35 344 Samenvoeging van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum

C VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING1

Vastgesteld 3 juli 2020

De leden van de PVV-fractie hebben van de memorie van antwoord kennisgenomen. Zij hebben nog een aantal vragen.

In de memorie van antwoord2 (p. 2) stelt de regering:

«De regering beoordeelt bij gemeentelijke herindelingen of er conform het Beleidskader gemeentelijke herindeling (2018) sprake is van voldoende draagvlak (lokaal bestuurlijk, maatschappelijk en regionaal).»

In het herindelingsadvies3 wordt echter op p. 43 aangegeven dat niet het Beleidskader gemeentelijke herindeling 2018, maar het Beleidskader gemeentelijke herindeling uit 2013 is toegepast. Kan de regering aangeven aan de hand van welk Beleidskader zij dit herindelingsadvies nu daadwerkelijk beoordeeld heeft? Kan de regering aangeven of en in hoeverre er sprake is van verschillen bij toetsing aan de verschillende beleidskaders?

Voorts stelt de regering in de beantwoording (p. 3):

«Naast mondiale doelstellingen op het gebied van klimaat hebben gemeenten in het herindelingsadvies het belang van duurzame energie voor het gebied benoemd, alsmede de opkomst van energiecoöperaties. In een enquête onder inwoners kwam deze ambitie als meest belangrijke uitdaging naar voren.»

Uit de enquête4 bij het herindelingsadvies, tevens opgenomen in het herindelingsadvies zelf (p. 36), blijkt dat op de vraag «Welke ambitie vindt u het belangrijkst?» de ambitie «toekomstbestendige zorg en ondersteuning» veruit het hoogste scoort. De ambitie «verduurzaming en energietransitie» wordt juist het minst belangrijk gevonden. Kan de regering aangeven waarom zij in de beantwoording stelt dat «verduurzaming en energietransitie» onder inwoners de meest belangrijke uitdaging zou zijn, terwijl juist het omgekeerde het geval is?

In de beantwoording op p. 5 heeft de regering geen volledig antwoord gegeven op de vraag over een passage uit de memorie van toelichting: «Tegenover de daling van de algemene uitkering staat een afname van de kosten.» (p. 8). Kan de regering alsnog deze veronderstelde afname van de kosten nader onderbouwen?

Naar aanleiding van een presentatie in de raadsklankbordgroep van 24 juni jl. over het financieel perspectief van de nieuwe gemeente Eemsdelta door de Stuurgroep Herindeling Eemsdelta verschenen in het Dagblad van het Noorden en op RTV Noord5 berichten dat de nieuwe gemeente Eemsdelta direct afstevent op miljoenentekorten. De wethouders van Appingedam en Delfzijl trekken op 2 juli zelfs namens de nieuwe gemeente Eemsdelta naar Den Haag om deel te nemen aan de actiebijeenkomst «#gemeenteninnood». Zij stellen dat ze onvoldoende geld krijgen van het Rijk om de wettelijke taken uit te kunnen voeren en dat de leefbaarheid enorm onder druk komt te staan.6 Kan de regering duiden of door deze aankomende miljoenentekorten de nieuwe gemeente Eemsdelta al niet direct een (financieel) probleemgeval wordt? Kan de regering aangeven wat de toegevoegde waarde is van een herindeling als op voorhand al wordt aangegeven dat zij hun wettelijke taken niet kunnen uitvoeren en dat de leefbaarheid onder druk komt te staan? Kan de regering tevens aangeven hoe dit zich verhoudt tot de veronderstelde verbeterde bestuurskracht die door de herindeling zou moeten ontstaan?

Kan de regering aangeven hoe deze financiële tekorten zich verhouden tot de stelling op p. 27 van het herindelingsadvies dat sprake is van een herindeling met «Vanuit financieel perspectief een neutraal resultaat»? Is dit neutrale resultaat nog steeds de verwachting?

Ook schrijft het Dagblad van het Noorden dat er grote zorgen zijn om boeren en ondernemers in de huidige gemeente Loppersum, die straks tweeënhalf keer zoveel OZB moeten betalen als alle gemeentelijke belastingen gelijk worden getrokken.7 Kan de regering aangeven of zij een dergelijke forse verhoging proportioneel acht? Kan de regering tevens aangeven hoe deze door de herindeling veroorzaakte stijging van de lokale lasten zich verhoudt tot wat de regering aangeeft op p. 5 in de beantwoording: «Als lokale lasten stijgen is het de vraag in hoeverre die (volledig) toe te schrijven zullen zijn aan de herindeling. Meer aannemelijk is dat die worden veroorzaakt door exogene factoren.» Waarom zouden hier exogene factoren meer aannemelijk zijn, als deze OZB-stijging een direct gevolg is van de door de herindeling veroorzaakte gelijktrekking?

Onder voorbehoud van ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag uiterlijk vrijdag 3 juli 2020, 16:00 uur, acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling op 7 juli 2020, inclusief eventuele stemmingen.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich

De griffier van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Koffeman (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Gerbrandy (OSF), Van der Linden (FvD), Meijer (VVD), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten)

X Noot
2

Kamerstukken I 2019/20, 35 344, B.

Naar boven