35 344 Samenvoeging van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum

D NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 3 juli 2020

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning waartoe de fractie van de PVV inbreng heeft geleverd. De verschillende vragen die zijn gesteld, worden hierna beantwoord in de volgorde waarin de inbreng is geleverd.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de Minister in de Memorie van Antwoord (p. 2) stelt dat de regering bij gemeentelijke herindelingen boordeelt of er conform het Beleidskader gemeentelijke herindeling (2018) sprake is van voldoende draagvlak (lokaal bestuurlijk, maatschappelijk en regionaal)», maar dat in het herindelingsadvies op p. 43 wordt aangegeven dat niet het Beleidskader gemeentelijke herindeling 2018, maar het Beleidskader gemeentelijke herindeling uit 2013 is toegepast. Deze leden vragen of de Minister kan aangeven aan de hand van welk Beleidskader zij dit herindelingsadvies beoordeeld heeft en of de Minister aangeven of en in hoeverre er sprake is van verschillen bij toetsing aan de verschillende beleidskaders?

De regering heeft in de zomer van 2019 het herindelingsadvies voor de samenvoeging van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum getoetst aan het op dat moment vigerende Beleidskader gemeentelijke herindeling 2018. Dit beleidskader is op 22 maart 2019 aangeboden aan de Tweede Kamer. De drie betrokken gemeenten zijn het herindelingstraject echter gestart onder het regime van het Beleidskader gemeentelijke herindeling 2013. gedeputeerde staten van Groningen hebben in hun zienswijze toegelicht dat redelijkerwijs niet meer verwacht kon worden van de gemeenten dat ze het herindelingsadvies hierop zouden aanpassen. In hun zienswijze geven gedeputeerde staten aan dat een toets aan beide beleidskaders tot een positieve zienswijze zou leiden. De verschillen tussen beide beleidskaders zijn voor de voorgestelde samenvoeging niet ingrijpend. De verschillen tussen beide beleidskaders gaan vooral over het principe dat herindelingen in beginsel van onderop dienen te komen en over een verduidelijking van de toepassing van de «lichte» samenvoegingsvariant. Onderhavig voorstel betreft een herindelingsvoorstel «van onderop» en is geen lichte samenvoeging.

Ook hebben de leden van de PVV-fractie een vraag over hetgeen de Minister in haar beantwoording stelt op pagina 3. «Naast mondiale doelstellingen op het gebied van klimaat hebben gemeenten in het herindelingsadvies het belang van duurzame energie voor het gebied benoemd, alsmede de opkomst van energiecoöperaties. In een enquête onder inwoners kwam deze ambitie als meest belangrijke uitdaging naar voren.» Deze leden verwijzen naar de enquête bij het herindelingsadvies, waar uit zou blijken dat op de vraag «Welke ambitie vindt u het belangrijkst?» de ambitie «toekomst bestendige zorg en ondersteuning» veruit het hoogste scoort. De ambitie «verduurzaming en energietransitie» wordt juist het minst belangrijk gevonden. De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan aangeven waarom zij in de beantwoording stelt dat «verduurzaming en energietransitie» onder inwoners de meest belangrijke uitdaging zou zijn, terwijl juist het omgekeerde het geval is?

De aan het woord zijnde leden wijzen terecht op een omissie in mijn eerdere beantwoording. Uit de beantwoording van de enquêtevraag blijkt dat vier van de vijf ambities ongeveer even vaak zijn aangegeven als belangrijkste uitdaging en dat «toekomstbestendige zorg en ondersteuning» duidelijk vaker wordt genoemd. De ambitie «verduurzaming en energietransitie» wordt in het herindelingsadvies als vijfde ambitie genoemd.

Voorts wordt door deze leden geconstateerd dat in de beantwoording de Minister op pagina 5 geen volledig antwoord geeft op de vraag over een passage uit de memorie van toelichting: «Tegenover de daling van de algemene uitkering staat een afname van de kosten.» (p. 8). De leden van de PVV-fractie vragen de Minister alsnog deze veronderstelde afname van de kosten nader onderbouwen.

Een afname van de kosten ligt in ieder geval in de rede op het gebied van de kosten die voor bestuur en bestuursondersteuning worden gemaakt. Zo zijn er in de nieuwe gemeente maar één burgemeester, één secretaris en één griffier, daar waar er nu drie van ieder in ambt en functie zijn. Daarnaast kunnen er efficiencyvoordelen behaald worden, bijvoorbeeld ten aanzien van het totaal aantal ICT-toepassingen en in het harmoniseren van beleid en dienstverlening.

De leden van de PVV-fractie verwijzen vervolgens naar een presentatie in de raadsklankbordgroep van 24 juni jl. over het financieel perspectief van de nieuwe gemeente Eemsdelta door de Stuurgroep Herindeling Eemsdelta. In het Dagblad van het Noorden en op RTV Noord verschenen berichten dat de nieuwe gemeente Eemsdelta direct afstevent op miljoenentekorten. De wethouders van Appingedam en Delfzijl trekken op 2 juli zelfs namens de nieuwe gemeente Eemsdelta naar Den Haag om deel te nemen aan de actiebijeenkomst «#gemeenteninnood», zo geven deze leden aan. De leden vragen of de Minister kan duiden of door deze aankomende miljoenentekorten de nieuwe gemeente Eemsdelta al niet direct een (financieel) probleemgeval wordt? En wat de toegevoegde waarde is van een herindeling als op voorhand al wordt aangegeven dat zij hun wettelijke taken niet kunnen uitvoeren en dat de leefbaarheid onder druk komt te staan? Deze leden verzoeken de Minister tevens om aan te geven hoe dit zich verhoudt tot de veronderstelde verbeterde bestuurskracht die door de herindeling zou moeten ontstaan?

De signalen dat gemeenten financieel onder druk staan, en daarmee tevens druk ontstaat op taakuitvoering en voorzieningenniveau, bereiken ook mij. Ik deel de zorg dat dit mogelijk consequenties heeft voor de hoogte van de lokale heffingen. Ik heb dan ook periodiek overleg met gemeenten en provincies, in hun rol als toezichthouder, over de financiële situatie van gemeenten. Ik kan me terdege voorstellen dat dit ook voor de startsituatie voor de nieuw te vormen gemeente Eemsdelta kan gaan gelden. Die financiële druk zal er echter ook zijn als de drie betrokken gemeenten niet worden samengevoegd en zelfstandig zouden blijven. De druk wordt niet veroorzaakt door de herindeling; herindeling is mogelijk wel een deel van de oplossing. De verwachting is dat de samengevoegde gemeenten meer bestuurskracht en mogelijkheden hebben om efficiency- of schaalvoordelen te behalen om deze lastige situatie het hoofd te kunnen bieden.

Vervolgens vragen de leden van de PVV-fractie of de Minister kan aangeven hoe de financiële tekorten zich verhouden tot de stelling op p. 27 van het herindelingsadvies dat sprake is van een herindeling met «Vanuit financieel perspectief een neutraal resultaat»? De leden vragen of dit neutrale resultaat nog steeds de verwachting is?

Als de financiële situatie van de nieuwe te vormen gemeente ceteris paribus wordt afgezet tegen de financiële situatie van drie afzonderlijke gemeenten, is mijn verwachting dat dit perspectief nog steeds neutraal is. Dat neemt niet weg dat de financiële situatie en de financiële vooruitzichten – mede als gevolg van het coronavirus – wel anders zijn dan op het moment dat de gemeenten aan dit herindelingstraject begonnen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat het Dagblad van het Noorden ook schrijft dat er grote zorgen zijn om boeren en ondernemers in de huidige gemeente Loppersum, die straks tweeënhalf keer zoveel OZB moeten betalen, als alle gemeentelijke belastingen gelijk worden getrokken. Deze leden verzoeken de Minister aan te geven of zij een dergelijke forse verhoging proportioneel acht? En tevens aan te geven hoe deze door de herindeling veroorzaakte stijging van de lokale lasten zich verhoudt tot wat de Minister aangeeft op p. 5 in de beantwoording: «Als lokale lasten stijgen is het de vraag in hoeverre die (volledig) toe te schrijven zullen zijn aan de herindeling. Meer aannemelijk is dat die worden veroorzaakt door exogene factoren.» De vraag wordt gesteld waarom hier exogene factoren meer aannemelijk zouden zijn, als de leden van de PVV-fractie vaststellen dat deze OZB-stijging een direct gevolg is van de door de herindeling veroorzaakte gelijktrekking?

De aanname in het aangehaalde artikel is dat de raad van de nieuwe gemeente de OZB gaat vaststellen op het niveau van het hoogste tarief dat in de drie gemeenten thans geldt. Ik kan niet zeggen of deze aanname klopt en ben ook niet in de positie hier een oordeel over te vellen. Het vaststellen van lokale belastingen is een lokale aangelegenheid. Voor de goede orde merk ik daarbij op dat OZB-tarieven niet automatisch worden geharmoniseerd na een herindeling. De nieuwe gekozen raad zal hier over moeten beslissen. Daarnaast is een eventuele OZB-stijging niet automatisch het gevolg van de kosten die een herindeling met zich meebrengt, maar is het een mogelijk gevolg van een besluit van de nieuw te vormen raad. De OZB is een algemeen dekkingsmiddel van gemeenten: bij het vaststellen van dit tarief maakt de raad een afweging tussen een wenselijk lastenniveau en de verwachtte kosten van maatschappelijke opgaven. Die kosten kunnen voortkomen uit eigen beleidskeuzes en ambities, of voortkomen uit externe ontwikkelingen zoals prijsontwikkelingen. Ik ben in gesprek met medeoverheden over compensatie van de financiële gevolgen van het coronavirus.

Tot slot concluderen de leden van de PVV-fractie dat een gemeentelijke herindeling altijd stevige frictiekosten met zich mee brengt. Deze leden vragen of de Minister kan duiden of het gelet op de huidige economische omstandigheden en de dreigende financiële tekorten voor de nieuwe gemeente Eemsdelta het wellicht verstandiger zou zijn om nu (voorlopig) van de herindeling af te zien?

Voor de frictiekosten die de gemeenten moeten maken, krijgen de gemeenten een aanvullende uitkering uit het gemeentefonds. Dreigende financiële tekorten en economische omstandigheden maken de uitdagingen voor de gemeenten inderdaad groter. Nu afzien van de herindeling maakt het voor de gemeenten alleen nog maar moeilijker om hier adequaat op te reageren. Van de gemeenten zelf heb ik tot op heden dan ook geen enkel signaal ontvangen dat men wil afzien van de voorgenomen samenvoeging.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven