35 300 IIA Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2020

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2019

Op 19 september jl. heeft uw Kamer de motie van het lid Jetten c.s. aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht om in de begroting voor 2020 het budget voor de ondersteuning van parlementariërs structureel met 10 miljoen euro en de subsidie aan politieke partijen tot en met 2024 met 9 miljoen euro per jaar en daarna structureel met 5 miljoen euro te verhogen.1 De verhoging van de financiële ondersteuning van de politieke partijen moet het functioneren van de representatieve democratie bevorderen, zoals ook wordt geadviseerd door zowel de Staatscommissie parlementair stelsel als de Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering politieke partijen (commissie-Veling). Hiermee wordt ook ingegaan op de doeltreffendheid van dit voorstel conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet. Indien opportuun zal bij de totstandkoming van de Wet op de politieke partijen opnieuw gekeken worden naar de doelmatigheid van de verdeling van het totale subsidiebudget.

Ophoging Wfpp-subsidie

Op de begroting van het Ministerie van BZK is voor 2020 een bedrag van € 18,2 miljoen gereserveerd voor de subsidiëring van politieke partijen. Dit bedrag wordt vervolgens onderverdeeld in deelsubsidies voor de partijorganisaties, de wetenschappelijke instituten, de jongerenorganisaties en de instellingen voor buitenlandse activiteiten. In de motie-Jetten worden geen specifieke kaders aan de verdeling van de additionele middelen gegeven. Het ligt daarom in de rede om de politieke partijen zelf te laten bepalen hoe zij de extra subsidie over de verschillende organisaties binnen hun partij willen verdelen. Zo kan een partij ervoor kiezen om de subsidie hoofdzakelijk te benutten om de landelijke partijorganisatie te versterken, terwijl een andere partij er juist voor kan kiezen om haar jongerenorganisatie of wetenschappelijk instituut een impuls te geven. Voor de periode 2020–2024 wordt de subsidie voor de Wfpp-subsidie daarom opgehoogd met € 8.650.000 per jaar. Dit bedrag wordt verdeeld langs de bestaande verdeelmaatstaven: basisbedrag, Kamerzetels en leden. Doordat deze middelen ook benut kunnen worden om de positie van de jongerenorganisaties te versterken wordt ook invulling gegeven aan de motie van het lid Van der Molen.2 In deze motie wordt de regering verzocht om «te onderzoeken welke maatregelen genomen kunnen worden om op structurele wijze tegemoet te komen aan de toenemende ledenaantallen en activiteit van politieke jongerenorganisaties».

De verhoging van de subsidie zal ik opnemen in het voorstel tot wijziging van de Wfpp, dat ik begin volgend jaar naar de Kamer zal sturen. Uitzondering hierop vormt de subsidie voor de instellingen voor buitenlandse activiteiten. Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het eindrapport van de commissie-Veling wordt deze subsidie uit de Wfpp overgeheveld naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken.3 Voor de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van de gewijzigde Wfpp zal ik een tijdelijke subsidieregeling maken. In deze regeling worden dezelfde eisen aan de subsidie gesteld als in de Wfpp.

Vanaf 2025 wordt de extra subsidie conform de strekking van de motie verlaagd naar € 5.000.000. De verlaging van € 3.650.000 zal in beginsel evenredig over de verschillende onderdelen van de extra subsidie worden verdeeld.

Versterking positie decentrale partijen

Het kabinet vindt het, zoals beschreven in de kabinetsreactie op het eindrapport van de commissie-Veling, van belang dat niet alleen de positie van landelijke partijen, maar ook die van de decentrale partijen wordt versterkt. Bij brief van 28 oktober jl. is daarom aangekondigd dat in het voorstel voor de Wet op de politieke partijen, regels over de transparantie van de financiering van decentrale partijen zullen worden opgenomen.4 Tegelijkertijd dient ook de ondersteuning van de decentrale partijen te worden versterkt. In het najaar van 2018 is in dit kader het Kennispunt lokale partijen ingesteld, dat tot taak heeft om de bestuursleden, vrijwilligers en leden van decentrale partijen te ondersteunen bij bijvoorbeeld de inrichting van verkiezingscampagnes en het werven – en selecteren van kandidaat-volksvertegenwoordigers. Ik ben voornemens om dit Kennispunt de komende jaren verder te professionaliseren en stel hier in de periode 2020–2024 jaarlijks € 350.000 extra voor beschikbaar. Hiermee wordt de ondersteuning van decentrale partijen geïntensiveerd. Deze ervaring zal vervolgens worden benut bij de beantwoording van de vraag hoe de ondersteuning van decentrale partijen structureel kan worden vormgegeven.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Kamerstuk 35 300, nr. 19.

X Noot
2

Kamerstuk 32 752, nr. 64.

X Noot
3

Kamerstuk 32 752, nr. 54.

X Noot
4

Kamerstuk 28 844, nr. 192

Naar boven