35 282 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid)

Nr. 10 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 5 december 2019

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, wordt het voorgestelde artikel 1.1 als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel dd wordt «die een student zich bij de beëindiging van de opleiding moet hebben verworven» vervangen door «die een student bij de beëindiging van de opleiding moet hebben verworven».

2. In onderdeel ee wordt «het traject dat overeenkomst met» vervangen door «het traject dat overeenkomt met».

B

In artikel I, onderdeel B, wordt in het voorgestelde artikel 1.3, zesde lid, onderdeel a, «de kennis, inzicht en vaardigheden» vervangen door «de kennis, het inzicht en de vaardigheden».

C

In artikel I, onderdeel Ca, wordt in het voorgestelde artikel 5.1, tweede lid, onderdeel a, «dat overeenkomst met ten minste» vervangen door «dat overeenkomt met ten minste».

D

In artikel I, onderdeel D, wordt in het voorgestelde artikel 5.6, tweede lid, onderdeel d, «op grond van artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c,» vervangen door «op grond van artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c,».

E

Artikel I, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het voorgestelde artikel 5.6a wordt als volgt gewijzigd:

a. In het vierde lid wordt «artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c» vervangen door «artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c».

b. In het zevende lid vervalt «nadere».

2. Het voorgestelde artikel 5.6c wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede lid vervalt.

b. Onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

3. Voordat het accreditatieorgaan de instemming intrekt, stelt het een onderzoek in naar het voldoen aan artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c, waarvoor het een commissie van deskundigen kan instellen. Op de commissie van deskundigen is artikel 5.14 van overeenkomstige toepassing. Op het onderzoek zijn de artikelen 5:13, 5:16, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

4. In geval van een onderzoek als bedoeld in het derde lid, legt het accreditatieorgaan in een rapport in ieder geval vast:

a. het advies van de commissie van deskundigen over het voldoen aan artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c;

b. de bevindingen van de commissie.

F

In artikel I, onderdeel G, wordt in het voorgestelde artikel 5.11, tweede lid, onderdeel c, «artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c» vervangen door «artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c».

G

In artikel I, onderdeel J, wordt in het voorgestelde artikel 5.31a, eerste lid, «artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c» vervangen door «artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c».

H

In artikel I, onderdeel La, wordt in het voorgestelde artikel 6.13, vierde lid, onderdeel y, «een Nederlandstale opleiding» vervangen door «een Nederlandstalige opleiding».

I

In artikel I, onderdeel M, wordt in het voorgestelde artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c, «de door hem te verwerven kennis, inzicht of vaardigheden bij afronding van de opleiding» vervangen door «de kennis, het inzicht of de vaardigheden die hij bij afronding van de opleiding moet hebben verworven».

J

In artikel I, onderdeel T, wordt in voorgesteld artikel 7.34, eerste lid, onderdeel a, «7.53, derde lid,» vervangen door «7.53a, tweede lid,».

K

In artikel I, onderdeel W, wordt onder vernummering van het eerste tot en met het vijfde lid tot het tweede tot en met het zesde lid, een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:

1. In het eerste lid wordt «de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede en zesde lid» vervangen door «de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste en zesde lid, of voorwaarden die zijn gesteld krachtens artikel 7.45a, tweede lid».

L

In artikel I, onderdeel X, wordt in het voorgestelde artikel 7.46a, eerste en vierde lid, «bedoeld in artikel 7.45a, eerste en tweede lid,» vervangen door «bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, of voorwaarden die zijn gesteld krachtens artikel 7.45a, tweede lid,».

M

In artikel I, onderdeel MM, wordt in het voorgestelde artikel 18.94, eerste lid, «de situatie, bedoeld in het eerste lid,» vervangen door «de situatie, bedoeld in artikel 18.93, eerste lid,».

N

Voorgesteld artikel IIIA, tweede lid, komt te luiden:

2. De zinsnede «6.5 en 15.1, eerste lid» wordt vervangen door «5.31a, eerste lid, 6.5, en 15.1, eerste lid».

Toelichting

Algemeen

Met onderhavige nota van wijziging worden enkele redactionele verbeteringen aangebracht in het wetsvoorstel. Tevens wordt een omissie in het wetsvoorstel hersteld; in het wetsvoorstel is niet geregeld dat het accreditatieorgaan (de NVAO), alvorens tot intrekking van de instemming voor anderstalig onderwijs wordt overgegaan, een onderzoek instelt en daartoe een panel van deskundigen instelt. Voor de tussentijdse intrekking van de accreditatie is dit al wel in de wet geregeld. Dat gebeurt met onderhavige nota van wijziging zo ook voor de intrekking van instemming op een andere taal.

Onderdelen A tot en met I

Enkele redactionele verbeteringen worden doorgevoerd in de artikelen 1.1, 1.3, 5.1, 5.6, 5.6a, 5.11, 5.31a, 6.13 en 7.2, die worden voorgesteld in het wetsvoorstel zoals gewijzigd bij eerste nota van wijziging.

Onderdeel E

Artikel 5.6c biedt de mogelijkheid voor de NVAO om een verleende instemming voor het verzorgen van een opleiding in een andere taal in te trekken, indien er vanwege gewijzigde omstandigheden geen sprake meer van is dat het meerwaarde heeft voor de student om twee derde deel van de opleiding of meer in een andere taal dan het Nederlands te verzorgen. De NVAO kan tot deze conclusie komen indien naar haar oordeel blijkt dat niet langer kan worden uitgegaan van de eerder beoordeelde onderbouwing van de instelling om tot anderstalig onderwijs over te gaan (zie ook de artikelsgewijze toelichting bij voorgesteld artikel 5.6c in het wetsvoorstel).

Met de wijziging in onderdeel E komt het in het wetsvoorstel voorgestelde tweede lid te vervallen. Met dat lid werd artikel 7.3, zesde lid van de WHW, van toepassing verklaard. Op grond van artikel 7.3, zesde lid, worden zittende studenten in de gelegenheid gesteld hun opleiding bij de instelling te vervolgen indien de opleiding wordt beëindigd; de termijn die wordt gehanteerd is ten hoogste de resterende studieduur van de betreffende studenten, vermeerderd met een jaar. Ook indien een opleiding naar aanleiding van een intrekking als bedoeld in artikel 5.6c wordt beëindigd, is de afbouwtermijn van toepassing. Dit volgt echter reeds uit artikel 7.3, zesde lid; het van toepassing verklaren in artikel 5.6c is daarom niet nodig.

Een nieuw derde lid wordt toegevoegd aan artikel 5.6c, waarin wordt geregeld dat de NVAO een onderzoek instelt alvorens tot de intrekking van een instemming kan worden overgegaan. Daartoe kan de NVAO een commissie van deskundigen (een panel) instellen. De commissie van deskundigen wordt ingesteld overeenkomstig huidig artikel 5.14 van de WHW. Dezelfde werkwijze is reeds in artikel 5.20, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek geregeld als het gaat om het tussentijds intrekken van een accreditatie.

In het nieuwe vierde lid wordt bepaald dat de commissie van deskundigen een onderzoeksrapport opstelt dat als basis dient voor het al dan niet intrekken van de instemming. In het rapport worden in ieder geval de bevindingen van de commissie opgenomen alsmede haar advies.

Onderdeel J

Met de eerste nota van wijziging is in voorgesteld artikel 7.53a een nieuw eerste lid ingevoegd, en is het tweede lid vernummerd naar het derde lid. De verwijzing naar artikel 7.53a, tweede lid, in voorgesteld artikel 7.34, eerste lid, onderdeel a, was abusievelijk nog niet vervangen door een verwijzing naar het derde lid. Dat gebeurt met deze wijziging alsnog.

Onderdelen K en L

Het in het wetsvoorstel voorgestelde artikel 7.46a met betrekking tot het instellingscollegegeld OU betreft een samentrekking van de artikelen 7.45b en 7.46 van de huidige wet. In het eerste en vijfde lid van voorgesteld artikel 7.46a (in de huidige wet artikel 7.46, eerste lid, respectievelijk artikel 7.45b, vijfde lid) wordt verwezen naar «de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste en tweede lid». Daarmee worden de voorwaarden bedoeld die gelden om voor het betalen van het wettelijk collegegeldtarief in aanmerking te komen. Artikel 7.45a, tweede lid, noemt echter geen voorwaarden, maar geeft een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur de voorwaarden als bedoeld in artikel 7.45a, eerste lid, uit te breiden. Daarom worden met onderdeel L in deze nota van wijziging de twee verwijzingen in het eerste en vijfde lid van voorgesteld artikel 7.46a aangepast en wordt nu verwezen naar «voorwaarden die zijn gesteld krachtens artikel 7.45a, tweede lid». Het betreft derhalve een redactionele wijziging.

Dienovereenkomstig wordt met deze nota van wijziging in het huidige artikel 7.46, eerste lid, dezelfde wijziging aangebracht (zie onderdeel K).

Onderdeel M

Per abuis is met de eerste nota van wijziging in het gewijzigde artikel 18.94, eerste lid, een verwijzing opgenomen naar ditzelfde eerste lid. Deze verwijzing wordt vervangen door een verwijzing naar artikel 18.93, eerste lid.

Onderdeel N

Met de eerste nota van wijziging is met voorgesteld artikel IIIA een aantal besluiten van de NVAO toegevoegd aan de opsomming in artikel 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat tegen deze besluiten uitsluitend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden opgekomen in eerste en enige aanleg. Abusievelijk is hierbij verwezen naar voorgesteld artikel 18.93, tweede lid. Nu dit artikellid geen rechtstreekse grondslag biedt voor het nemen van een besluit, is deze verwijzing geschrapt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven