35 282 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid)

K VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 september 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft kennisgenomen van de brief van 13 juni 20222 waarin de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Kamer informeert over de stand van zaken met betrekking tot internationalisering binnen het hogeronderwijsstelsel, in het bijzonder over de voortgang van het voorstel voor de Wet taal en toegankelijkheid3. De leden van de fractie van de PvdA hadden naar aanleiding hiervan een aantal vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 5 juli 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Minister heeft op 5 september 2022 geantwoord.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, 5 juli 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 13 juni 20224 waarin u de Kamer informeert over de stand van zaken met betrekking tot internationalisering binnen het hogeronderwijsstelsel, in het bijzonder over de voortgang van het voorstel voor de Wet taal en toegankelijkheid5. De leden van de fractie van de PvdA hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen.

U schrijft dat het vraagstuk van de groeiende internationale instroom niet los gezien kan worden «van bijvoorbeeld vraagstukken rond (regionale) arbeidsmarkt(krapte), kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs, Nederlands als academische taal en studentenhuisvesting». U geeft aan dat het «daarom van belang [is] een balans te creëren, waarbij de waardevolle aspecten van internationalisering behouden blijven en tevens de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs behouden blijft.»6

U schrijft voorts dat u «samen met de instellingen en andere stakeholders, zoals studenten en regionale partijen naar oplossingen zoek[t] om deze balans te bewerkstelligen en te komen tot een toekomstbestendig bestel.»7

De fractieleden van de PvdA vinden het belangrijk dat ook docenten en andere direct betrokkenen meepraten over de «balans» die u zoekt. Deelt u deze mening met hen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat deze stem goed gehoord wordt?

De leden van de PvdA-fractie horen voorts graag van u of situaties (mogelijk verschillend per stad/regio) buiten het onderwijs randvoorwaardelijk (kunnen) worden gesteld voor de feitelijke invulling van de internationalisering. Zo ja, hoe ziet u de rol van de (centrum)gemeente hierbij? Is het mogelijk om, net als bij de prestatieafspraken bij woningbouwcorporaties, de gemeente een formele positie te geven?

Daarnaast vernemen voornoemde leden graag welke «regionale partijen» worden betrokken bij het vinden van de balans en op welke wijze deze partijen actief worden betrokken bij de verkenning naar de toekomstbestendigheid van het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek.

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag voor het einde van het zomerreces van de Kamer.

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. Verkerk

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2022

Hierbij stuur ik u de reactie op het verzoek van de Commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar aanleiding van mijn brief van 13 juni 2022 inzake internationalisering in het hoger onderwijs.

De fractieleden van de PvdA geven aan dat zij het belangrijk vinden dat ook docenten en andere direct betrokkenen meepraten over de «balans» in internationalisering in het hoger onderwijs. Zij vragen of ik deze mening met hen deel en zo ja, hoe ik ervoor zorg dat deze stem goed gehoord wordt?

Ik deel deze mening. Het is zeker van belang om ook docenten te betrekken bij dit vraagstuk. In september 2022 start ik samen met de VH en UNL een toekomstverkenning8. Hierbij zal ik uiteraard studenten, docenten en onderzoekers betrekken.

Voorts horen de leden van de PvdA-fractie graag of situaties (mogelijk verschillend per stad/regio) buiten het onderwijs randvoorwaardelijk (kunnen) worden gesteld voor de feitelijke invulling van de internationalisering. Zo ja, wat is de mogelijke rol van de (centrum)gemeente hierbij? Is het mogelijk om, net als bij de prestatieafspraken bij woningbouwcorporaties, de gemeente een formele positie te geven?

Het hoger onderwijs kan niet los gezien worden van de situatie buiten het onderwijs. Ontwikkelingen op het gebied van de arbeidsmarkt, huisvesting, regionale ambities en problematiek (bijv. krimp) en demografie zullen worden meegenomen in de toekomstverkenning die opgesteld gaat worden om te komen tot een duurzaam stelsel. In het recent gesloten bestuursakkoord9 met het hoger onderwijsveld is aangegeven dat in de toekomstverkenning onder andere de volgende vraag wordt meegenomen:

Hoe combineren we een goede internationale positionering van instellingen en een groeiende instroom van internationale studenten met een goede balans met de omgeving zoals huisvesting, met behoud van het Nederlands als academische taal?

De gemeente heeft op dit moment geen formele positie als het gaat om de toelating van studenten tot het (hoger) onderwijs. Echter, gezocht zal worden naar een goede balans in kwaliteit, toegankelijkheid en de doelmatigheid voor een toekomstbestendig stelsel, zowel nationaal als regionaal, rekening houdend met de situatie buiten het onderwijs. Hoe dat evenwicht vorm te geven, welke partijen daarin een (formele) rol hebben en welke maatregelen of instrumenten daarbij horen, wordt in het kader van de toekomstverkenning nader bezien. Ik heb daarbij goede nota genomen van de suggesties die de PvdA-fractie doet.

Als laatste vernemen de leden van de PvdA fractie graag welke «regionale partijen» worden betrokken bij het vinden van de balans en op welke wijze deze partijen actief worden betrokken bij de verkenning naar de toekomstbestendigheid van het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek.

De toekomstverkenning is nu in voorbereiding, inclusief de vormgeving van het proces en welke (regionale) partijen betrokken zullen worden. Zoals eerder geschetst zal ook de situatie buiten het onderwijs meegenomen worden in de toekomstverkenning, daarbij wordt onder andere gedacht aan stakeholders zoals gemeenten, provincies en werkgevers(organisaties).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van den Berg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Veldhoen (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD) en Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2021/22, 35 282, J.

X Noot
3

Kamerstukken 35 282.

X Noot
4

Kamerstukken I 2021/22, 35 282, J.

X Noot
5

Kamerstukken 35 282.

X Noot
6

Kamerstukken I 2021/22, 35 282, J, p. 1.

X Noot
7

Kamerstukken I 2021/22, 35 282, J, p. 1–2.

X Noot
8

TK 31 288, nr. 964

X Noot
9

TK 31 288, nr. 969

Naar boven