zich in de burgerpeiling uit voor behoud van zelfstandigheid. Kan de regering aangeven of duidelijk is wat de voornaamste beweegredenen zijn voor de voorkeur van dit deel van de inwoners en welke stappen concreet worden gezet om aan hun bezwaren waar mogelijk tegemoet te komen?

Op p. 6 lezen de leden van de PVV-fractie:

«In de gemeenten Boxtel, Oisterwijk, Tilburg en Vught is het draagvlak onder inwoners onderzocht door het gesprek met hen aan te gaan tijdens informatieavonden en door het houden van enquêtes en raadplegen van burgerpanels. In Boxtel bleek tijdens een informatieavond dat er breed draagvlak bestaat onder inwoners voor de toevoeging van de kern Esch aan Boxtel. In Oisterwijk bleek tijdens een raadpleging van het burgerpanel dat van de 371 deelnemende panelleden 63% positief was over toevoeging van de kern Haaren aan Oisterwijk, 33% hier neutraal tegenover stond en 4% kritisch. Uit de enquête die is gehouden in Vught blijkt dat van de 242 deelnemers 204 positief, 23 neutraal en 15 kritisch tegenover de toevoeging van de kern Helvoirt aan Vught stond. In Tilburg is 42% van de 371 deelnemers van een burgerpanel positief over de toevoeging van Biezenmortel aan Tilburg, 53% staat er neutraal tegenover en 5% was kritisch.»

Kan de regering aangeven of álle (stemgerechtigde) inwoners van deze gemeenten de gelegenheid hebben gehad om aan deze «burgerpanels» en enquêtes deel te nemen? Zo niet, op grond van welke criteria zijn de deelnemers geselecteerd?

Onder aan p. 6 komt het thema «bestuurskracht» aan de orde:

«In het onderzoeksrapport werd de bestuurskracht van Haaren om «de huidige enkelvoudige en in doelen eenduidige taken» uit te voeren als voldoende beoordeeld, maar de bestuurskracht «om toekomstige en regionale opgaven uit te voeren» werd onvoldoende geacht («Verkenning zelfstandigheid gemeente Haaren», september 2017).»

Kan de regering concreet aangeven welke definitie hier wordt gehanteerd van «bestuurskracht»? Kan de regering tevens aangeven welke «toekomstige en regionale opgaven» hier concreet worden bedoeld en op basis van welke criteria deze in het kader van «bestuurskracht» zijn afgewogen?

De memorie van toelichting vervolgt op p. 7 met:

«Uit de verdere besluitvorming rond het herindelingsontwerp en herindelingsadvies blijkt dat de gemeente haar bestuurlijke zelfstandigheid op termijn niet in het belang van haar inwoners achtte en actie heeft ondernomen om de geconstateerde knelpunten in bestuurskracht op te lossen.»

Kan de regering aangeven welke «geconstateerde knelpunten in bestuurskracht» hier concreet worden bedoeld?

Onder aan p. 7 staat:

«De gemeenten Boxtel, Oisterwijk, Tilburg en Vught zijn – ook na de herindeling – goed toegerust om de opgaven van de toekomst aan te kunnen. Het is niet te verwachten dat de gemeenten binnen afzienbare termijn bij nieuwe herindelingen betrokken zullen zijn.»

Welke (globale) termijn verstaat de regering hier onder «binnen afzienbare termijn», aangezien bij de herindelingswetten van 2018 sommige gemeenten al binnen 5 jaar (zoals de gemeente Molenwaard) opnieuw heringedeeld werden?

Uit de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer3 blijkt dat de meerderheid van de kern Esch met 50,6% voor behoud van zelfstandigheid was. Kan de regering aangeven in hoeverre met deze wens van de bevolking van Esch rekening is gehouden?

Kan de regering aangeven welke consequenties de splitsing van Haaren heeft voor de taakstelling van huisvesting van statushouders? Volgens lokale media zou er «nog werk te verzetten zijn» bij de afspraken rond huisvesting van statushouders4, waarbij de gemeente Haaren al een achterstand zou hebben.5 Kan de regering aangeven in hoeverre de andere gemeenten na de splitsing met dit probleem worden opgezadeld en welke verdeelsleutel hierbij wordt toegepast?

De gemeente Haaren is momenteel betrokken bij verschillende gemeenschappelijke regelingen, zoals de Omgevingsdienst Brabant-Noord, en maakt gebruik van de Afvalstoffendienst van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Na de splitsing vallen de verschillende kernen van Haaren niet meer onder dezelfde gemeenschappelijke regelingen. Kan de regering aangeven welke concrete consequenties de splitsing heeft voor de deelname aan de gemeenschappelijke regelingen en/of intergemeentelijke diensten en hoe de afdrachten verrekend worden?

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangst deze graag zo spoedig mogelijk na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich

De griffier van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Koffeman (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Gerbrandy (OSF), Van der Linden (FvD), Meijer (VVD), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten).

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35 345, nr. 3.

X Noot
3

Kamerstukken II 2019/20, 35 345, nr. 6.

Naar boven