35 260 (R2131) Goedkeuring Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake de samenwerking van defensieaangelegenheden

E VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING1

Vastgesteld 22 juni 2020

De nadere memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het uitbrengen van verslag met daarin de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie danken de regering voor de nadere memorie van antwoord. Zij zijn geneigd in te stemmen met het Raamverdrag, maar begrijpen de redenatie van de regering nog niet op het punt van medegelding. De regering zegt dat het Raamverdrag slechts juridische kaders biedt voor in de toekomst te sluiten Memoranda of Understanding (MoU’s). Tegelijk stelt de regering dat alleen het Koninkrijk volkenrechtelijk relaties kan hebben met andere staten en dat het sluiten van verdragen daarmee een Koninkrijksaangelegenheid is.

Dit roept voor deze leden de volgende vragen op:

Welke MoU’s zou elk van de vier landen in het Koninkrijk kunnen sluiten op het terrein van defensie en buitenlandse zaken die niet onder de Koninkrijksaangelegenheden zouden vallen?

Valt de huidige stationering van Amerikaans personeel en materieel in het Caribisch deel van het Koninkrijk onder competentie van de landsregeringen of van de Koninkrijksregering? Zou dit volgens de Koninkrijksregering in de toekomst onder dit Raamverdrag dienen te vallen?

De regering meldt dat er voor Caribisch Nederland nog geen medegelding is omdat er nog lopende overeenkomsten zijn. Heeft Caribisch Nederland als deel van het land Nederland eigenstandig de competentie tot het aangaan van dergelijke MoU’s?

Zo nee, waarom is het Raamverdrag dan niet geldig voor Caribisch Nederland, als immers het Raamverdrag niet per definitie van toepassing is op reeds gesloten verdragen en per geval expliciete inroeping van het Raamverdrag nodig is?

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking zien met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Apeldoorn

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk


X Noot
1

Samenstelling:

Faber-van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Knapen (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Koole (PvdA), Teunissen (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD) (1e ondervoorzitter), Beukering (FvD), Bezaan (PVV), Dittrich (D66), Gerbrandy (OSF), Huizinga-Heringa (CU) (2e ondervoorzitter), Karimi (GL), Kluit (GL), Moonen (D66), Otten (Fractie-Otten), Van Pareren (FVD), Vos (PvdA), Van Wely (FVD)

Naar boven