Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35300-XIII nr. 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35300-XIII nr. 15 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2019
Met deze brief informeer ik u over een aantal onderwerpen met betrekking tot de begrotingsbehandeling en een aantal lopende financiële zaken.
Extra openstellingsronde SDE+
In de begroting 2020 is voor de SDE+ een verplichtingenbedrag van € 10 miljard opgenomen. Hiervan is € 5 miljard voor de openstelling van de najaarsronde 2019, waarvan een groot deel pas in 2020 verplicht zal worden. Daarnaast is voor de openstelling van de verbrede SDE++ in 2020 € 5 miljard gereserveerd. In het budget is opnieuw uitgegaan van een subsidieloze tender Windenergie op Zee. Ik heb uw Kamer eerder dit jaar reeds geïnformeerd over de voortgang van de verbrede SDE+ die zich volledig richt op CO2-reductie (Kamerstuk 31 239, nr. 300 en 303). Door uw Kamer zijn verschillende moties aangenomen die zien op technieken en/of categorieën die mogelijk in de SDE++ kunnen worden opengesteld, zoals de gewijzigde motie van het lid Sienot c.s. over een aparte categorie voor windturbines met een tiphoogte van maximaal 150 meter (Kamerstuk 32 813, nr. 304), de motie van het lid Stoffer over een aparte categorie diepe geothermie (Kamerstuk 32 813, nr. 210) en de motie van het lid Von Martels over CCU (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 23). Deze moties neem ik mee in de vormgeving van SDE++. Dit geldt ook voor andere (mogelijke) wijzigingen, zoals de openstelling van nieuwe warmtecategorieën en het gebruik van KNMI-data voor het bepalen van de windsnelheidscategorie van een te subsidiëren windturbine, zoals besproken in mijn brief van 21 december 2018 (Kamerstuk 31 239, nr. 294). Ik zal uw Kamer uiterlijk in het voorjaar nader informeren over de eerste openstellingsronde van de SDE++.
In de brief over de Klimaat- en Energieverkenning van 1 november jl. heb ik een extra openstellingsronde SDE+ voor hernieuwbare energieprojecten aangekondigd als onderdeel van het aanvullende maatregelenpakket (Kamerstuk 32 813, nr. 400). Op deze wijze wordt een extra impuls gegeven aan de ontwikkeling van het aandeel hernieuwbare energie. Daarnaast krijgen projecten die niet in het najaar van dit jaar een subsidieaanvraag konden doen vanwege ontbrekende vergunningen, bijvoorbeeld ten gevolge van de PAS-uitspraak, een aanvullende mogelijkheid om een aanvraag aan te bieden. Maar ook projecten waarvoor op de aangevraagde locatie op korte termijn geen ruimte is op het elektriciteitsnet kunnen opnieuw een aanvraag doen voor een andere locatie.
De extra SDE+-ronde wordt eind maart opengesteld. Deze extra ronde wordt gefinancierd uit het niet-benutte budget van de openstellingsronden in het voorjaar en najaar van 2019. Ik ben voornemens om ten minste € 1,5 miljard en maximaal € 2 miljard beschikbaar te stellen. De voorjaarsronde 2020 zal qua opzet, technieken en categorieën identiek zijn aan de najaarsronde 2019. Dat is noodzakelijk om op een dergelijk korte termijn een goed uitvoerbaar traject te doorlopen. Wel zullen de basisbedragen voor de verschillende technieken worden aangepast naar de meest actuele inzichten voor het voorjaar 2020. Hiertoe zal het Planbureau voor de Leefomgeving een separaat advies uitbrengen. De goedkeuring van de Europese Commissie in het kader van de staatssteun loopt aan het eind van het jaar af. Ik heb het proces voor de verlenging van deze goedkeuring reeds in gang gezet.
Ik zal uw Kamer voor het kerstreces nader informeren over de extra openstellingsronde van de SDE+ in 2020 en het definitieve openstellingsbudget voor deze ronde, mede op basis van het verloop van de najaarsronde van de SDE+ 2019.
Hogere bijdrage industrie aan ODE
De motie van het lid Beckerman c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 351) verzoekt de regering haar belofte na te komen en huishoudens en het mkb niet op te laten draaien voor de kosten van de transitie in de industrie. In de brief bij het voorstel voor een Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 342) heeft het kabinet aangekondigd het aandeel dat bedrijven bijdragen aan de opslag duurzame energie (ODE) per 2020 te verhogen van 1/2 naar 2/3. Deze verhoging komt voor rekening van grootverbruikers, waaronder die in de industrie. De bijdrage van de industrie aan de ODE loopt door deze lastenverschuiving op naar € 550 miljoen in 2030. Dit is gelijk aan het bedrag dat de industrie maximaal voor CO2-reducerende maatregelen uit de SDE++ in 2030 kan ontvangen. Met het Belastingplan 2020 is deze ODE-schuif geëffectueerd. Daarnaast wordt in het Belastingplan geregeld dat de belastingvermindering in de energiebelasting fors wordt verhoogd waardoor de belastingen op energie voor huishoudens in 2020 dalen ten opzichte van 2019. Ik beschouw de motie hiermee als ingevuld.
Afhandeling oude schades
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft het onderzoeksbureau AHA! opdracht gegeven onderzoek te doen naar de tevredenheid van de eigenaren die het aanbod van de NAM voor de afhandeling van de schadegevallen inzake de gaswinning Groningen van voor 31 maart 2017 hebben geaccepteerd. Met deze brief reageer ik op het verzoek van uw Kamer om een reactie te geven op het rapport «Onderzoek afhandeling schadegevallen» en de notitie van de commissie «Aanvulling op onderzoek afhandeling schadegevallen» (Kamerstuk 33 529, nr. 694) en op het verzoek van het lid Beckerman uit de Regeling van Werkzaamheden van 14 november om een reactie op de berichtgeving dat oude schadegevallen een herkansing krijgen bij NAM.
Onderzoek afhandeling oude schades
In het kader van de afwikkeling van de oude schadegevallen heeft NAM in 2018 eigenaren die een schade voor 31 maart 2017 12.00 uur hebben gemeld vorig jaar een aanbod gedaan. Dit waren op dat moment ruim 6000 openstaande schademeldingen. Volgens het onderzoek heeft 63% van de respondenten het eerste aanbod van NAM niet geaccepteerd. Als belangrijkste reden (69%) wordt aangegeven dat de kosten van herstel hoger waren dan het aanbod, gevolgd door het feit dat niet alle schade werd erkend (30%). Volgens het onderzoek is het finale aanbod, ondanks het gemiddelde rapportcijfer van een 5, toch geaccepteerd onder andere omdat respondenten het proces wilden afsluiten.
De onderzoeksresultaten sluiten aan bij het onderzoek dat de commissaris van de Koning en ik in 2018 hebben laten uitvoeren door onderzoeksbureau AHA! naar de beweegredenen van bewoners om (nog) niet te reageren op het aanbod van NAM of deze af te wijzen. Uit dit onderzoek blijkt dat voor de meeste respondenten (97%) gold dat het bedrag te laag is om de schade volledig te herstellen. Het onderzoek laat ook zien dat 89% van de betreffende bewoners toentertijd hebben aangegeven hun zaak aan de arbiter voor te leggen.
Overname schadeafhandeling van NAM door Rijk en aanpak 6000 oude gevallen
Bij de start van dit kabinet trof ik bewoners aan, die ontevreden waren over de oude afhandelingsprocedure omdat deze veel energie, tijd en frustratie kostte. Daarnaast was de situatie dat NAM, de exploitant van het gasveld, ook voor de vele schademeldingen die zij binnenkregen de partij die de schademeldingen als gevolg van de gaswinning behandelde. Bovendien had de schadeafhandeling lang stil gelegen. Er waren vergaande maatregelen nodig om het vertrouwen in de schadeafhandeling te herstellen.
Dit was voor mij reden om op 31 januari 2018 de meest vergaande stap te maken en de afhandeling van nieuwe aanvragen voor schadevergoeding weg te halen bij NAM en te beleggen bij een onafhankelijk overheidsloket: de Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen (TCMG). Ik heb toen samen met gemeenten, provincie en maatschappelijke organisaties afgesproken dat de TCMG de meldingen die al in behandeling waren bij NAM/CVW niet overneemt en de meldingen die reeds door NAM/CVW zijn afgehandeld niet door TCMG in behandeling worden genomen.
Aan de ruim 6.000 op 31 januari 2018 openstaande oude schademeldingen, de groep die in de onderzoeken van AHA! beschreven wordt, is door NAM een aanbod gedaan. Voor degenen die van mening waren dat het aanbod van NAM te laag was, stonden in ieder geval twee vormen van rechtsbescherming open: de Arbiter Bodembeweging, een onafhankelijke en laagdrempelige geschilbeslechting over aardbevingsschade, en de burgerlijk rechter. Gedupeerden hebben deze mogelijkheden gehad om hun recht te halen, ook ten aanzien van de hoogte van het schadebedrag.
Desondanks laat het onderzoek van AHA! zien dat sommige schade door bewoners niet hersteld kon worden voor het bedrag dat is uitgekeerd door NAM. De commissaris van de Koning en ik volgen de afhandeling van de oude schades nauwlettend. Er is naar aanleiding van het onderzoek contact geweest met NAM. Er is besproken dat bewoners die bij de 6000 «oude gevallen» horen en die een aanbod hebben geaccepteerd en voor dit aanbod hun schade niet (volledig) konden herstellen, de kans krijgen om aan te tonen dat het aanbod te weinig was. Wanneer dit tekort evident aantoonbaar is, is NAM bereid dit gat te dichten en hen tegemoet te komen. De precieze voorwaarden en aanpak zullen nog nader gezamenlijk uitgewerkt worden. Hierover informeer ik u zo spoedig mogelijk.
De oude schademeldingen zijn inmiddels bijna allemaal afgehandeld; minder dan 1 procent van alle oude meldingen van NAM staat nog open. De commissaris van de Koning en ik blijven de oude schades ook de komende tijd nauwlettend volgen, inclusief een zo snel mogelijke opvolging door NAM van uitspraken van de Arbiter.
Voorlopig bedrag NAM conform interim--akkoord
Om te komen tot een voorlopig bedrag van netto € 90 miljoen voor de NAM – waarover ik met uw Kamer heb gesproken – moet dit bedrag eerst gebruteerd worden tot € 363 miljoen. Van deze € 363 miljoen vloeit vervolgens 273 miljoen euro weer terug in de staatskas in de vorm van afdrachten, belastingen en heffingen. Hieronder volgt een specificatie.
Zoals ik u geschreven heb in mijn brief van 10 september jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 678), wordt de gaswinning in Groningen versneld afgebouwd. Ik heb hiervoor aanvullende afspraken met Shell en ExxonMobil gemaakt over de inzet van Norg. Om te borgen dat Norg met ingang van het gasjaar 2019/2020 al bijdraagt aan deze afbouw heeft het kabinet met Shell en ExxonMobil in een interim-akkoord afgesproken dat GasTerra de opdracht krijgt om Norg zoveel mogelijk te vullen met pseudo-Groningengas. Voor de versnelde afbouw, waaronder de inzet van Norg, is een voorlopig bedrag van € 90 miljoen netto voor NAM afgesproken dat verrekend wordt zodra definitieve afspraken zijn gemaakt. In het algemeen overleg van 12 september heb ik uitgebreid met uw Kamer gesproken over het voorlopig bedrag van 90 miljoen euro netto. Ik heb toen aangegeven dat die 90 miljoen euro het bedrag is dat uiteindelijk resteert na verrekening van alle afdrachten in het gasgebouw en na verrekening van de Vpb. Dat is dus het nettobedrag. Inmiddels heb ik de Belastingdienst gevraagd naar de brutering van dit bedrag. Hun conclusie is dat de brutering van het voorlopige bedrag van 90 miljoen euro netto als volgt is.
Het voorlopige bedrag van € 90 miljoen netto wordt door de belastingdienst gekwalificeerd als een vergoeding aan NAM ten gunste van het Groningse aardgaswinningsbedrijf zoals overeengekomen in de Overeenkomst van Samenwerking van 1963. Als gevolg hiervan moet NAM op basis van de Mijnbouwwet winstaandeel afdragen aan de Nederlandse Staat. Verder draagt de NAM vennootschapsbelasting af. De totale omvang van deze twee elementen is € 90 miljoen. Dit betekent dat NAM een vergoeding van € 180 miljoen moet ontvangen om uiteindelijk € 90 miljoen netto over te houden. De Overeenkomst van Samenwerking bepaalt ook dat EBN (100% eigendom van de Staat) voor 40% deelneemt in alle baten en lasten van het Groningenveld. Hierdoor heeft EBN aanspraak op € 120 miljoen (40/60 van € 180 miljoen).
Voor een nettobedrag van € 90 miljoen is dan een brutobedrag van € 300 miljoen nodig. Over deze vergoeding is 21% btw verschuldigd zodat het bedrag met € 63 miljoen verhoogd moet worden naar € 363 miljoen. Het bedrag van € 363 miljoen wordt op de onderstaande wijze verwerkt.
Totaal bruto |
363 |
– btw |
63 |
– Bedrag excl. btw |
300 |
Toekomend aan NAM als bruto winst (60%) |
180 |
– Waarvan winstaandeel voor EZK |
60 |
– Vennootschapsbelasting |
30 |
– Voorlopig bedrag netto |
90 |
Toekomend aan EBN als bruto winst (40%) |
120 |
– Vennootschapsbelasting |
30 |
– Winstafdracht aan EZK |
90 |
Terugvloei naar staatskas
Van het bedrag van € 363 miljoen komt € 273 miljoen terug naar de Staat in de vorm van belastingen, afdrachten en heffingen, zodat uiteindelijk een voorlopig bedrag van netto € 90 miljoen voor NAM overblijft.
De betalingen ten behoeve van het winstaandeel van NAM (€ 60 miljoen) en de nettowinstafdracht van EBN (€ 90 miljoen) kunnen direct worden verrekend met de daaraan gekoppelde ontvangsten. EBN ontvangt € 30 miljoen, die als vennootschapsbelasting wordt afgedragen aan de Belastingdienst. De feitelijke betaling aan NAM kan beperkt worden tot € 183 miljoen (€ 63 miljoen btw, € 30 miljoen vennootschapsbelasting en € 90 miljoen nettobedrag voor NAM). Na afdracht van btw en vennootschapsbelasting aan de Belastingdienst, resteert uiteindelijk € 90 miljoen netto voor NAM zoals afgesproken in het interim-akkoord.
De wijzigingen in de begroting 2019 die samenhangen met deze transactie zullen onderdeel zijn van de Najaarsnota 2019, die uw Kamer binnenkort ontvangt.
Postcoderoosregeling
Ik heb toegezegd (toezegging 6 juni 2019, toezegging 10 september 2019, Kamerstuk 32 813, nr. 392) om uw Kamer vóór de begrotingsbehandeling te informeren over de toekomst van de Postcoderoosregeling. Ik ben hierover op dit moment echter nog in overleg met de Minister van Financiën.
Netcapaciteit
Bij brief van 3 oktober jl. is het verzoek overgebracht dat tijdens de regeling van werkzaamheden door de leden Sienot en Van der Lee is gedaan om een brief over de berichten dat in het noorden van het land projectontwikkelaars voor zonneparken vijf tot tien jaar moeten wachten om aangesloten te worden (Handelingen II 2019/20, nr. 9, item 8). Ik heb uw Kamer in de brief van 28 juni jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 669) geïnformeerd over deze problematiek en daarin een pakket aan maatregelen aangekondigd. De recente berichten sluiten aan bij de situatie die ik in die brief geschetst heb. Daarnaast heb ik aangegeven dat ik uw Kamer begin 2020 over de voortgang zal berichten.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35300-XIII-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.