35 295 EU en de rechtsstaat

BD VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 december 2025

De vaste commissies voor Europese Zaken1 en Justitie en Veiligheid2 hebben schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Buitenlandse Zaken over het Rechtsstaatsrapport 2025 van de Europese Commissie. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 5 november 2025.

  • De antwoordbrief van 2 december 2025.

De griffier voor dit verslag, Van den Driessche

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR EUROPESE ZAKEN EN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken

Den Haag, 5 november 2025

De leden van de vaste commissies voor Europese Zaken en Justitie en Veiligheid hebben met belangstelling kennisgenomen van het Rechtsstaatrapport 2025 van de Europese Commissie3 en de daarbij horende kabinetsappreciatie4. De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en D66 hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de SP-fractie sluiten zich aan bij de door de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en D66 gestelde vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

Algemene observaties

De leden van de fractie GroenLinks-PvdA hebben met ernstige zorg kennisgenomen van het EU-Rechtsstaatrapport 2025 en de kabinetsappreciatie. Hoewel de Europese Commissie in algemene zin enige vooruitgang meldt, overheerst volgens deze leden een patroon van aanhoudende of versnelde achteruitgang in meerdere lidstaten, met name op het gebied van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de vrijheid en pluriformiteit van de media, de bestrijding van corruptie en belangenverstrengeling, de bescherming van fundamentele vrijheden zoals meningsuiting en vereniging en de ruimte voor maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers.

Na zes jaarlijkse rapporten moeten deze leden vaststellen dat dit instrument zonder afdwingbare consequenties onvoldoende effect sorteert. De leden van de fractie GroenLinks-PvdA achten de combinatie van vrijwillige opvolging en vrijblijvende bespreking in de Raad ontoereikend om structurele schendingen te keren.

In het rapport worden meerdere lidstaten genoemd waar sprake is van ernstige of blijvende tekortkomingen. De in Nederland geconstateerde tekortkoming laten de aan het woord zijnde leden hier buiten beschouwing, omdat de behandeling van het Nederlandse landenrapport bij de commissie J&V van de Eerste Kamer ligt. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zien de volgende tekortkomingen:

Hongarije: blijvende politieke controle over rechterlijke benoemingen, gebrekkige transparantie van partij- en mediaverhoudingen, druk op NGO’s en mediapluralisme.

Polen: slechts gedeeltelijke correctie van eerdere hervormingen; aanhoudende problemen met disciplinaire maatregelen tegen rechters en de onafhankelijkheid van het Constitutioneel Hof.

Slowakije: wetgeving die de anti-corruptie-instellingen verzwakt en de onafhankelijkheid van de speciale aanklager bedreigt.

Italië: zorgen over politieke invloed op publieke media en intimidatie van journalisten.

Griekenland en Frankrijk: meldingen van misbruik van surveillancetechnologie jegens journalisten en activisten.

Duitsland: toename van dreigingen, online haat en geweld gericht tegen journalisten, maatschappelijke organisaties en demonstranten.

Volgens de het Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten (FRA) in haar Fundamental Rights Report 20255 is in de Europese Unie sprake van een toenemende verspreiding van haatspraak, racisme en vreemdelingenhaat, die zich onder meer richt tegen migranten en vluchtelingen. De leden van de fractie GroenLinks-PvdA achten het van belang dat zowel de Europese Commissie als de Nederlandse regering deze signalen actief betrekken bij de opstelling en bespreking van het rechtsstaatrapport.

Bij de beantwoording van de vragen verzoeken de leden van de fractie GroenLinks-PvdA de regering te reflecteren op haar eigen verantwoordelijkheid en invloed op de aanhoudende verslechtering van de rechtsstaat binnen de Europese Unie, in het licht van de in hun ogen dominante rechts-radicale beleidsagenda tijdens de regeerperiode van het kabinet-Schoof.

De leden van de fractie GroenLinks-PvdA achten het onaanvaardbaar dat de Europese Unie zich neerlegt bij een patroon van voortdurende schendingen van haar eigen waarden. Zij vrezen dat zolang de rechtsstaatrapporten geen juridische of financiële consequenties hebben, het jaarlijkse proces dreigt te verworden tot een ritueel van zorg zonder effect.

De leden van de fractie GroenLinks-PvdA roepen de regering en de Europese Commissie op om de rechtsstaat niet slechts te monitoren, maar daadwerkelijk te handhaven. Alleen een Unie die haar waarden verdedigt, kan rekenen op het vertrouwen van haar burgers en geloofwaardig optreden in haar externe betrekkingen, aldus deze leden. Zij hebben de volgende vragen:

Effectiviteit en opvolging

  • 1. Hoe beoordeelt u de feitelijke effectiviteit van de jaarlijkse rechtsstaatrapporten?

  • 2. Welke concrete resultaten zijn er sinds 2020 geboekt naar aanleiding van deze rapporten binnen de Raad van de EU?

  • 3. Bent u bereid zich uit te spreken voor een versterking van het instrument, bijvoorbeeld door koppeling aan termijnen en afdwingbare consequenties?

Sancties en conditionaliteit

  • 4. Wanneer acht u het moment gekomen om over te gaan van dialoog naar formele sancties, zoals toepassing van artikel 7 VEU of opschorting van EU-fondsen?

  • 5. Is Nederland bereid om, mede in het licht van de bevindingen over Hongarije, Polen en Slowakije, actief te pleiten voor opschorting van financiering bij structurele schendingen?

  • 6. Hoe wordt dit betrokken bij de Nederlandse inzet voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (2028–2034)?

  • 7. Acht u de deelname van radicaal- of extreemrechtse partijen aan regeringen in bepaalde lidstaten een structureel risico voor de rechtsstatelijke integriteit van de Unie?

  • 8. Welke stappen neemt u om te voorkomen dat EU-middelen indirect de afbraak van democratische instituties ondersteunen?

  • 9. Bent u bereid in EU-verband te pleiten voor een helderder normatief kader dat lidstaten aanspreekt die systematisch afwijken van de in artikel 2 VEU verankerde waarden?

  • 10. Hoe beoordeelt u de in het rapport van het Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten (FRA) genoemde toename van haatspraak en discriminatie jegens migranten en asielzoekers?6

  • 11. Welke rol ziet Nederland voor zichzelf om dit thema structureel te agenderen in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken?

  • 12. Hoe waarborgt u dat de vrijheid van meningsuiting niet wordt misbruikt als dekmantel voor racisme of haatpropaganda, terwijl de fundamentele vrijheden zelf beschermd blijven?

  • 13. Wat is het praktische resultaat van de jaarlijkse bespreking van het rechtsstaatrapport in de Raad?

  • 14. Bent u bereid te pleiten voor openbare beraadslagingen per lidstaat en voor een systematiek van aanbevelingen met opvolgingsverplichting?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Eengemaakte markt en EU-financiering

De leden van de D66-fractie waarderen dat de Commissie in dit rapport voor het eerst de dimensie van de eengemaakte markt heeft opgenomen. Daarmee wordt in de ogen van deze leden expliciet het verband gelegd tussen een stabiele rechtsstaat en economisch vertrouwen, investeringszekerheid en eerlijke concurrentie. Op welke wijze ziet u de rol van Nederland bij het bevorderen van rechtsstatelijke beginselen als fundament voor een concurrerende en duurzame Europese economie?

Tevens vragen deze leden hoe u zich binnen de Raad zult inzetten om de samenwerking tussen lidstaten te versterken en de naleving van rechtsstatelijke normen beter te borgen binnen de interne markt, met name in het licht van de voorgenomen uitbreiding van de Unie.

Deze leden merken op dat de Commissie opnieuw benadrukt dat EU-financiering afhankelijk blijft van naleving van rechtsstatelijke beginselen. Ook deze leden vragen u in hoeverre Nederland binnen de Raad pleit voor verdere aanscherping van het conditionaliteitsmechanisme en hoe u zich inzet om te waarborgen dat schendingen van de rechtsstaat daadwerkelijk gevolgen hebben voor de toegang tot EU-fondsen.

Samenhang met andere instrumenten

Voorts constateren de leden van de D66-fractie dat de Commissie sinds 2019 verschillende instrumenten voor rechtsstaattoezicht heeft ontwikkeld, waaronder de jaarlijkse rapportagecyclus, het conditionaliteitsmechanisme en diverse inbreukprocedures. Deze leden vragen hoe u de samenhang en complementariteit tussen deze instrumenten beoordeelt. Ziet u mogelijkheden om de effectiviteit van dit instrumentarium te vergroten, bijvoorbeeld door u binnen de Raad in te zetten voor een sterkere koppeling tussen de aanbevelingen uit het rapport en concrete EU-besluitvorming, financiële prikkels of politieke dialoog?

Media en corruptiebestrijding

De leden van de D66-fractie hechten groot belang aan de rol van onafhankelijke media als pijler van de rechtsstaat en als voorwaarde voor democratische controle. In het rapport wordt verwezen naar de inwerkingtreding van de Europese Mediavrijheidsverordening en de nieuwe anti-SLAPP-richtlijn (p.27). De leden vragen u hoe u de betekenis van deze instrumenten beoordeelt en op welke wijze u zich binnen de Raad inzet voor een eenduidige en consequente toepassing ervan. Bovendien vragen zij hoe u eraan bijdraagt dat journalisten en mediaorganisaties in de hele Unie beter worden beschermd tegen intimidatie, politieke druk en concentratie van mediabezit.

Daarnaast merken de leden van de D66-fractie op dat de Commissie in het rapport uitgebreid ingaat op corruptiebestrijding. De leden vragen hoe u de voorgestelde modernisering van het Europese anticorruptiekader beoordeelt. Hoe ziet u de rol van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en het nieuwe EU-netwerk tegen corruptie in het versterken van integriteit en transparantie binnen de Unie? En op welke wijze zet Nederland zich binnen de Raad in om de slagkracht van deze instrumenten te vergroten, met name bij grensoverschrijdende corruptiezaken?

Uitbreiding van de Unie en externe dimensie

De leden van de D66-fractie hechten eraan dat de rechtsstaat ook buiten de EU-grenzen wordt bevorderd. De Commissie stelt dat rechtsstatelijke normen centraal moeten staan in zowel het uitbreidingsproces als in het externe optreden van de EU, bijvoorbeeld richting kandidaat-lidstaten en buurlanden (p.2 en p.9). De leden vragen u hoe Nederland binnen de Raad bijdraagt aan deze inzet, en hoe u erop toeziet dat toetredende landen daadwerkelijk voldoen aan de rechtsstatelijke voorwaarden en hervormingsvereisten alvorens zij lid kunnen worden van de Unie.

Weerbaarheid tegen hybride dreigingen

Tot slot merken de leden van de fractie van D66 op dat de Commissie wijst op de noodzaak om de rechtsstaat te beschermen tegen buitenlandse inmenging, desinformatie en ondermijning van democratische instellingen. Deze leden vragen hoe u de Nederlandse inzet binnen de EU vormgeeft om de gezamenlijke weerbaarheid tegen hybride dreigingen te versterken, onder meer via samenwerking op het gebied van cyberveiligheid, verkiezingsbescherming en strategische communicatie.

De leden van de vaste commissies voor Europese Zaken en voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, E.B. van Apeldoorn

Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, B.O. Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2025

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen naar aanleiding van de aanbieding van het Rechtsstaatrapport 2025 van de Europese Commissie en de daarbij horende kabinetsappreciatie van 29 augustus 2025. Deze vragen werden ingezonden op 5 november 2025 met kenmerk 178758.

De Minister van Buitenlandse Zaken, D.M. van Weel

Antwoorden op vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA

Algemene observaties

De leden van de fractie GroenLinks-PvdA hebben met ernstige zorg kennisgenomen van het EU-Rechtsstaatrapport 2025 en de kabinetsappreciatie. Hoewel de Europese Commissie in algemene zin enige vooruitgang meldt, overheerst volgens deze leden een patroon van aanhoudende of versnelde achteruitgang in meerdere lidstaten, met name op het gebied van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de vrijheid en pluriformiteit van de media, de bestrijding van corruptie en belangenverstrengeling, de bescherming van fundamentele vrijheden zoals meningsuiting en vereniging en de ruimte voor maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers.

Na zes jaarlijkse rapporten moeten deze leden vaststellen dat dit instrument zonder afdwingbare consequenties onvoldoende effect sorteert. De leden van de fractie GroenLinks-PvdA achten de combinatie van vrijwillige opvolging en vrijblijvende bespreking in de Raad ontoereikend om structurele schendingen te keren.

In het rapport worden meerdere lidstaten genoemd waar sprake is van ernstige of blijvende tekortkomingen. De in Nederland geconstateerde tekortkoming laten de aan het woord zijnde leden hier buiten beschouwing, omdat de behandeling van het Nederlandse landenrapport bij de commissie J&V van de Eerste Kamer ligt. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zien de volgende tekortkomingen:

Hongarije: blijvende politieke controle over rechterlijke benoemingen, gebrekkige transparantie van partij- en mediaverhoudingen, druk op NGO’s en mediapluralisme.

Polen: slechts gedeeltelijke correctie van eerdere hervormingen; aanhoudende problemen met disciplinaire maatregelen tegen rechters en de onafhankelijkheid van het Constitutioneel Hof.

Slowakije: wetgeving die de anti-corruptie-instellingen verzwakt en de onafhankelijkheid van de speciale aanklager bedreigt.

Italië: zorgen over politieke invloed op publieke media en intimidatie van journalisten.

Griekenland en Frankrijk: meldingen van misbruik van surveillancetechnologie jegens journalisten en activisten.

Duitsland: toename van dreigingen, online haat en geweld gericht tegen journalisten, maatschappelijke organisaties en demonstranten.

Volgens de het Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten (FRA) in haar Fundamental Rights Report 2025 is in de Europese Unie sprake van een toenemende verspreiding van haatspraak, racisme en vreemdelingenhaat, die zich onder meer richt tegen migranten en vluchtelingen. De leden van de fractie GroenLinks-PvdA achten het van belang dat zowel de Europese Commissie als de Nederlandse regering deze signalen actief betrekken bij de opstelling en bespreking van het rechtsstaatrapport.

Bij de beantwoording van de vragen verzoeken de leden van de fractie GroenLinks-PvdA de regering te reflecteren op haar eigen verantwoordelijkheid en invloed op de aanhoudende verslechtering van de rechtsstaat binnen de Europese Unie, in het licht van de in hun ogen dominante rechts-radicale beleidsagenda tijdens de regeerperiode van het kabinet-Schoof.

De leden van de fractie GroenLinks-PvdA achten het onaanvaardbaar dat de Europese Unie zich neerlegt bij een patroon van voortdurende schendingen van haar eigen waarden. Zij vrezen dat zolang de rechtsstaatrapporten geen juridische of financiële consequenties hebben, het jaarlijkse proces dreigt te verworden tot een ritueel van zorg zonder effect.

De leden van de fractie GroenLinks-PvdA roepen de regering en de Europese Commissie op om de rechtsstaat niet slechts te monitoren, maar daadwerkelijk te handhaven. Alleen een Unie die haar waarden verdedigt, kan rekenen op het vertrouwen van haar burgers en geloofwaardig optreden in haar externe betrekkingen, aldus deze leden. Zij hebben de volgende vragen:

Effectiviteit en opvolging

Vraag 1

Hoe beoordeelt u de feitelijke effectiviteit van de jaarlijkse rechtsstaatrapporten?

Antwoord

Het kabinet hecht groot belang aan het jaarlijkse rechtsstaatrapport van de Europese Commissie en de dialogen die daarover op nationaal en Europees niveau plaatsvinden. Door het preventief en structureel monitoren van de rechtsstaat in de Unie kunnen in een vroeg stadium eventuele rechtsstatelijke problemen in de Unie worden geïdentificeerd, besproken en gezamenlijk tot oplossingen worden gekomen. Uit het rechtsstaatrapport van 2025 blijkt dat 57% van de landenspecifieke aanbevelingen uit het rechtsstaatrapport van 2024 (gedeeltelijk) zijn opgevolgd. Ten aanzien van 14% van de landenspecifieke aanbevelingen is beperkte vooruitgang geboekt en op 29% is geen vooruitgang geboekt. Het rechtsstaatmechanisme, waar het rechtsstaatrapport onderdeel van uitmaakt, gaat uit van een peer review methode en leidt niet tot juridisch bindende gevolgen. De constateringen en aanbevelingen van de Commissie in het rechtsstaatrapport worden echter wel indirect gebruikt om andere (handhavende) rechtsstaatinstrumenten toe te passen. Daar waar lidstaten de rechtsstatelijke beginselen van de EU schenden kan de Commissie handhavend optreden, bijvoorbeeld door een inbreukprocedure te starten. Als de schendingen van de beginselen van de rechtsstaat het financieel beheer of de bescherming van de financiële belangen van de Unie serieus dreigen aan te tasten, kan de MFK-rechtsstaatverordening worden ingezet, zoals eind 2022 is gebeurd tegen Hongarije.

Het kabinet zet zich er continu voor in dat het rechtsstaatmechanisme wordt versterkt zodat de impact daarvan kan worden vergroot. Zo was Nederland voorstander voor het opnemen van concrete aanbevelingen in het rechtsstaatrapport om lidstaten gerichter te ondersteunen bij het versterken van de rechtsstaat en om, waar nodig, systematische gebreken aan te kunnen kaarten. Daarnaast ondersteunde het kabinet dat aan het rapport sinds 2025 een interne markt dimensie is toegevoegd en is het kabinet voorstander van het voorstel van de Commissie om in het volgend MFK een koppeling op te nemen tussen de aanbevelingen uit het rechtsstaatrapport en de ontvangst van middelen uit de EU-begroting. Verder zet het kabinet zich er reeds geruime tijd voor in om het rechtsstaatrapport op structurele basis te bespreken binnen de JBZ-raad.

Kortom, het is en blijft voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op het terrein van de waarden van de EU uit artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU-verdrag) te voorkomen en aan te pakken, en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare rechtsstaatinstrumentarium. Het kabinet steunt de Commissie in haar rol als hoedster van de EU-verdragen.

Vraag 2

Welke concrete resultaten zijn er sinds 2020 geboekt naar aanleiding van deze rapporten binnen de Raad van de EU?

Antwoord

Sinds het rechtsstaatmechanisme in 2020 werd geïntroduceerd vinden ieder jaar horizontale, EU-brede, dialogen in de Raad Algemene Zaken plaats. Daarnaast vinden (inmiddels) driemaal per jaar landenspecifieke dialogen plaats met telkens vier lidstaten op de agenda. Deze dialogen bieden gelegenheid om op politiek niveau besprekingen over de rechtsstaat te houden. De waarde van deze rechtsstaatdialogen, gevoerd op basis van het jaarlijkse Commissie-rechtsstaatrapport, werd in de voorzitterschapsconclusies van december 2023 breed onderschreven.7 Ook vinden in het Europees parlement besprekingen plaats, waaronder op landenspecifiek niveau, en vinden nationale rechtsstaatdialogen op basis van het rechtsstaatrapport plaats. De constateringen en aanbevelingen van de Commissie in het rechtsstaatrapport worden hiernaast indirect gebruikt om andere (handhavende) rechtsstaatinstrumenten toe te passen. Zoals ook in antwoord op vraag 1 is toegelicht blijkt dat 57% van de landenspecifieke aanbevelingen uit het rechtsstaatrapport van 2024 (gedeeltelijk) zijn opgevolgd.

Vraag 3

Bent u bereid zich uit te spreken voor een versterking van het instrument, bijvoorbeeld door koppeling aan termijnen en afdwingbare consequenties?

Antwoord

Ja. De Commissie constateert in het rechtsstaatrapport al in welke mate de lidstaten de landenspecifieke aanbevelingen uit het daaraan voorafgaande rechtsstaatrapport hebben opgevolgd. Deze aanbevelingen zijn weliswaar niet juridisch afdwingbaar, maar door het rapport en de dialogen die daarover onder meer in de Raad Algemene Zaken plaatsvinden, worden de lidstaten jaarlijks aangespoord om voortgang te boeken op de door de Commissie geconstateerde aanbevelingen, zoals ook is toegelicht in het antwoord op vraag 1. Het kabinet steunt daarnaast het voorstel van de Commissie om in het volgend MFK een koppeling op te nemen tussen de aanbevelingen uit het rechtsstaatrapport en de ontvangst van middelen uit de EU-begroting.

In het voorstel voor de verordening over de nationale en regionale partnerschapsplannen (NRPP), als onderdeel van de voorstellen voor het volgende MFK, heeft de Commissie opgenomen dat lidstaten in hun plannen moeten laten zien dat zij voldoen aan twee horizontale voorwaarden op het terrein van rechtsstaat en het Handvest van de Grondrechten door de identificatie van mogelijke tekortkomingen en het nemen van corrigerende maatregelen. Dit dient onder andere te gebeuren door in te gaan op de landenspecifieke uitdagingen van het jaarlijkse rechtsstaatrapport van de Commissie en de rechtsstaataanbevelingen uit het Europees Semester. De Commissie neemt deze informatie mee in haar beoordeling of een lidstaat voldoet aan de twee horizontale voorwaarden. Zie ook vraag 6 voor verdere toelichting op de inzet op het gebied van rechtsstaat voor het volgende MFK.

Sancties en conditionaliteit

Vraag 4

Wanneer acht u het moment gekomen om over te gaan van dialoog naar formele sancties, zoals toepassing van artikel 7 VEU of opschorting van EU-fondsen?

Antwoord

Het is primair aan de Commissie om in haar rol als hoedster van de EU-verdragen, te beoordelen of lidstaten de rechtsstatelijke beginselen van de EU schendt en hier indien nodig tegen op te treden. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtsstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium. Artikel 7 van het EU-Verdrag kan worden ingezet wanneer een lidstaat de waarden van de EU als genoemd in artikel 2 van het EU-Verdrag ernstig en voortdurend schendt of wanneer er een duidelijk gevaar bestaat dat de waarden ernstig zullen worden geschonden. Om die procedure te starten moet één derde van de lidstaten, het Europees parlement ofwel de Commissie een met redenen omkleed voorstel indienen en vervolgens geldt een zware besluitvormingsprocedure. Het moment om over te gaan van dialoog naar handhaving is aan de orde wanneer sprake is van een schending van het Unierecht. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie dan snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtsstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken, en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium, zoals een inbreukprocedure of één van de financiële instrumenten. Zie voor verdere toelichting op de rechtsstaatinstrumenten de Kamerbrief d.d. 17 november 2021.8

Vraag 5

Is Nederland bereid om, mede in het licht van de bevindingen over Hongarije, Polen en Slowakije, actief te pleiten voor opschorting van financiering bij structurele schendingen?

Antwoord

Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtsstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken, en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium. Dit betekent ook dat als de schendingen van de beginselen van de rechtsstaat het financieel beheer of de bescherming van de financiële belangen van de Unie serieus dreigen aan te tasten, het financiële instrumentarium moet worden ingezet. Het kabinet pleit hier voortdurend voor.9

Vraag 6

Hoe wordt dit betrokken bij de Nederlandse inzet voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (2028–2034)?

Antwoord

Het kabinet is voorstander van een sterke en effectieve koppeling tussen het respecteren van de rechtsstaat en fundamentele rechten en het ontvangen van fondsen uit de EU-begroting in het volgend MFK, in lijn met motie Olger van Dijk c.s.10 Zoals aangegeven en toegelicht in de MFK kabinetsappreciatie en het BNC-fiche over het NRPP11 verwelkomt het kabinet de voorgestelde versterking van de rechtsstaat en Handvestconditionaliteiten in het volgend MFK.

Op basis van het Commissievoorstel voor het NRPP moeten lidstaten voldoen aan twee horizontale voorwaarden, namelijk: 1) het hebben van effectieve mechanismen voor de naleving van respect voor de rechten, vrijheden en beginselen uit het EU-handvest van de Grondrechten (hierna: EU-Handvest), en 2) het verzekeren van respect voor de rechtsstaatbeginselen zoals uiteengezet in artikel 2, onder a, van de MFK-rechtsstaatverordening, om EU-middelen te kunnen ontvangen uit het NRPP. Lidstaten moeten in hun plannen laten zien dat zij voldoen aan de twee horizontale voorwaarden door de identificatie van mogelijke tekortkomingen en het nemen van corrigerende maatregelen. Dit dient te gebeuren door in te gaan op de landenspecifieke uitdagingen van het jaarlijkse rechtsstaatrapport van de Commissie en de rechtsstaataanbevelingen uit het Europees Semester. Alle lidstaten worden verplicht om hun NRPP halverwege de programmaperiode te herzien en nieuwe tekortkomingen te adresseren, in het bijzonder op de landenspecifieke uitdagingen van het meest recente rechtsstaatrapport. Bovendien heeft de Commissie op elk moment gedurende de uitvoering van het plan de mogelijkheid om gehele of gedeeltelijke uitbetaling te blokkeren als niet wordt voldaan aan een van de horizontale voorwaarden.

Hiermee wordt de systematiek uit de Common Provisions Regulation (CPR) breder toegepast en uitgebreid met een horizontale rechtsstaatvoorwaarde. Bovendien maakt opname van de horizontale voorwaarden met betrekking tot de rechtsstaatbeginselen en het EU-Handvest, het mogelijk om voortdurend te verzekeren dat lidstaten gedurende de uitvoering van het NRPP blijven voldoen aan deze beide voorwaarden. Dit betekent ook dat indien wordt vastgesteld dat een lidstaat niet (meer) voldoet, er geen uitbetaling zal plaatsvinden totdat die lidstaat weer voldoet aan de voorwaarden. Daarnaast verwelkomt het kabinet het verband dat wordt gelegd met de landenspecifieke aanbevelingen uit het rechtsstaatrapport van de Commissie en het Europees Semester. Het is wenselijk dat lidstaten in het kader van hun NRPP’s moeten kunnen aantonen opvolging te geven aan de landenspecifieke aanbevelingen uit het rechtsstaatrapport van de Commissie en de rechtsstaataanbevelingen uit het Europees Semester, en het kabinet verwelkomt dat de Commissie deze in samenhang beziet.

Zoals ook aangegeven in het BNC-fiche over het NRPP heeft het kabinet wel nog vragen over de precieze werking, aard en inhoud van de voorgestelde rechtsstaatconditionaliteiten, zoals over de momenten en de wijze waarop de Commissie precies toetst of (nog steeds) aan de voorwaarden is voldaan, en welke criteria hiervoor gelden. Ook worden, vergelijkbaar met de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF), mijlpalen opgenomen in het NRPP. Het is echter nog onduidelijk hoe en op basis waarvan de Commissie die mijlpalen precies zal formuleren, en of er ook zogenoemde rechtsstaatmijlpalen voorzien zijn. Volgens het kabinet is het gebruik van rechtsstaatmijlpalen wenselijk en essentieel voor een sterke rechtsstaatconditionaliteit. Het kabinet onderzoekt met gelijkgezinde lidstaten of een verdere aanscherping van de door de Commissie voorgestelde rechtsstaatconditionaliteiten mogelijk is, en is bereid om zich ook hiervoor in te zetten.

Vraag 7

Acht u de deelname van radicaal- of extreemrechtse partijen aan regeringen in bepaalde lidstaten een structureel risico voor de rechtsstatelijke integriteit van de Unie?

Antwoord

Het kabinet benadrukt dat politieke pluriformiteit en een vrije uitwisseling van opvattingen en argumenten wezenlijk is voor een vitale democratie. Het belang van vrije en eerlijke verkiezingen staat dan ook voorop. Het kabinet vindt het eveneens van groot belang dat de Uniewaarden, zoals vastgelegd in artikel 2 VEU, in alle lidstaten worden gerespecteerd. Artikel 2 van het EU-Verdrag benoemt de waarden waarop de Europese Unie berust: «eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen». Het is van belang dat politieke partijen deze waarden eerbiedigen.

Vraag 8

Welke stappen neemt u om te voorkomen dat EU-middelen indirect de afbraak van democratische instituties ondersteunen?

Antwoord

Het is aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van de EU-verdragen, te beoordelen of lidstaten de rechtsstatelijke beginselen schendt en hier indien nodig tegen op te treden. Het kabinet steunt de Commissie in deze rol. Daarnaast zet het kabinet zich in het kader van de onderhandelingen van het volgende MFK in voor een sterke en effectieve koppeling tussen het ontvangen van fondsen uit de EU-begroting en het respecteren van de rechtsstaat en fundamentele rechten, in lijn met motie Olger van Dijk c.s.12 Het kabinet neemt ook het advies van de Europese Rekenkamer mee waarbij de voorgestelde simplificatie van het MFK de verantwoordingsplicht voor rechtmatige en doelmatige besteding van EU-middelen niet in het geding mag brengen.13

Vraag 9

Bent u bereid in EU-verband te pleiten voor een helderder normatief kader dat lidstaten aanspreekt die systematisch afwijken van de in artikel 2 VEU verankerde waarden?

Antwoord

De waarden als bedoeld in artikel 2 van het EU-Verdrag zijn nader geconcretiseerd in bepalingen die juridisch bindende verplichtingen voor lidstaten bevatten, zoals bepaalde grondrechten uit het Handvest van de grondrechten van de EU en bepalingen uit richtlijnen en verordeningen. Het Hof van Justitie zorgt daarnaast in haar uitspraken voor rechtsontwikkeling op de in artikel 2 van het EU-Verdrag verankerde waarden. Zo heeft het Hof reeds bepaald dat artikel 2 geen loutere politieke koers of intentie verwoordt, maar waarden bevat die tot de wezenlijke identiteit van de Unie als gemeenschappelijke rechtsorde behoren.14 Ook heeft het Hof bijvoorbeeld erkend dat de vrijheid van meningsuiting en informatie en de vrijheid van vergadering en vereniging concreet gestalte geven aan de waarde «democratie» als gewaarborgd in artikel 2 VEU.15 Daarnaast zal het Hof in de nog lopende Hofzaak tegen de Hongaarse anti-LHBTIQ+ wet, waarin Nederland heeft geïntervenieerd, een oordeel geven of Hongarije artikel 2 VEU heeft geschonden.16

Vraag 10

Hoe beoordeelt u de in het rapport van het Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten (FRA) genoemde toename van haatspraak en discriminatie jegens migranten en asielzoekers?

Antwoord

Met de bevindingen van het Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten (FRA) wordt een relevante bijdrage geleverd aan het bredere inzicht in de ontwikkelingen rond discriminatie en haatspraak. De in het rapport beschreven toename van haatspraak en discriminatie jegens migranten en asielzoekers is voor het kabinet aanleiding tot zorg en wordt betrokken bij de bredere inzet om discriminatie, racisme en haatzaaien tegen te gaan, zowel offline als online.17

In dat kader wordt voortgebouwd op de bestaande beleidsaanpak, waaronder het versterken van meld- en ondersteuningsvoorzieningen, het bevorderen van weerbaarheid en bewustwording en de samenwerking met maatschappelijke partners en lokale overheden. Specifiek ten aanzien van migranten en asielzoekers vindt binnen de betrokken ketens gerichte aandacht plaats voor het signaleren van discriminatie-ervaringen, het aanbieden van passende ondersteuning en het realiseren van een sociaal veilig leefklimaat.

Daarnaast wordt, conform eerder aan de Kamer uiteengezette trajecten, ingezet op een integrale aanpak van online discriminatie en haatspraak, inclusief uitingen die migranten en asielzoekers raken. Daar waar het gaat om online discriminatie en haatspraak vormt het «Plan van aanpak tegen online discriminatie» het uitgangspunt, ook waar het gaat om uitingen die migranten en asielzoekers raken. Voor de uitvoering van het plan wordt samengewerkt tussen verschillende departementen en wordt onder meer gebruik gemaakt van de inzichten uit de European Observatory of Online Hate.18 Daaruit blijkt dat het bestrijden van discriminatie jegens vluchtelingen onveranderd aandacht verdient.

Vraag 11

Welke rol ziet Nederland voor zichzelf om dit thema structureel te agenderen in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken?

Antwoord

Het kabinet zet zich er reeds geruime tijd voor in om de bespreking van het rechtsstaatrapport een structureel karakter te geven binnen de JBZ-Raad, in lijn met de Nederlandse inzet uit de non-paper on strengthening the rule of law in the JHA Council.19 De besprekingen in de JBZ-Raad dienen complementair te zijn aan de rechtsstaatdialogen in de Raad Algemene Zaken en op thematische basis worden gevoerd, passend bij de competenties van de JBZ-Raad.

Vraag 12

Hoe waarborgt u dat de vrijheid van meningsuiting niet wordt misbruikt als dekmantel voor racisme of haatpropaganda, terwijl de fundamentele vrijheden zelf beschermd blijven?

Antwoord

Vrijheid van meningsuiting, zoals beschermd in onder meer de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, is essentieel voor het functioneren van de democratische rechtsstaat, zowel offline als online. Tegelijkertijd vindt het kabinet dat de vrijheid van meningsuiting niet mag worden misbruikt als dekmantel voor racisme en haatpropaganda. Net als andere vrijheden, is de vrijheid van meningsuiting niet absoluut en kan die bij wet worden beperkt. Zo zijn discriminerende uitingen en haatzaaien verboden in het Wetboek van Strafrecht. In die gevallen waarin het Wetboek van Strafrecht wordt overtreden, kan het OM overgaan tot vervolging. Dat is altijd achteraf, want de vrijheid van meningsuiting sluit censuur vooraf uit. Als kabinet steunen we burgers om illegale maar ook schadelijke discriminatie online tegen te gaan.

Het tegengaan van online haat en discriminatie, met inachtneming van fundamentele vrijheden, vraagt om doorlopende afweging van rechten van betrokkenen en samenwerking tussen alle betrokken partijen. In het plan van aanpak tegen online discriminatie van 4 juli jl. is de inzet van dit kabinet nader toegelicht.20 Zoals daarin is toegelicht zet het kabinet onder meer in op betere naleving van de Digitaledienstenverordening (DSA) door onlineplatforms. De DSA biedt een kader om de verspreiding van illegale en onwenselijke content, zoals online racisme en haatspraak, tegen te gaan met gepaste aandacht voor fundamentele rechten van alle betrokkenen.

Vraag 13

Wat is het praktische resultaat van de jaarlijkse bespreking van het rechtsstaatrapport in de Raad?

Antwoord

Zie het antwoord op vragen 1 en 2.

Vraag 14

Bent u bereid te pleiten voor openbare beraadslagingen per lidstaat en voor een systematiek van aanbevelingen met opvolgingsverplichting?

Antwoord

In de Raad Algemene Zaken vinden driemaal per jaar landenspecifieke rechtsstaatdialogen plaats. Lidstaten nemen actief deel aan deze dialogen en delen onder meer hun beste praktijken. Ook worden op vertrouwelijke basis kritische interventies gepleegd en zorgen geuit over rechtsstaatontwikkelingen in bepaalde lidstaten. Het kabinet hecht veel belang aan deze dialogen en de actieve deelname van zoveel mogelijk lidstaten. Openbare beraadslagingen kunnen er toe leiden dat lidstaten juist minder actief aan deze dialogen zullen deelnemen. Om deze reden is het kabinet hier geen voorstander van. Zie ook de antwoorden op vragen 3 en 6.

Antwoorden op vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

Vraag 15

Eengemaakte markt en EU-financiering

De leden van de D66-fractie waarderen dat de Commissie in dit rapport voor het eerst de dimensie van de eengemaakte markt heeft opgenomen. Daarmee wordt in de ogen van deze leden expliciet het verband gelegd tussen een stabiele rechtsstaat en economisch vertrouwen, investeringszekerheid en eerlijke concurrentie. Op welke wijze ziet u de rol van Nederland bij het bevorderen van rechtsstatelijke beginselen als fundament voor een concurrerende en duurzame Europese economie?

Antwoord

Het kabinet verwelkomt ook dat de Commissie dit jaar een interne marktdimensie aan het rechtsstaatrapport heeft toegevoegd. Een sterke rechtsstaat en effectieve handhaving van EU-wetgeving zijn essentieel om een gelijk speelveld op en de goede werking van de interne markt te garanderen. Goed functionerende instituties zijn cruciaal om zaken doen voor ondernemers over de grens aantrekkelijker te maken. Het kabinet vindt het belangrijk dat het rechtsstaatrapport daarom nu ook inzicht biedt in de verschillende rechtsstatelijke aspecten die voor ondernemingen met grensoverschrijdende activiteiten in de EU van belang zijn. Nederland zal daar in de rechtsstaatdialogen tijdens de Raad Algemene Zaken aandacht aan besteden.

Vraag 16

Tevens vragen deze leden hoe u zich binnen de Raad zult inzetten om de samenwerking tussen lidstaten te versterken en de naleving van rechtsstatelijke normen beter te borgen binnen de interne markt, met name in het licht van de voorgenomen uitbreiding van de Unie.

Antwoord

Het EU-rechtsstaatinstrumentarium is de afgelopen jaren ontwikkeld en versterkt. Wanneer een lidstaat zich niet aan het Unierecht houdt, is het primair aan de Europese Commissie, als hoedster van de Verdragen, om hiertegen in actie te komen. Het kabinet vindt het van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtsstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken en daarbij gebruik maakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium. Het kabinet pleit er ook voor dat het bestaande EU-rechtsstaatinstrumentarium volledig, consequent en meer in samenhang wordt benut. Het kabinet onderzoekt, in samenwerking met gelijkgestemde lidstaten, hoe de effectiviteit van het bestaande EU-rechtsstaatinstrumentarium nog verder kan worden vergroot en eventueel verder kan worden ontwikkeld. Ook met het oog op de toekomstige uitbreiding van de Unie met nieuwe lidstaten acht het kabinet een effectief EU-rechtsstaatinstrumentarium van groot belang. Zo zet het kabinet zich, in lijn met de motie Olger van Dijk21, in voor een sterke en effectieve koppeling tussen het respecteren van de rechtsstaat en fundamentele rechten en het ontvangen van fondsen uit de EU-begroting als onderdeel van de Nederlandse inzet voor het volgend MFK.

Vraag 17

Deze leden merken op dat de Commissie opnieuw benadrukt dat EU-financiering afhankelijk blijft van naleving van rechtsstatelijke beginselen. Ook deze leden vragen u in hoeverre Nederland binnen de Raad pleit voor verdere aanscherping van het conditionaliteitsmechanisme en hoe u zich inzet om te waarborgen dat schendingen van de rechtsstaat daadwerkelijk gevolgen hebben voor de toegang tot EU-fondsen.

Antwoord

Zie antwoord op vraag 6.

Vraag 18

Samenhang met andere instrumenten

Voorts constateren de leden van de D66-fractie dat de Commissie sinds 2019 verschillende instrumenten voor rechtsstaattoezicht heeft ontwikkeld, waaronder de jaarlijkse rapportagecyclus, het conditionaliteitsmechanisme en diverse inbreukprocedures. Deze leden vragen hoe u de samenhang en complementariteit tussen deze instrumenten beoordeelt. Ziet u mogelijkheden om de effectiviteit van dit instrumentarium te vergroten, bijvoorbeeld door u binnen de Raad in te zetten voor een sterkere koppeling tussen de aanbevelingen uit het rapport en concrete EU-besluitvorming, financiële prikkels of politieke dialoog?

Antwoord

Zoals in antwoord op eerdere vragen is toegelicht zet het kabinet zich ervoor in dat het bestaande EU-rechtsstaatinstrumentarium volledig, consequent en meer in samenhang wordt benut. Het kabinet hecht groot belang aan het jaarlijkse rechtsstaatrapport en de dialogen die daarover op nationaal en Europees niveau plaatsvinden. Door het preventief en structureel monitoren van de rechtsstaat in de Unie kunnen in een vroeg stadium eventuele rechtsstatelijke problemen in de Unie worden geïdentificeerd, besproken en gezamenlijk tot oplossingen wordt gekomen. Daarnaast steunt het kabinet ook het voorstel van de Commissie voor het volgend MFK, dat lidstaten in hun NRPP’s zullen moeten kunnen aantonen opvolging te geven aan de landenspecifieke aanbevelingen uit het rechtsstaatrapport en het Europees Semester. Het kabinet verwelkomt dat de Commissie deze in samenhang beziet en meeneemt in haar beoordeling of een lidstaat voldoet aan de twee horizontale voorwaarden op het terrein van rechtsstaat en het Handvest van de Grondrechten.

Vraag 19

Media en corruptiebestrijding

De leden van de D66-fractie hechten groot belang aan de rol van onafhankelijke media als pijler van de rechtsstaat en als voorwaarde voor democratische controle. In het rapport wordt verwezen naar de inwerkingtreding van de Europese Mediavrijheidsverordening en de nieuwe anti-SLAPP-richtlijn (p.27). De leden vragen u hoe u de betekenis van deze instrumenten beoordeelt en op welke wijze u zich binnen de Raad inzet voor een eenduidige en consequente toepassing ervan. Bovendien vragen zij hoe u eraan bijdraagt dat journalisten en mediaorganisaties in de hele Unie beter worden beschermd tegen intimidatie, politieke druk en concentratie van mediabezit.

Antwoord

De anti-SLAPP richtlijn verplicht de lidstaten procedurele waarborgen te bieden voor journalisten en mensenrechtenverdedigers die met ongegronde rechtszaken worden geconfronteerd. Het kabinet vindt het van essentieel belang dat bij publieke participatie betrokken personen, zoals journalisten, mensenrechtenverdedigers en onderzoekers, hun werk onbelemmerd kunnen doen. Hun bijdragen aan het publieke debat zijn onmisbaar in een goed functionerende rechtsstaat. Bewustwording van de mogelijkheden om op te komen tegen intimidatie is van groot belang. Met het oog op een juiste implementatie en toepassing van dit instrument neemt Nederland actief deel aan de door de Europese Commissie georganiseerde implementatiebijeenkomsten.

Het wetsvoorstel ter implementatie van de anti-SLAPP richtlijn is thans in behandeling bij de Tweede Kamer.22

De Europese Mediavrijheidsverordening (EMFA) heeft tot doel de interne markt op het gebied van media zodanig te reguleren dat de fundamentele vrijheden van persvrijheid en het recht van de burger op een pluriform nieuws- en actualiteitenaanbod ondersteund worden. Het kabinet hecht groot belang aan een goede bescherming van mediavrijheid, zowel binnen Nederland als daarbuiten. De verordening stelt lidstaten en de Commissie in staat om de Europese mediavrijheid te monitoren en eventuele problemen in een vroeg stadium te signaleren, te bespreken en gezamenlijk naar een oplossing te zoeken. Voor het instellen van een beoordeling op pluriformiteit van de media en redactionele onafhankelijkheid bij bepaalde concentraties op de mediamarkt is momenteel een wetswijziging in de maak. Deze gaat naar verwachting volgend jaar in publieke consultatie.

Nederland vindt dat journalisten wereldwijd, dus ook in de Unie, vrij en veilig hun werk moeten kunnen doen en spreekt dit uit in alle relevante multilaterale fora. Daarnaast steunt Nederland financieel het werk van organisaties die wereldwijd (incl. binnen de Europese Unie) fysieke, juridische, digitale, financiële en psychosociale hulp aan journalisten in nood bieden. Daarnaast financiert het kabinet het initiatief PersVeilig zodat zij hun werk in Nederland vrij en veilig te kunnen doen. De Nederlandse aanpak met PersVeilig wordt internationaal als een voorbeeld gezien.

Vraag 20

Daarnaast merken de leden van de D66-fractie op dat de Commissie in het rapport uitgebreid ingaat op corruptiebestrijding. De leden vragen hoe u de voorgestelde modernisering van het Europese anticorruptiekader beoordeelt. Hoe ziet u de rol van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en het nieuwe EU-netwerk tegen corruptie in het versterken van integriteit en transparantie binnen de Unie? En op welke wijze zet Nederland zich binnen de Raad in om de slagkracht van deze instrumenten te vergroten, met name bij grensoverschrijdende corruptiezaken?

Antwoord

De Commissie heeft een EU Anti-Corruptiestrategie aangekondigd, waarvan de inhoud nog onbekend is.23 Het kabinet wacht de aangekondigde strategie af en verwacht hierbij dat de Commissie vasthoudt aan de kaders uit de Mededeling van 2023, zoals consultatie van het Europees parlement en de EU-lidstaten, en beziet met interesse de wijze waarop het strategievoorstel aansluit bij het voorstel voor een anti-corruptierichtlijn.

Het EOM heeft een rol bij de bestrijding van corruptie die raakt aan de financiële belangen van de EU. Het mandaat van het EOM is immers gekoppeld aan Richtlijn 2017/1371 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt. Passieve en actieve corruptie vallen namelijk onder artikel 4, tweede lid van deze Richtlijn.

Het EU Anti-Corruptienetwerk ziet nadrukkelijk niet op operationele samenwerking tussen lidstaten in strafrechtelijke corruptieonderzoeken. Het Netwerk is bedoeld om best practices op het gebied van anti-corruptie en integriteit uit te wisselen. Naast kennisdeling biedt het Netwerk op laagdrempelige wijze de mogelijkheid om op beleidsniveau nader contact met andere lidstaten te zoeken. Nederland is een actieve deelnemer aan dit netwerk.

Vraag 21

Uitbreiding van de Unie en externe dimensie

De leden van de D66-fractie hechten eraan dat de rechtsstaat ook buiten de EU-grenzen wordt bevorderd. De Commissie stelt dat rechtsstatelijke normen centraal moeten staan in zowel het uitbreidingsproces als in het externe optreden van de EU, bijvoorbeeld richting kandidaat-lidstaten en buurlanden (p.2 en p.9). De leden vragen u hoe Nederland binnen de Raad bijdraagt aan deze inzet, en hoe u erop toeziet dat toetredende landen daadwerkelijk voldoen aan de rechtsstatelijke voorwaarden en hervormingsvereisten alvorens zij lid kunnen worden van de Unie.

Antwoord

Het kabinet houdt streng vast aan de eisen voor EU-lidmaatschap, inclusief de zogenoemde Kopenhagen-criteria. Alle kandidaat-lidstaten moeten voldoen aan de geldende eisen voor EU-lidmaatschap. Het kabinet blijft erop toezien dat besluitvorming bij EU-toetreding gebaseerd is op merites en dat de reguliere procedures worden toegepast. Ook de Commissie benadrukt dat het uitbreidingsproces gebaseerd moet zijn op merites en het doorvoeren van hervormingen, waarbij de zogenoemde Fundamentals – democratie, de rechtsstaat, mensenrechten, openbaar bestuur, migratiesamenwerking en een functionerende markteconomie – centraal staan.

Vraag 22

Weerbaarheid tegen hybride dreigingen

Tot slot merken de leden van de fractie van D66 op dat de Commissie wijst op de noodzaak om de rechtsstaat te beschermen tegen buitenlandse inmenging, desinformatie en ondermijning van democratische instellingen. Deze leden vragen hoe u de Nederlandse inzet binnen de EU vormgeeft om de gezamenlijke weerbaarheid tegen hybride dreigingen te versterken, onder meer via samenwerking op het gebied van cyberveiligheid, verkiezingsbescherming en strategische communicatie.

Antwoord

Het kabinet ziet het beschermen en het versterken van de democratische rechtsstaat als topprioriteit, waaronder het tegengaan van heimelijke beïnvloeding die onze democratische instituties en processen ondermijnen. Daartoe zet het kabinet zich in de EU in voor een spoedige implementatie van de Paraatheidsunie Strategie en verwelkomt het initiatieven zoals het European Democracy Shield en het daarin voorgestelde European Center of Democratic Resilience. Het kabinet onderschrijft de noodzaak voor dit European Democracy Shield en steunt de Europese Commissie in het bevorderen en het faciliteren van Europese samenwerking ter bescherming van onze democratische processen. Het kabinet wacht daarom de voorstellen van de Europese Commissie voor de verdere uitwerking van de plannen voor het European Democracy Shield met interesse af.


X Noot
1

Samenstelling:

Oplaat (BBB), Panman (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Petersen (VVD), Vogels (VVD), Van Toorenburg (CDA), Bovens (CDA), Kanis (D66), Dittrich (D66), Van Hattem (PVV), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Kemperman (FVD) (ondervoorzitter), Van Bijsterveld (JA21), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)

X Noot
2

Samenstelling:

Marquart Scholtz (BBB) (ondervoorzitter), Van Gasteren (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Van der Linden (VVD), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Meijer (VVD), Doornhof (CDA), Van Toorenburg (CDA), Croll (D66), Dittrich (D66) (voorzitter), Griffioen (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Janssen (SP), Talsma (ChristenUnie), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)

X Noot
3

COM(2025)900 – Verslag over de rechtsstaat 2025 – Situatie op het gebied van de rechtsstaat in de Europese Unie (d.d. 8 juli 2025)

X Noot
4

Kamerstukken I, 2024–2025, 35 295, BB. Het landenrapport over Nederland en de kabinetsappreciatie daarvan zijn separaat in behandeling bij de commissie J&V.

X Noot
5

European Union Agency for Fundamental Rights, Fundamental Rights Report - 2025

X Noot
6

European Union Agency for Fundamental Rights, Fundamental Rights Report - 2025, p.6, 10–11

X Noot
7

Voorzitterschapsconclusies van 12 december 2023, nr. 16547/23.

X Noot
8

Kamerstuk 21501–02, nr. 2426.

X Noot
9

Kamerstuk 21501, nr. 990, Kamerstuk 21 501-02, nr. 3220 en Kamerstuk 21501–08, nr. 997.

X Noot
10

Kamerstuk 36 715 nr. 9.

X Noot
11

Kamerstuk 22 112, nr. 4144.

X Noot
12

Kamerstuk 36 715, nr. 9.

X Noot
13

Europese Rekenkamer Review 03/2025.

X Noot
14

Zaak C-156/21, punt 232.

X Noot
15

Zie o.a. zaken C-203/15, C-698/15 en C-78/18.

X Noot
16

Zaak C-769/22.

X Noot
17

Kamerstuk 36 255, nr. X (Kamerbrief bij plan van aanpak online discriminatie).

X Noot
19

Kamerstuk 32 317, nr. 872.

X Noot
20

Kamerstuk 30 950, nr. 461.

X Noot
21

Kamerstuk 36 715, nr. 9.

X Noot
22

Kamerstukken 36 731.

Naar boven