Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35260-(R2131) nr. F |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35260-(R2131) nr. F |
Ontvangen 10 juli 2020
Inleiding
De regering dankt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag van 22 juni 2020 met betrekking tot het wetsvoorstel tot goedkeuring van het verdrag met de Verenigde Staten van Amerika inzake de totstandkoming van een raamwerk voor samenwerking op het gebied van defensieaangelegenheden (hierna te noemen: Raamverdrag). Met belangstelling is hiervan kennisgenomen. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden de gestelde vragen, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, beantwoord.
Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie danken de regering voor de nadere memorie van antwoord. Zij zijn geneigd in te stemmen met het Raamverdrag, maar begrijpen de redenatie van de regering nog niet op het punt van medegelding. De regering zegt dat het Raamverdrag slechts juridische kaders biedt voor in de toekomst te sluiten Memoranda of Understanding (MoU’s). Tegelijk stelt de regering dat alleen het Koninkrijk volkenrechtelijk relaties kan hebben met andere staten en dat het sluiten van verdragen daarmee een Koninkrijksaangelegenheid is.
Vraag 1
Welke MoU’s zou elk van de vier landen in het Koninkrijk kunnen sluiten op het terrein van defensie en buitenlandse zaken die niet onder de Koninkrijksaangelegenheden zouden vallen?
Antwoord
Alle MoU’s op het gebied van defensiesamenwerking worden door de Minister van Defensie, als Koninkrijksminister, gesloten en niet door de afzonderlijke landen. In het geval de afzonderlijke landen een MoU op het terrein van defensiesamenwerking wensen, is het de Minister van Defensie die een dergelijk MoU sluit ten behoeve van de betreffende landen. Op het gebied van buitenlandse zaken geldt evenzo dat de landen niet eigenstandig MoU’s kunnen aangaan.
Vraag 2
Valt de huidige stationering van Amerikaans personeel en materieel in het Caribisch deel van het Koninkrijk onder competentie van de landsregeringen of van de Koninkrijksregering? Zou dit volgens de Koninkrijksregering in de toekomst onder dit Raamverdrag dienen te vallen?
Antwoord
De op 19 oktober 2012 door het Koninkrijk met de Verenigde Staten gesloten Overeenkomst inzake de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk (Trb. 2012, 226; hierna: «SOFA VS») biedt de juridische grondslag voor de status van Amerikaans personeel en materieel aanwezig op het grondgebied van het Caribische deel van het Koninkrijk in het kader van overeengekomen defensiesamenwerkingsactiviteiten die onder de reikwijdte van het verdrag vallen. In het verdrag zijn onder andere afspraken opgenomen die onder de competentie van de landen vallen, waaronder de rechtsmacht, in- en uitvoer van goederen, belastingvrijstellingen en het dragen van wapens. Het verdrag betekent niet dat Amerikaans personeel zonder meer en zonder enig overleg het grondgebied van het Caribische deel van het Koninkrijk kan betreden. Voor ieder bezoek zal toestemming moeten worden verleend door de betreffende (lokale) autoriteiten. De betreffende autoriteiten van het Caribische deel van het Koninkrijk blijven dus zeggenschap houden over wanneer het personeel van de andere verdragspartij hun grondgebied zal kunnen betreden. De SOFA VS is en blijft de juridische grondslag voor defensiesamenwerkingsactiviteiten die onder de reikwijdte van dat verdrag vallen.
De enige stationering voor langere periode van Amerikaans personeel en materieel in het Caribisch deel van het Koninkrijk, betreft momenteel de stationering inzake het op 2 maart 2000 tot stand gekomen Verdrag inzake samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende de toegang tot en het gebruik van faciliteiten in de Nederlandse Antillen en Aruba voor drugsbestrijding vanuit de lucht, zoals gewijzigd (Trb. 2000, 34; hierna: «FOL-verdrag»). Het FOL-verdrag, dat een zelfstandige regeling voor de stationering van Amerikaans personeel bevat, staat in geen relatie tot het Raamverdrag.
Vraag 3
De regering meldt dat er voor Caribisch Nederland nog geen medegelding is omdat er nog lopende overeenkomsten zijn. Heeft Caribisch Nederland als deel van het land Nederland eigenstandig de competentie tot het aangaan van dergelijke MoU’s? Zo nee, waarom is het Raamverdrag dan niet geldig voor Caribisch Nederland, als immers het Raamverdrag niet per definitie van toepassing is op reeds gesloten verdragen en per geval expliciete inroeping van het Raamverdrag nodig is?
Antwoord
Nee, het Caribische deel van Nederland kan niet eigenstandig MoU’s aangaan (zie het antwoord op vraag 1). Het Raamverdrag kan nog niet gelden voor het Caribische deel van Nederland, omdat het op 18 augustus 1960 met de VS gesloten beveiligingsverdrag en het wijzigingsverdrag van 1981 op dit moment alleen van toepassing zijn op het Europese deel van Nederland (Trb. 2017, 193 heruitgave). Het Raamverdrag kan worden uitgebreid tot het Caribische deel van Nederland, zodra het beveiligingsverdrag en het wijzigingsverdrag voor dit deel zijn goedgekeurd.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35260-F.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.