35 295 EU en de rechtsstaat

BA VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 maart 2025

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de voortgang Rijksbrede strategie effectieve aanpak desinformatie. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 februari 2025.

  • De antwoordbrief van de Minister en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 maart 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 5 februari 2025

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief die u samen met de Staatssecretaris van BZK heeft gestuurd, met antwoorden op de nadere vragen over de voortgang Rijksbrede strategie effectieve aanpak desinformatie.2 De leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA en de PvdD hebben naar aanleiding van uw brief een aantal vervolgvragen. De leden van de JA21-fractie sluiten zich aan bij de vragen van de leden van de BBB-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB

GroenLinks-PvdA-voorman Frans Timmermans, zo stelt de De Telegraaf in een artikel3, blijkt in zijn vorige functie als Eurocommissaris samen met Brussel subsidiegeld te hebben uitgegeven aan de «schaduwlobby» om zijn klimaatplannen te promoten. Zo kregen organisaties, waaronder de Europese koepel waar Milieudefensie en Natuurmonumenten onder vallen, geld om met voorbeelden te komen die het beleid van Timmermans moesten ondersteunen.

Genoemde architect van de zogenoemde Green Deal, beloofde bij de introductie van dat plan dat er drie miljard bomen zouden worden gepland. Nu, jaren na de introductie van die Green Deal, is er 0.7% van het beloofde bomenaantal daadwerkelijk geplant. Ook is gebleken dat de biohout-centrales helemaal niet «groen» zijn, zoals Timmermans beweerde. Integendeel, die aanpak bracht grote schade toe aan de natuur en van de beloofde CO2-reductie was geen sprake. Dan laten de leden van de BBB-fractie in dit kader onbesproken de grote schadelijke gevolgen van deze Green Deal voor de economische/industriële positie van Europa.

Hierover hebben de leden van de fractie van de BBB de volgende vragen. Is er hier sprake van verspreiding van desinformatie ten behoeve van het politieke proces rond de Green Deal? Zou er niet een vijfde aandachtsgebied toegevoegd moeten worden namelijk Klimaat? Graag ontvangen de leden een toelichting.

Deze «schaduwlobby» zal ook een rol hebben gespeeld bij de Europese verkiezingen, wordt deze kwestie ook meegenomen in het onderzoek naar de impact van desinformatie op de Nederlandse democratische rechtstaat? Zo nee, waarom niet?

Wordt de mogelijke rol van de «onafhankelijke media» naast die van de sociale media ook meegenomen in het onderzoek? Graag ontvangen de leden een toelichting.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA danken u en de Staatssecretaris voor de antwoorden op de vragen over de Rijksbrede strategie effectieve aanpak desinformatie. Niettemin hebben zij nog een aantal vervolgvragen.

Tussen de publicatie van de Rijksbrede aanpak, in december 2022, en nu, en zelfs tussen vragen in de eerste en tweede schriftelijke ronde is er nogal wat veranderd in ons informatielandschap en in de publicatiestrategie van de meest gebruikte sociale media platforms. Hoe kijkt u aan tegen de gewijzigde contentmoderatie op de platformen X, Instragram en Facebook? Wat zijn naar uw oordeel de gevolgen hiervan voor het publieke debat in Nederland? Doet u onderzoek naar de gevolgen van deze veranderingen? Zo ja, wanneer verwacht u daarvan resultaat, en wil u die resultaten delen met de beide Kamers? Zo nee, waarom niet? Investeert de regering in alternatieve communicatiekanalen voor haar eigen berichtgeving? Zo ja, in welke kanalen? Zo nee, waarom niet?

Acht u de beschreven strategie in de Rijksbrede aanpak nog altijd afdoende om het publieke debat in Nederland weerbaar te maken tegen desinformatie en manipulatie? Zo ja, hoe versterkt u de digitale weerbaarheid, en welke waarborgen biedt de regering tegen buitenlandse (online) inmenging? Zo nee, welke extra maatregelen bent u van plan te nemen?

Acht u de uitvoering van de Digital Services Act voldoende gewaarborgd om de gevaren van digitale inmenging van buitenstatelijke actoren tegen te gaan? Zo ja, welke waarborgen biedt de DSA volgens u? Zo nee, welke extra maatregelen bent u van plan te nemen?

De leden bereiken signalen dat de toezichthouders op de DSA, de Autoriteit Persoonsgegevens en de Autoriteit Consument & Markt, onvoldoende middelen hebben om hun functie goed uit te voeren. Heeft u deze signalen ook ontvangen? Wat gaat u doen om de toezichthouders goed uit te rusten om hun taak te kunnen uitvoeren?

Bent u bekend met de nieuwe wet tegen desinformatie die recent is aangenomen in Spanje? Kunt u een appreciatie van deze wet geven? Bent u bereid te onderzoeken of een dergelijke wet ook voor de Nederlandse context een zinvol instrument zou kunnen zijn?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

Naar aanleiding van uw brief van 25 oktober 2024 betreffende vragen vervat in het verslag van een nader schriftelijk overleg hebben de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren nog de volgende vragen. U wordt verzocht op alle vragen afzonderlijk te antwoorden.

Vraag 1

Op vraag 15 heeft u geen antwoord gegeven. Deze vraag luidde: «In uw brief van 14 juni 2024 besteedt u aandacht aan desinformatie die door statelijke actoren wordt verspreid, waarbij u focust op buitenlandse actoren. In hoeverre wordt door u ook rekening gehouden met het verspreiden van desinformatie door actoren van de Staat der Nederlanden? Acht u het uitgesloten dat zulke verspreiding zich zal kunnen voordoen?» Deze vraag wordt hierbij herhaald.

Vraag 2

Op vraag 16 heeft u geen antwoord gegeven. Deze vraag luidde: «Op pagina 4 gaat u in op signalen van de AIVD, de NCTV en de Nationale Politie dat er via informatie een «angstaanjagend vijandbeeld» kan worden verspreid. «De verspreiding van deze feitelijke onjuiste boodschappen tasten het vertrouwen in de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht, de traditionele media en de wetenschap aan», zo betoogt u. Acht u het ondenkbaar dat binnenlandse veiligheidsdiensten of Ministers zulke desinformatie kunnen verspreiden? Welke maatregelen heeft u op het oog om zulke situaties te monitoren en aan te pakken?»

Dus gevraagd wordt:

  • 2a. Acht u het ondenkbaar dat binnenlandse veiligheidsdiensten of Ministers zulke desinformatie kunnen verspreiden?

  • 2b. Welke maatregelen heeft u op het oog om zulke situaties te monitoren en aan te pakken?

Verzocht wordt vraag 2a en de vraag 2b afzonderlijk te beantwoorden.

Vraag 3

Op vraag 17 geeft u geen antwoord. Deze vraag luidde: «In de NRC van 5 september 2024 wordt aandacht besteed aan een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 september 2024. Op rechtspraak.nl is een persbericht van de rechtbank geplaatst, dat aldus aanvangt: «De Nederlandse Staat heeft ten onrechte het beeld gecreëerd en in stand gehouden dat op het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam ruimte was voor personen met een antidemocratisch en anti-integratief gedachtegoed».

Valt zo’n activiteit van de Staat onder het verspreiden van desinformatie?»

U merkt op dat de term «desinformatie» niet in de rechterlijke uitspraak voorkomt. De vraag is of de betreffende activiteit van de Staat der Nederlanden valt onder «desinformatie» zoals u dat definieert in uw brief van 23 december 20224 zoals hierboven in vraag 1 geciteerd. Op die vraag krijgen de leden graag een antwoord.

Vraag 4

Op vraag 18 geeft u geen antwoord. De vraag luidde: «In het artikel in de NRC wordt vermeld dat toenmalig premier Mark Rutte (VVD) dat «onjuiste frame» verspreidde door tijdens een persconferentie ouders af te raden hun kinderen op de school in te schrijven. Is die constatering juist? Kunt u meedelen wat de Minister president exact heeft aangegeven? Als de Minister president beoogde om ouders ervan te weerhouden om hun kinderen op die school in te schrijven, wat tot gevolg zou hebben dat het aantal leerlingen terug zou lopen (wat feitelijk ook het gevolg is geweest), werd daarmee dan welbewust schade toegebracht aan die school en aan de vrijheid van ouders in hun schoolkeuze? Zo ja, valt het handelen van de toenmalige Minister president dan niet onder «desinformatie»?»

Hierbij wordt nogmaals gevraagd:

  • 4a. Als de Minister-President beoogde om ouders ervan te weerhouden om hun kinderen op die school in te schrijven, wat tot gevolg zou hebben dat het aantal leerlingen terug zou lopen (wat feitelijk ook het gevolg is geweest), werd daarmee dan welbewust schade toegebracht aan die school en aan de vrijheid van ouders in hun schoolkeuze?

  • 4b. Valt het handelen van de toenmalige Minister president onder «desinformatie» zoals u dat definieert in uw brief van 23 december 2022 zoals hierboven in vraag 1 geciteerd.

Verzocht wordt de vraag 4a en de vraag 4b afzonderlijk te beantwoorden.

Vraag 5

Vraag 19 omvatte de vraag: «Acht u het – mede in het licht van het handelen van de AIVD in het kader van de berichtgeving over het Haga Lyceum – uitgesloten dat een binnenlandse veiligheidsdienst of andere actoren van de Staat der Nederlanden «angstaanjagende vijandbeelden» kunnen produceren?»

U geeft op die vraag geen antwoord.

  • 5a. Verzocht wordt alsnog aan te geven of u dat uitgesloten acht, en zo ja op welke gronden.

  • 5b. Zo nee, welke maatregelen worden in uw beleid opgenomen om zulke situaties te voorkomen?

Verzocht wordt de vraag 5a en de vraag 5b afzonderlijk te beantwoorden.

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, I.M. Lagas MDR

BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2025

Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de fractieleden van BBB, GroenLinks-PvdA, en de PvdD over de voortgang van de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie en de aankondiging nieuwe acties. Deze vragen werden ingezonden op 5 februari 2025 met kenmerk 172562.15U.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties F.Z. Szabó

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB

Vraag 1: Hierover hebben de leden van de fractie van de BBB de volgende vragen. Is er hier sprake van verspreiding van desinformatie ten behoeve van het politieke proces rond de Green Deal? Zou er niet een vijfde aandachtsgebied toegevoegd moeten worden namelijk Klimaat? Graag ontvangen de leden een toelichting.

Antwoord 1:

Uitgangspunt is dat het niet primair aan overheden is om desinformatie als zodanig te bestempelen. Onafhankelijke media en wetenschap hebben hier een rol in. Wat betreft het tweede deel van uw vraag erkent het kabinet dat desinformatie over ieder onderwerp kan gaan, dus ook over klimaat. Daarom nemen we ook maatregelen om de weerbaarheid van burgers tegen desinformatie in het algemeen te versterken. In de voortgangsbrief Rijksbrede strategie desinformatie heeft het kabinet vier aandachtsgebieden geïdentificeerd waarvan het cruciaal is dat ze beschermd blijven tegen de risico’s van de verspreiding van desinformatie. Ik zie voor nu geen aanleiding om daar een vijfde aandachtsgebied aan toe te voegen.

Vraag 2: Deze «schaduwlobby» zal ook een rol hebben gespeeld bij de Europese verkiezingen, wordt deze kwestie ook meegenomen in het onderzoek naar de impact van desinformatie op de Nederlandse democratische rechtstaat? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2:

Het onderzoek naar de impact van desinformatie op de Nederlandse democratische rechtsstaat wordt uitgevoerd door de Wageningen universiteit en gelijkwaardige samenwerkingspartners als de Universiteit van Amsterdam en Stichting Post-X Society. Het onderzoek richt zich op de gevolgen van desinformatie, interventies die bijdragen aan een inclusieve publieke ruimte en technologische ontwikkelingen die de verspreiding van desinformatie, maar ook bestrijding ervan, kunnen beïnvloeden.5 Op dit moment is er nog geen definitieve selectie van casussen gemaakt door de onderzoekers. Het ministerie heeft en wil geen inspraak in de casusselectie.

Vraag 3: Wordt de mogelijke rol van de «onafhankelijke media» naast die van de sociale media ook meegenomen in het onderzoek? Graag ontvangen de leden een toelichting.

Antwoord vraag 3:

Het onderzoek is gericht op de gevolgen van desinformatie in Nederland. Dit onderzoek naar desinformatie is niet gericht op het medium waarop dit verspreid wordt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA

Vraag 4: Hoe kijkt u aan tegen de gewijzigde contentmoderatie op de platformen X, Instagram en Facebook? Wat zijn naar uw oordeel de gevolgen hiervan voor het publieke debat in Nederland? Doet u onderzoek naar de gevolgen van deze veranderingen? Zo ja, wanneer verwacht u daarvan resultaat, en wil u die resultaten delen met de beide Kamers? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 4:

Ik ben mij bewust van het contentmoderatiebeleid van X en de recent aangekondigde wijzigingen op de platformen Instagram en Facebook in de Verenigde Staten. Het is echter belangrijk om te benadrukken dat deze aangekondigde wijzigingen in het contentmoderatiebeleid vooralsnog enkel zien op de VS en dus niet op de EU. Ik wil niet op de feiten vooruitlopen. Voor deze platforms gelden binnen de EU de verplichtingen van de Digital Services Act (DSA). Deze verordening schrijft onder meer voor dat aanbieders van zeer grote online platforms, ook wel Very Large Online Platforms genaamd (VLOPs), de zogenaamde systeemrisico’s die voortvloeien uit hun diensten in kaart moeten brengen en beperken. VLOPs moeten niet alleen deze risico's identificeren en beperken, maar ook vooraf een risicobeoordeling uitvoeren wanneer zij nieuwe functionaliteiten willen introduceren die impact kunnen hebben op deze systeemrisico's, zoals het wijzigen van het contentmoderatiebeleid.

De Europese Commissie houdt primair toezicht op de naleving van deze verplichtingen door VLOPs. Er lopen momenteel verschillende onderzoeken naar X, Meta (moederbedrijf van Instagram en Facebook) en andere grote platforms, waarbij, onder andere, wordt gekeken naar de naleving van alle DSA-verplichtingen rondom contentmoderatie. Het kabinet volgt deze en andere lopende onderzoeken met grote interesse en steunt samen met andere lidstaten de proactieve handhaving van de DSA-verplichtingen.

Het kabinet doet geen onderzoek naar de impact van het veranderende moderatiebeleid in de Verenigde Staten. Wel verricht het kabinet vergelijkend onderzoek naar de effectiviteit van verschillende vormen van contentmoderatie op meerdere zeer grote online platforms. De resultaten van dit onderzoek worden in het najaar van 2025 met beide Kamers gedeeld. Dit onderzoek is ook aangekondigd in de Kamerbrief over de voortgang van de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie die 17 juni 2024 met uw Kamer is gedeeld.

Vraag 5: Investeert de regering in alternatieve communicatiekanalen voor haar eigen berichtgeving? Zo ja, in welke kanalen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 5:

De Rijksoverheid communiceert niet uitsluitend op sociale media, maar via een veelheid aan communicatiekanalen en -middelen, online en offline. De regering investeert extra in de lokale publieke omroepen en werkt aan een wetsvoorstel om het stelsel van lokale en regionale omroepen te herzien. Dit voorstel is eind 2024 in internetconsultatie gegaan. De afspraak is dat de Rijksoverheid (beleids)informatie ook altijd aanbiedt op de eigen websites, zoals rijksoverheid.nl, zodat de bezoeker gegarandeerde toegang heeft tot de informatie zonder dat er een account op een social mediaplatform nodig is. Verder investeert de regering in een aantal pilots voor alternatieve sociale media communicatiekanalen, maar deze hebben momenteel niet hetzelfde brede bereik als andere communicatiekanalen waardoor het op dit moment nog geen volwaardig alternatief is. Hierbij werkt de Nederlandse overheid ook in Europees verband samen.

Vraag 6: Acht u de beschreven strategie in de Rijksbrede aanpak nog altijd afdoende om het publieke debat in Nederland weerbaar te maken tegen desinformatie en manipulatie? Zo ja, hoe versterkt u de digitale weerbaarheid, en welke waarborgen biedt de regering tegen buitenlandse (online) inmenging? Zo nee, welke extra maatregelen bent u van plan te nemen?

Antwoord vraag 6:

Zoals aangegeven in de Voortgangsbrief van 17 juni 2024 verkennen we, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en contacten met andere landen, de mogelijkheden tot aanvullende interventies passend binnen de Nederlandse context.

Vraag 7: Acht u de uitvoering van de Digital Services Act voldoende gewaarborgd om de gevaren van digitale inmenging van buitenstatelijke actoren tegen te gaan? Zo ja, welke waarborgen biedt de DSA volgens u? Zo nee, welke extra maatregelen bent u van plan te nemen?

Antwoord vraag 7:

De DSA harmoniseert de regels die van toepassing zijn op zogenaamde aanbieders van tussenhandeldiensten, waaronder online platforms, online marktplaatsen, sociale mediadiensten en internetaanbieders.

De DSA heeft als doel te zorgen voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare online omgeving, waarin de verspreiding van illegale online-inhoud en de maatschappelijke risico’s die de verspreiding van desinformatie of andere inhoud met zich kunnen meebrengen, worden aangepakt en waarin de grondrechten doeltreffend worden beschermd en innovatie wordt vergemakkelijkt.

Daartoe bevat de DSA een aantal zorgvuldigheidsverplichtingen waar deze aanbieders aan moeten voldoen bij het verlenen van hun diensten.

Aanbieders van VLOPs moeten op grond van de DSA de zogenaamde systeemrisico’s die voortvloeien uit het onderwerp of uit de werking van hun dienst en daaraan verbonden systemen in kaart brengen. De verspreiding van desinformatie, met werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op de burgerdialoog en verkiezingsprocessen, kan zo’n systeemrisico vormen. Daarbij moeten VLOPs rekening houden met niet-authentiek gebruik van hun diensten, zoals het gebruik van nepaccounts, botnetwerken en deepfake-content. VLOPs moeten bij het identificeren van systeemrisico’s maatregelen nemen om de schadelijke effecten te beperken. In dit kader is ook relevant dat op 13 februari jl. de gedragscode tegen desinformatie in de DSA is geïntegreerd6, waardoor de Code voortaan een referentiepunt zal zijn voor het naleven van de DSA door zeer grote online platforms- en zoekmachines. Deze Code omvat een serie aan door VLOPs toegezegde mitigatiemaatregelen als onderdeel van een versterkte naleving van de DSA. Via de verplichte systeemrisicobeoordeling en -beperking biedt de DSA dus mogelijkheden om ongewenste digitale inmenging tegen te gaan.

Ook moeten VLOPs transparantie bieden over de gebruikte algoritmes en aanbevelingssystemen, zodat inzichtelijk wordt waarom bepaalde informatie aan de afnemers van de dienst wordt voorgesteld.

De Europese Commissie houdt primair toezicht op de naleving van deze verplichtingen en kan ingrijpen in het geval van niet-naleving, bijvoorbeeld door dwangsommen op te leggen, boetes te geven van maximaal 6% van de wereldwijde omzet, of, in extreme gevallen van niet-naleving, het aanbieden van een online dienst (tijdelijk) te schorsen.

Aangezien de DSA nog niet zo lang in werking is, is het voorbarig om nu al te oordelen over de effectiviteit van de DSA om digitale inmenging van buitenstatelijke actoren tegen te gaan. Het is belangrijk de DSA zijn werk te laten doen en de Europese Commissie te steunen in haar rol als toezichthouder op de naleving van de DSA. Tijdens de evaluatie van de DSA in 2027 is het mogelijk namens Nederland kritisch te bezien of er aanscherpingen nodig zijn. In de tussentijd werkt Nederland waar mogelijk samen met de Europese Commissie aan een nadere uitwerking van de normen in de DSA. Zo is in januari 2025 bijvoorbeeld een versterkte richtlijn tegen online haatzaaien aangenomen en zijn in maart 2024 richtsnoeren verschenen voor het mitigeren van systeemrisico’s tijdens verkiezingen.

Vraag 8: De leden bereiken signalen dat de toezichthouders op de DSA, de Autoriteit Persoonsgegevens en de Autoriteit Consument & Markt, onvoldoende middelen hebben om hun functie goed uit te voeren. Heeft u deze signalen ook ontvangen? Wat gaat u doen om de toezichthouders goed uit te rusten om hun taak te kunnen uitvoeren?

Antwoord vraag 8:

Op basis van een kosteninschatting en later de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoetsen van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft het kabinet structureel middelen beschikbaar gemaakt. In 2024 ging het om een totaal van € 6,5 miljoen voor de ACM, en € 356.000 voor de AP. In 2025 loopt dit nog op naar € 517.000,– voor de AP. Daarmee kan de ACM 49 fte bekostigen en de AP 3,2 fte.

De ACM heeft aangegeven blij te zijn met de toegekende, structurele middelen. De AP heeft aangegeven dat ze met de vooralsnog beschikbaar gestelde middelen niet in staat is om (internationaal) nalevingsonderzoek te verrichten. Daarvoor stelt zij 2 fte meer nodig te hebben. Er is met de AP afgesproken dat er regelmatig wordt gesproken om een zo goed mogelijk beeld te ontwikkelen van de last die het DSA-toezicht de AP oplevert. Daarnaast is tijdens de Tweede Kamerbehandeling van de Uitvoeringswet DSA een amendement aangenomen als gevolg waarvan het toezicht op artikel 27 DSA bij de AP is komen te liggen in plaats van bij de ACM. Voor de uitvoering van beide taken wordt gekeken naar het mogelijk toekennen van extra middelen aan de AP.

Vraag 9: Bent u bekend met de nieuwe wet tegen desinformatie die recent is aangenomen in Spanje? Kunt u een appreciatie van deze wet geven? Bent u bereid te onderzoeken of een dergelijke wet ook voor de Nederlandse context een zinvol instrument zou kunnen zijn?

Antwoord vraag 9:

Ja, ik ben bekend met de nieuwe Spaanse wet. Op dit moment bestudeer ik de exacte inhoud van deze wet. Ik zal uw Kamer hierover op een later moment informeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

Vraag 10: Op vraag 15 heeft u geen antwoord gegeven. Deze vraag luidde: «In uw brief van 14 juni 2024 besteedt u aandacht aan desinformatie die door statelijke actoren wordt verspreid, waarbij u focust op buitenlandse actoren. In hoeverre wordt door u ook rekening gehouden met het verspreiden van desinformatie door actoren van de Staat der Nederlanden? Acht u het uitgesloten dat zulke verspreiding zich zal kunnen voordoen?» Deze vraag wordt hierbij herhaald.

Antwoord vraag 10 en 11a:

Ik blijf bij mijn vorige beantwoording. Het kabinet hecht veel waarde aan het verstrekken van correcte en feitelijke informatie, en juist het tegengaan van de verspreiding van desinformatie.

Vraag 11: Op vraag 16 heeft u geen antwoord gegeven. Deze vraag luidde: «Op pagina 4 gaat u in op signalen van de AIVD, de NCTV en de Nationale Politie dat er via informatie een «angstaanjagend vijand- beeld» kan worden verspreid. «De verspreiding van deze feitelijke onjuiste boodschappen tasten het vertrouwen in de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht, de traditionele media en de wetenschap aan», zo betoogt u. Acht u het ondenkbaar dat binnenlandse veiligheidsdiensten of Ministers zulke desinformatie kunnen verspreiden? Welke maatregelen heeft u op het oog om zulke situaties te monitoren en aan te pakken?» Verzocht wordt vraag 11a en de vraag 11b afzonderlijk te beantwoorden.

Dus gevraagd wordt:

11a. Acht u het ondenkbaar dat binnenlandse veiligheidsdiensten of Ministers zulke desinformatie kunnen verspreiden?

Antwoord vraag 11a:

Ik blijf bij mijn vorige beantwoording. Het kabinet, verantwoordelijk voor de inlichtingen – en veiligheidsdiensten, hecht veel waarde aan het verstrekken van correcte en feitelijke informatie, en juist het tegengaan van de verspreiding van desinformatie.

11b. Welke maatregelen heeft u op het oog om zulke situaties te monitoren en aan te pakken?

Antwoord 11b:

Het kabinet monitort niet op desinformatie en ziet geen noodzaak om een interne monitoring op te zetten.

Vraag 12: Op vraag 17 geeft u geen antwoord. Deze vraag luidde: «In de NRC van 5 september 2024 wordt aandacht besteed aan een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 september 2024. Op rechtspraak.nl is een persbericht van de rechtbank geplaatst, dat aldus aanvangt: «De Nederlandse Staat heeft ten onrechte het beeld gecreëerd en in stand gehouden dat op het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam ruimte was voor personen met een antidemocratisch en anti-integratief gedachtegoed». Valt zo’n activiteit van de Staat onder het verspreiden van desinformatie?»

U merkt op dat de term «desinformatie» niet in de rechterlijke uitspraak voorkomt. De vraag is of de betreffende activiteit van de Staat der Nederlanden valt onder «desinformatie» zoals u dat definieert in uw brief van 23 december 2022 zoals hierboven in vraag 1 geciteerd. Op die vraag krijgen de leden graag een antwoord.

Antwoord vraag 12:

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 17 juni 2024 gaat het bij desinformatie om het doelbewust verspreiden van misleidende informatie, met het doel om schade toe te brengen aan het publieke debat, democratische processen, de open en kenniseconomie of volksgezondheid. Het toenmalige kabinet heeft gehandeld op basis van de op dat moment beschikbare informatie. De rechter heeft bij het Cornelius Haga Lyceum geoordeeld dat de Staat op sommige momenten onrechtmatig heeft gehandeld. De rechter heeft niet vastgesteld dat de Staat desinformatie heeft verspreid.

Vraag 13: Op vraag 18 geeft u geen antwoord. De vraag luidde: «In het artikel in de NRC wordt vermeld dat toenmalig premier Mark Rutte (VVD) dat «onjuiste frame» verspreidde door tijdens een persconferentie ouders af te raden hun kinderen op de school in te schrijven. Is die constatering juist? Kunt u meedelen wat de Minister-President exact heeft aangegeven? Als de Minister-President beoogde om ouders ervan te weerhouden om hun kinderen op die school in te schrijven, wat tot gevolg zou heb- ben dat het aantal leerlingen terug zou lopen (wat feitelijk ook het gevolg is geweest), werd daar- mee dan welbewust schade toegebracht aan die school en aan de vrijheid van ouders in hun school- keuze? Zo ja, valt het handelen van de toenmalige Minister-President dan niet onder «desinformatie»?» Verzocht wordt de vraag 13a en de vraag 13b afzonderlijk te beantwoorden.

Hierbij wordt nogmaals gevraagd:

13a. Als de Minister-President beoogde om ouders ervan te weerhouden om hun kinderen op die school in te schrijven, wat tot gevolg zou hebben dat het aantal leerlingen terug zou lopen (wat feitelijk ook het gevolg is geweest), werd daarmee dan welbewust schade toegebracht aan die school en aan de vrijheid van ouders in hun schoolkeuze?

Antwoord vraag 13a:

Zoals in vraag 12 omschreven heeft het toenmalige kabinet gehandeld op basis van de op dat moment beschikbare informatie.

13.b Valt het handelen van de toenmalige Minister-President onder «desinformatie» zoals u dat definieert in uw brief van 23 december 2022 zoals hierboven in vraag 1 geciteerd.

Antwoord vraag 13b:

Zoals aangegeven in vraag 12 heeft het toenmalige kabinet gehandeld op basis van de op dat moment beschikbare informatie. De rechter heeft bij het Cornelius Haga Lyceum geoordeeld dat de Staat op sommige momenten onrechtmatig heeft gehandeld. De rechter heeft niet vastgesteld dat de Staat desinformatie heeft verspreid.

Vraag 14: Vraag 19 omvatte de vraag: «Acht u het – mede in het licht van het handelen van de AIVD in het kader van de berichtgeving over het Haga Lyceum – uitgesloten dat een binnenlandse veiligheidsdienst of andere actoren van de Staat der Nederlanden «angstaanjagende vijandbeelden» kunnen produceren?»

U geeft op die vraag geen antwoord. Verzocht wordt de vraag 14a en de vraag 14b afzonderlijk te beantwoorden.

Vraag 14a: Verzocht wordt alsnog aan te geven of u dat uitgesloten acht, en zo ja op welke gronden.

Antwoord vraag 14a:

Het kabinet zet geen «angstaanjagende vijandbeelden» neer.

Vraag 14b. Zo nee, welke maatregelen worden in uw beleid opgenomen om zulke situaties te voorkomen?

Antwoord vraag 14b:

Zoals in de beantwoording van Kamervragen op 25 oktober 2024 vermeld heeft uw Kamer op 6 december 2019 het CTIVD rapport over het Cornelius Haga Lyceum ontvangen.7 De AIVD heeft naar aanleiding van de conclusies van het rapport een aantal maatregelen genomen. Zo zijn bijvoorbeeld het interne beleid en de werkprocessen verder aangescherpt, zodat besluitvorming over gegevensverstrekking nog uitgebreider wordt vastgelegd.


X Noot
1

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Lagas (BBB) (voorzitter), Kroon (BBB),Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Fiers (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Janssen-Van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Geerdink (VVD), Van de Sanden (VVD), Meijer (VVD) (ondervoorzitter), Doornhof (CDA), Prins (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66), Aerdts (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Talsma (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2024/25, 35 295, AV herdruk.

X Noot
3

A. Bakker, «Lobbyschandaal in Brussel: EU betaalde milieuclubs in het geheim voor promotie van groene plannen Timmermans, De Telegraaf 22 januari 2025.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/23, 35 295, AG.

X Noot
5

Kamerstukken II 2024–2025, 30 821, nr. 254.

X Noot
7

Eerste Kamer 2024/25 35 295, AV & Eerste Kamer 2019/20 29 614, nr. 195

Naar boven