35 314 (R2136) Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Portugese Republiek; Lissabon, 25 juni 2019

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 11 oktober 2019.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigd Minister van Curaçao te kennen worden gegeven uiterlijk op 10 november 2019.

Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2019

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 25 juni 2019 te Lissabon tot stand gekomen verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Portugese Republiek (Trb. 2019, nr. 117).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Curaçao gevraagd.

Aan de Gouverneur van Curaçao is verzocht hogergenoemde stukken op 11 oktober 2019 over te leggen aan de Staten van Curaçao.

De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

TOELICHTENDE NOTA

I. Inleiding

Het Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Portugese Republiek (hierna: het verdrag) is het resultaat van besprekingen tussen de luchtvaartautoriteiten van Curaçao en Portugal. De onderhandelingen vonden plaats tijdens de ICAO Air Services Negotiation Event (ICAN) 2015 te Antalya, Turkije. Aanleiding voor die besprekingen was de wens van de twee partijen om de luchtvaartrelatie tussen Curaçao en Portugal te regelen in een verdrag om daarmee handel, toerisme en investeringen te bevorderen. Het verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen Curaçao en Portugal te regelen en valt vanwege de liberale inhoud in de categorie «Open Skies», waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciële vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen.

Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door Portugal aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toekennen. Het betreft artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a (verlening exploitatievergunning) en de te exploiteren routes als vervat in de bijlage. Verder worden aan de door de respectieve partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd in de bepalingen met betrekking tot toepassing van wetgeving en procedures (artikel 5), vrijstelling van douanerechten en andere heffingen (artikel 6), gebruikersheffingen (artikel 7), rechtstreeks doorgaand verkeer (artikel 8), commerciële vertegenwoordiging (artikel 10), commerciële activiteiten (artikel 11), omwisselen en overmaken van opbrengsten (artikel 12), eerlijke concurrentie (artikel 13), goedkeuring van exploitatievoorwaarden (artikel 14) en tarieven (artikel 18).

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.

Artikel 2 (Exploitatierechten)

In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van het verdrag worden verleend, te weten het recht van overvlucht en technische landing, alsmede het recht om in overeenstemming met de routetabel in de bijlage bij het verdrag geregelde luchtdiensten te onderhouden.

Artikel 3 (Aanwijzing en verlening van vergunningen aan luchtvaartmaatschappijen) en artikel 4 (Weigering, intrekking, schorsing of beperking van rechten)

Voor het uitvoeren van de luchtdiensten wordt in artikel 3 de aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen geregeld. Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde vergunningen worden verleend. Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de aan de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen verstrekte vergunningen te weigeren, in te trekken, te schorsen, te beperken of daaraan voorwaarden te verbinden.

Artikel 5 (Toepassing van wetgeving en procedures)

In artikel 5 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen van de door de ene partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen dienen te voldoen aan wetgeving en procedures van de andere partij ten aanzien van toelating tot, het verblijf op en het vertrek uit het grondgebied van deze partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanningsleden, bagage, vracht en post.

Artikel 6 (Vrijstelling van douanerechten en andere heffingen)

Artikel 6 bevat een bepaling over vrijstelling van douanerechten, inspectiekosten en andere soortgelijke heffingen die elk van de partijen kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij. Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen die op de internationale routes onder het verdrag opereren, alsmede de in het artikel opgesomde goederen, vrijgesteld zijn van alle douanerechten, inspectiekosten en andere soortgelijke heffingen die elk van de partijen kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij op voorwaarde dat de in het artikel opgesomde goederen aan boord van het luchtvaartuig blijven totdat zij weer worden uitgevoerd. Het zesde lid van artikel 6 bepaalt dat overeenkomstig EU-regelgeving Portugal in de toekomst een belasting op brandstof kan opleggen tussen een punt op het grondgebied van Portugal en het grondgebied van een andere EU-lidstaat.

Artikel 7 (Gebruikersheffingen)

In artikel 7 zijn partijen overeengekomen dat de gebruikersheffingen die worden opgelegd voor het gebruik van de luchthavens en de luchtvaartfaciliteiten billijk en redelijk moeten zijn en niet hoger mogen zijn dan de heffingen die gelden voor de eigen luchtvaartmaatschappijen voor vergelijkbare internationale diensten.

Artikel 8 (Rechtstreeks doorgaand verkeer)

Artikel 8 bepaalt dat passagiers, bagage en vracht in transit in beginsel een vereenvoudigde controle ondergaan. Bagage en vracht worden vrijgesteld van douanerechten, heffingen en andere vergelijkbare belastingen.

Artikel 9 (Erkenning van bewijzen en vergunningen)

Artikel 9 bepaalt dat bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen uitgegeven door de ene partij en die nog niet verlopen zijn, zullen worden erkend door de andere partij, mits deze voldoen aan de minimale eisen van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947 H 165 en Trb. 1959, 45) (Verdrag van Chicago). Op grond van het derde lid van artikel 9 behoudt elke partij echter het recht om bewijzen en vergunningen te weigeren die door de andere partij aan haar eigen onderdanen zijn toegekend.

Artikel 10 (Commerciële vertegenwoordiging)

Artikel 10 bevat bepalingen over het recht dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen hebben gespecialiseerd personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere partij in overeenstemming met de wetgeving en voorschriften van die andere partij. Het artikel bevat tevens een bepaling over het vestigen van kantoren bestemd voor de verkoop van luchtvervoer op het grondgebied van de andere partij in overeenstemming met de wetgeving en voorschriften van die andere partij.

Artikel 11 (Commerciële activiteiten)

Artikel 11 biedt de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid om commerciële activiteiten uit te voeren in overeenstemming met de wetgeving van de andere partij.

Artikel 12 (Omwisselen en overmaken van opbrengsten)

Op grond van artikel 12 hebben de aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht om inkomsten met betrekking tot hun activiteit als luchtvervoerder om te wisselen en over te maken overeenkomstig de wetgeving van de partij vanwaar de overmaking plaatsvindt.

Artikel 13 (Eerlijke concurrentie)

Artikel 13 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een eerlijke en gelijke wijze moeten concurreren op de in het verdrag overeengekomen luchtdiensten. Verder bepaalt het tweede lid van artikel 13 dat er in beginsel geen eenzijdige beperkingen opgelegd mogen worden ten aanzien van capaciteit, frequentie en type luchtvaartuig van het internationaal transport.

Artikel 14 (Goedkeuring van exploitatievoorwaarden)

De aangewezen luchtvaartmaatschappijen moeten ingevolge artikel 14, voorafgaand aan de uitvoering van de overeengekomen diensten, kennisgeving doen van de dienstregelingen aan de luchtvaartautoriteiten van de andere partij en toestemming vragen voor kleine aanpassingen of aanvullende vluchten.

Artikel 15 (Veiligheid) en artikel 16 (Beveiliging)

De bepalingen over de veiligheid en beveiliging zijn neergelegd in de artikelen 15 en 16. Hierin zijn een procedure en een aanpak (inclusief de zogenaamde platforminspecties) geregeld indien Curaçao of Portugal twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kan overleg plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het tweede lid en zesde lid van artikel 15 en het vijfde lid van artikel 16 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te schorsen of daarvan af te wijken. Verder wordt verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Curaçao en Portugal, in acht moeten worden genomen.

Artikel 17 (Verstrekken van statistieken)

Artikel 17 bepaalt dat op verzoek van de luchtvaartautoriteiten statistieken verlangd kunnen worden voor informatiedoeleinden.

Artikel 18 (Tarieven)

Artikel 18 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en onder welke voorwaarden de partijen kunnen interveniëren.

De artikelen 19 tot en met 25 bevatten louter procedurele standaardbepalingen met betrekking tot onder meer overleg (artikel 19), wijzigingen (artikel 20), regeling van geschillen (artikel 21), duur en beëindiging (artikel 22), registratie (artikel 23), toepasselijkheid van het verdrag (artikel 24) en inwerkingtreding (artikel 25).

III. Bijlage

De bijlage bij het verdrag, die een integrerend onderdeel van het verdrag vormt, bevat de routetabel die de overeengekomen diensten specificeert voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide partijen. Punt 4 bepaalt dat het uitoefenen van vijfde vrijheidsverkeersrechten door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen dient te worden goedgekeurd door de luchtvaartautoriteiten van de partijen en dat deze kunnen worden vastgelegd in regelingen.

De bijlage bij het verdrag, voor zover het de routetabel betreft, is aan te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van dit deel van de bijlage behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

IV. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal ingevolge artikel 24 voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen voor Curaçao gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven