35 292 Wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie-efficiëntie

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 31 oktober 2019

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

blz.

     

I.

ALGEMEEN

1

1.

Aanleiding en doel van het wetsvoorstel

2

2.

Inhoud implementatiewetsvoorstel wijzigingsrichtlijn

2

2.1

Meten van warmte en koude

2

2.2

Op afstand uitleesbare meters voor warmte en koude

3

2.3

Kosten van toegang tot informatie van warmte en koude

3

3.

Overige aspecten wijzigingsrichtlijn

3

3.1

Verplichting inzake energiebesparingen

3

3.2

Financiering van energie-efficiëntie

4

3.3

Handhaving

4

4.

Regeldruk

5

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende voorstel. Deze leden erkennen dat energiebesparing noodzakelijk gaat zijn in de overgang naar een klimaatneutrale maatschappij. Zij vragen echter of deze richtlijn daartoe het geëigende instrument is.

1. Aanleiding en doel van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie zijn ervan overtuigd dat het niet-meer-dan-anders-principe voor het bepalen van de maximumtarieven zo snel mogelijk moet worden gewijzigd. Aangaande deze wijziging van de Warmtewet is de motie-Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 30 196, nr. 663) aangenomen. De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft naar aanleiding van de tweejaarlijkse rendementsmonitor warmteleveranciers 2017–2018 de warmteleveranciers van de grote warmtenetten opgeroepen om hun tarieven te verlagen (Kamerstuk 29 023, nr. 251). Deze leden vragen in hoeverre de Autoriteit Consument en Markt de mogelijkheid heeft op basis van artikel 5 van de Warmtewet om voor dit kleine aantal grote warmteleveranciers lagere maximumtarieven in 2020 vast te stellen dan de gasreferentie.

De leden van de SP-fractie vragen naar het energieverbruik van de afgelopen tien jaar. Welke trend is hierin te herkennen? Wordt erkend dat het doel van 32.5% energiebesparing ten opzichte van 2005 binnen tien jaar onrealistisch is, zonder over te gaan op drastische maatregelen? Deze leden vragen verder waarom energiebesparing amper onderdeel vormt van het huidige klimaatbeleid en het net gesloten Klimaatakkoord. Waarom is dit niet als grote pijler meegenomen in het geheel aan maatregelen?

De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat de focus van deze richtlijn vrijwel geheel bij huishoudens ligt. Welke energiebesparingsmaatregelen nemen bedrijven om tot het nationale doel in 2030 te komen?

2. Inhoud implementatiewetsvoorstel wijzigingsrichtlijn

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre elke voorgestelde wijziging afwijkt van het huidig regelgevend kader.

2.1 Meten van warmte en koude

De leden van de VVD-fractie lezen dat met betrekking tot artikel 9ter van de richtlijn over de kostenverdeling in appartementen en in multifunctionele gebouwen de leverancier de redelijke kosten in rekening brengt voor de warmtekostenverdeelsystematiek. Kan de regering toelichten hoe wordt bepaald wat redelijke kosten zijn? Door welke instantie wordt bepaald wat redelijke kosten zijn en hoe wordt hierop toegezien?

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre worden Vereniging van eigenaars en huurders betrokken bij het opstellen van de regels ten aanzien van de kostenverdeling. Hoe kunnen gebruikers ervan op aan dat de leverancier redelijke kosten in rekening brengt, welke controlemechanismen staan hen ter beschikking?

2.2 Op afstand uitleesbare meters voor warmte en koude

De leden van de VVD-fractie lezen dat alle warmte-en koudemeters die niet op afstand uitleesbaar zijn uiterlijk op 1 januari 2027 dienen te worden vervangen of aangepast zodat het op afstand uitleesbare meters zijn, tenzij dit niet kostenefficiënt is. Kan de regering toelichten wanneer het vervangen of aanpassen van meters kostenefficiënt is? Voorts willen deze leden weten hoe een door de richtlijn geadresseerde partij kan aangeven of het vervangen of aanpassen van de meters niet kostenefficiënt is. Bij welke instantie kunnen zij hiervoor terecht? Zij vragen verder wie de kosten draagt voor het vervangen of aanpassen van meters. Welke partij controleert of de meter is vervangen? Wat is de eventuele sanctie voor het niet vervangen van meters?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er eisen kunnen worden gesteld rondom de circulariteit en andere duurzaamheidscriteria van de te plaatsen meters. Netbeheerders hebben hier al stappen toe gezet1, maar in het kader van de bredere transitie en de doelen rondom circulaire economie vinden deze leden het wenselijk dat dit een algemeen principe wordt. Zij vragen tevens in hoeverre het tempo van het uitrollen van slimme meters zoals die nu wordt geregeld in dit voorstel aansluit bij de te halen klimaat- en energiedoelen.

De leden van de SP-fractie zijn kritisch op de uitrol van de zogenaamde slimme meters. Te vaak blijkt het verbruik en daarmee de facturering niet kloppend. Deze leden merken op dat de implementatie van voorliggende richtlijn niet wordt aangegrepen om deze problemen die gebruikers ervaren op te lossen. Op welk moment worden de klachten die gebruikers hebben serieus opgepakt?

De leden van de SP-fractie vragen of het toegestaan is dat leveranciers of meetbedrijven gegevens verstrekken aan derden.

De leden van de SP-fractie zien ook geen direct verband tussen het plaatsen van de meter en de benodigde hoeveelheid energiebesparing. Wordt erkend dat alleen het terugkoppelen van verbruik niet tot de benodigde besparing gaat leiden? Ook vragen zij waarom de focus vrijwel geheel op huishoudens ligt. Verder vragen deze leden hoe de verplichting op de installatie van de meters na 2027 in de praktijk zal worden nageleefd. Als een gebruiker weigert toegang tot zijn of haar woning te verschaffen, wordt hij of zij daartoe verplicht?

2.3 Kosten van toegang tot informatie van warmte en koude

De leden van de SP-fractie vragen hoe het meettarief in de praktijk tot stand komt. Welke derde partij verricht op welke wijze de berekeningen? Wat zijn de huidige tarieven die in rekening worden gebracht?

3. Overige aspecten wijzigingsrichtlijn

3.1 Verplichting inzake energiebesparingen

De leden van de VVD-fractie lezen dat er op basis van de richtlijn ieder jaar 0,8% van het gemiddelde eindverbruik in de jaren 2016 t/m 2018 dient te worden bespaard. Deze leden vragen op wie deze verplichting betrekking heeft. Kan de regering toelichten welke partijen onder deze richtlijn vallen? Wordt over de energiebesparingsverplichting informatie verstrekt aan de door de richtlijn geadresseerde partijen?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering toe te lichten wat de verschillen zijn tussen 1,5% jaarlijkse energiebesparing in de periode 2021–2030 van het eerdere commissievoorstel en de 0,8% van het gemiddelde eindverbruik in de jaren 2016 t/m 2018 die in het voorliggende voorstel wordt geïmplementeerd. Deze leden vragen naar de gerealiseerde energiebesparing (percentage en petajoule) in de periode 2010–2020, de maatregelen die de rijksoverheid in deze periode heeft genomen, wat de maatschappelijke en overheidskosten waren per maatregel en wat de jaarlijkse CO2-reductie was van die maatregelen. Zij vragen wat de verwachte autonome energiebesparing in de periode 2020–2030 is en wat de verwachte energiebesparing door de maatregelen van het klimaatakkoord is. Deze leden vragen of in beeld is in hoeverre de inspanningen ten behoeve van energiebesparing in de komende jaren geïntensiveerd en uitgebreid kan worden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering duidelijker toe te lichten waarom niet gekozen is voor een verplichtingsregeling. Geeft een verplichtingsregeling niet meer garanties op het behalen van de doelen voor energie-efficiëntie?

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel energiebesparing de gecontinueerde maatregelen gaan opleveren. Hoeveel heeft de verplichting voor bedrijven om energiebesparingsmaatregelen te nemen (Wet Milieubeheer) de afgelopen jaren aan besparing opgeleverd? Hoeveel energiebesparing heeft de energiebelasting opgeleverd? Hoeveel energiebesparing heeft de energie-investeringsaftrek opgeleverd? Wanneer hier geen duidelijke relatie tussen maatregel en besparing te leggen is, waarom dan op deze voet doorgaan?

De leden van de SP-fractie vragen over welke energiebesparingsmaatregelen momenteel wordt nagedacht en of deze ook daadwerkelijk onderdeel gaan zijn van het eerstvolgende Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK) zoals beoogd. Hoeveel besparing komt hieruit voort en hoeveel gaat dat zijn richting 2030? Welk deel van de maatregelen komt neer bij huishoudens en welk deel bij bedrijven?

3.2 Financiering van energie-efficiëntie

De leden van de VVD-fractie willen graag weten of de Europese Commissie ook zelfstandig regelingen zal opzetten om geld te lenen voor de verduurzaming van panden.

De leden van de SP-fractie vragen of alle financieringsmogelijkheden, zowel leningen als subsidies en middelen uit publiek-private fondsen, voor energiebesparingsmaatregelen voor huishoudens onder elkaar kunnen worden gezet. Tevens vragen deze leden of alle financieringsmogelijkheden, zowel leningen als subsidies en middelen uit publiek-private fondsen, voor energiebesparingsmaatregelen voor bedrijven onder elkaar kunnen worden gezet. Zij vragen om hierbij een onderscheid te maken tussen regelingen gericht op het midden- en kleinbedrijf en de energie-intensieve bedrijven.

3.3 Handhaving

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de handhaving en de daarbij behorende sancties zich verhouden tot het sanctieregime uit de Wet Milieubeheer.

4. Regeldruk

De leden van de VVD-fractie lezen dat er kan worden afgeweken van de op afstand leesbare meters in het geval van kostenefficiëntie en technische haalbaarheid. Kunnen deze uitzonderingen nader worden toegelicht?

De voorzitter van de commissie, Diks

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Naar boven